Lecture 4 -- Human Development -- Endocrine System
Lecture 3 -- Human Development -- Female reproductive System
Lecture 2 -- Human Development -- Male reproductive System
All for this textbook (3)
Written for
Fontys Hogeschool (Fontys)
HBO Verpleegkunde
KTF 1
All documents for this subject (7)
Seller
Follow
Studentje1000
Reviews received
Content preview
AFP alle leerdoelen uitgewerkt periode 1
Les 1:
1. verwoordt welke deelvaardigheden nodig zijn voor een verantwoorde klinische redenatie.
Je hebt 6 stappen om klinisch te redeneren:
- Oriëntatie op de situatie/klinisch beeld. Dit kun je bijvoorbeeld doen aan de hand van de
SBAR-tool. Voorbeeld:
S: Patiënt hoest vies sputum op, is kortademig, heeft koorts, ziet grauw en heeft een
saturatie van rond de 80.
B: Patiënt heeft kanker en krijgt chemotherapie. Daardoor heeft hij een verzwakte
afweer. Hij gebruikt geen antibiotica en is verder niet bekend met longziekten. Patiënt is
een matige roker.
A: Mogelijke oorzaak is een bacteriële pneumonie.
R: Op basis van het klinisch beeld en de urgentie moet je een arts waarschuwen, die de
patiënt zal laten opnemen in het ziekenhuis, waar hij waarschijnlijk zuurstof en
antibiotica zal krijgen. Uiteraard is verder onderzoek nodig.
- Klinische probleemstellingen. In de eerste stap (oriëntatie) is duidelijk gemaakt dat er
iets aan de hand is. In deze tweede stap (klinische probleemstellingen) bekijk je wat er
mis is.
- Aanvullend klinisch onderzoek. Dit is nodig om een ziekte of gevolgen van een
aandoening aan te tonen. Ieder aangevraagd onderzoek heeft een vraagstelling. De arts
is hiervoor verantwoordelijk. Maar de verpleegkundige hoort mee te denken over welke
onderzoeken gedaan moeten worden om aan de ontbrekende informatie te komen en
over te verwachte uitkomsten.
- Klinisch beleid. In deze stap wordt beredeneert welke zorg er nodig is, dus welke
interventies uitgevoerd moten worden om de gezondheid van de patiënt in stand of in
goede conditie te houden.
- Klinisch verloop. In het klinisch verloop van een ziekte is er altijd kans op complicaties,
ongewenste effecten van het beleid (bijwerkingen van medicatie) of zelfs fouten. Een
verpleegkundige moet kunnen beredeneren hoe het klinisch verloop op korte en lange
termijn zal zijn, wat de prognose is, welke complicaties kunnen optreden en wat de
risico’s van de behandeling zijn.
- Nabeschouwing. In de nabeschouwing wordt afstand genomen van de casus. Door
evaluatie en reflectie kijk je terug op de gebeurtenissen en zorgverlening. Je kijkt in deze
stap naar de kwaliteit van de zorgverlening en wat je daarvan geleerd hebt. Hierbij let je
op patiëntveiligheid, kwaliteit van de beroepsuitoefening, eventuele ethische dilemma’s
en je eigen competenties. De essentie is dat je de situatie, de zorg en jouw aandeel
daarin beoordeelt.
https://www.nursing.nl/klinisch-redeneren-de-6-stappen/
2. laat zien welke leermiddelen mogelijk gebruikt kunnen worden binnen de lessen AFP.
Boeken en het internet zijn heel belangrijk.
3. benoemt de relatie tussen klinisch redeneren en methodisch handelen.
Methodisch handelen = handelen volgens een vaste, weldoordachte manier om daarbij zo
effectief en efficiënt mogelijke wijze het doel te bereiken dat men voor ogen heeft of dat
nagestreefd moet worden.
Het verschil tussen klinisch redeneren en methodisch handelen is dat klinisch redeneren juist
een weloverwogen en niet gedachteloze manier van handelen is. Bij methodisch handelen
gaat het om een vaste manier van handelen, maar bij klinisch redeneren gaat het er juist om
dat er goed over na is gedacht en je begrijpt waar je mee bezig bent.
https://docplayer.nl/4408029-Methodisch-handelen-klinisch-redeneren.html
, 4. is zich bewust van de relatie tussen kennis van biomedisch domein en het klinische
besluitvormingsproces.
Les 2:
1. heeft kennis en maakt gebruik van medische terminologie
De medische terminologie bestaat uit alle basisbegrippen uit de medische wetenschap. Je
leert gedurende deze periode gebruik te maken van medische begrippen.
2. selecteert relevante observatieparameters aan de hand van aangeboden casus met de
gerelateerde orgaanfuncties
- Acute gewichtsveranderingen
- Ademfrequentie
- Ademgeruis
- Ademhalingspatroon
- Capillaire refill tijd
- Diurese
- Halsvenen
- Hartfrequentie; pulsaties
- Hartritme
- Huidturgor
- Kerntemperatuur
- Kleur
- NIBP; MAP
- Oriëntatievermogen
- Peristaltiek/defecatiepatroon
- Pijnscore
- Pupil reactie
- Reactiepatroon AVPU/EMV
- Saturatie
- Slijmvliezencontrole
, Parameter Normaalwaarde
Reactiepatroon AVPU/EMV Alert: je bent je bewust van je omgeving en kunt
overal goed op reageren.
= Alert Verbal Pain Unresponsive (AVPU).
Verbaal: je kunt vragen goed beantwoorden en je
Glasgow coma schaal (EMV) wordt ingezet om
bent spraakzaam.
mensen te volgen. Oogbewegingen motoriek
en verbale mogelijkheden. Je gebruikt een Pijn: je reageert op pijnprikkels.
puntensysteem. Hoe meer punten, hoe beter
Non responsief: de patiënt reageert nergens
het gaat.
meer op.
Oriëntatievermogen Besef van tijd, plaats en persoon.
= het vermogen van een organisme om zijn
relatie tot zijn omgeving vast te stellen
Pupil reactie Pupil wordt kleiner bij veel licht en groter bij
weinig licht. Vooral voor neurologische patiënten.
Pijnscore Patiënt reageert op pijnprikkels van buitenaf. Je
hebt pijnscores, hoe ernstig is je pijn van 1 tot 10.
= pijnmeting
Ademhalingspatroon Een regelmatig patroon.
Ademfrequentie 12 – 18 ademhalingen per minuut bij
volwassenen. Hoe kleiner een kind, hoe hoger de
= het aantal ademhalingen per minuut
ademfrequentie.
Ademgeruis Bij normale ademhalingsgeluid auscultatie (dan
luistert de arts tijdens een lichamelijk onderzoek
= het geluid dat bij ademhalen wordt
naar geluiden in het lichaam) op het geluid van
geproduceerd door de longen, en met een
lucht.
stethoscoop hoorbaar is
Saturatie: SpO2 Normale waarde van de zuurstofsaturatie in het
bloed is tussen de 95 – 99 %. Minder dan 95 %
= zuurstofverzadiging, de hoeveelheid
heb je het benauwd.
gebonden zuurstof in het bloed.
Saturatiedaling achteruitgang
Kleur Gezonde kleur van de patiënt en het bloed.
NIBP; MAP 90/60 mm/Hg naar 120/80 mm/Hg
= bloeddruk. De solistische druk (maximale Bovendruk 120(pompkracht van het hart),
druk die wordt opgebouwd in de aorta of onderdruk 80 (het ontspannen van de aorta).
hoofdlichaamsslagader bij het samentrekken
van de linkerhartkamer) en de diastolische
druk (het minimum van de druk die optreedt
tussen de twee samentrekkingen van het hart,
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Studentje1000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.46. You're not tied to anything after your purchase.