100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Kennistoets 3 (GVE-1.KT123-20) $7.00   Add to cart

Summary

Samenvatting Kennistoets 3 (GVE-1.KT123-20)

1 review
 205 views  17 purchases
  • Course
  • Institution

Hierin is het volledige toetsmatrijs van kennistoets 3 (GVE-1.KT123-20) uitgewerkt.

Preview 4 out of 82  pages

  • October 22, 2021
  • 82
  • 2020/2021
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: kimberleyvandijk1 • 2 year ago

avatar-seller
Verpleegkunde leerjaar 1 uitwerkingen toetsmatrijs blok C:
Organisatie van zorg, kennistoets.




Kennistoets

AFPF............................................................................................................................... blz. 2
CGO................................................................................................................................ blz. 41
RSV................................................................................................................................. blz. 59
Onderzoekend vermogen.............................................................................................. blz. 62
Recht.............................................................................................................................. blz. 65
Zorgpaden...................................................................................................................... blz. 70
Zorgtechnologie............................................................................................................. blz. 71
Verpleegkundige visies en classificaties......................................................................... blz. 72
Geriatrische problemen................................................................................................. blz. 74
Ervaringskennis.............................................................................................................. blz. 76
Ethiek............................................................................................................................. blz. 79
Palliatieve zorg............................................................................................................... blz. 81

,AFPF:
Ademhalingsstelsel:
Functie van de neus: - opwarming: de doorbloeding van de slijmvliezen maakt een snelle
opwarming van de luchtstroom mogelijk.
- filtering: de haren vangen de grote deeltjes op en de slijmvliezen
vangen de kleine deeltjes op.
- bevochtiging: terwijl de lucht zich over het slijmvlies verplaatst raakt
het verzadigd met waterdamp.
De neus is het reukorgaan --> gespecialiseerde receptoren die geur opvangen zitten in het
dak van de neus, in het gebied van de lamina cribrosa en de bovenste conchea. Deze
receptoren worden gestimuleerd via door de lucht gevoerde geuren. De zenuwsignalen
worden door de twee nervi olfactorii naar de hersenen gestuurd, zodra de zenuwimpulsen
daar zijn aangekomen worden ze als geur ervaren.

Trachea = luchtpijp --> de tracheale wand bestaat uit drie weefsellagen en wordt
opengehouden door zestien tot twintig onvolledige hyaliene kraakbeen ringen, de ringen zijn
open aan de achterzijde waar de trachea tegen de oesophagus ligt. Het kraakbeen is
omgeven door een mantel van gladde spieren en bindweefsel.
- buitenste laag: bevat fibreus en elastisch weefsel en omhult kraakbeenderen.
- binnenste laag: bestaat uit kraakbeen en gladde spieren die in een spiraal om de
trachea gewikkeld zijn.
- bekleding bestaat uit cilinderepitheel met trilharen.
Functie: ondersteuning, toegankelijkheid, mucociliair transport, hoestreflex en opwarming,
bevochtiging en filtering van de lucht.

Naarmate de bronchiën zich splitsen en steeds kleiner worden, past de structuur zich aan de
functie aan: - kraakbeen: alleen ter ondersteuning in grotere luchtwegen. Bronchiën
bevatten kraakbeen, maar naarmate de luchtwegen zich splitsen worde deze
ringen veel kleiner en op bronchiolair niveau is er geen kraakbeen meer
aanwezig.
- glad spierweefsel: kraakbeen wordt vervangen door glad spierweefsel.
Hierdoor kan de diameter van de luchtwegen worden vergroot of verkleind
door actie van autonomen zenuwstelsel.
- epitheelbekleding: het trilhaarepitheel wordt vervangen door niet trillend
epitheel en bekercellen verdwijnen.

Locatie en globale anatomie van de long:
§ top/apex: deze is rond en loopt omhoog tot de nekbasis. Het ligt dichtbij de eerst rib
en bij bloedvaten en zenuwen in nekbasis.
§ basis: deze is hol en halvemaanvormig, het ligt op het thoracal oppervlak van het
diafragma.
§ costale oppervlak: dit is bol en ligt direct tegen de costale kraakbeenderen, ribben en
tussenribspieren aan.
§ mediale oppervlak: is hol en neemt de longpoort (hilus) in. Bloedvaten en
luchtwegen komen binnen en vertrekken bij de hilus.
Fissuren --> scheiding tussen kwabben, de linkerlong heeft 2 kwabben en de rechterlong
heeft 3 kwabben.


2

,Pleura --> een gesloten zak van sereus membraan die een kleine hoeveelheid sereuze
vloeistof bevat, De long wordt in deze zak geduwd en op deze manier omgeven door twee
lagen: een die aan de long vastzit en een aan de wand van de borstholte.
§ pleura visceralis/ pleura pulmonalis: bekleed de long en bedekt elke kwab inclusief
de fissuren.
§ pleura parietalis: bekleedt de binnenkant van de borstwand en het thoracale
oppervlak van het diafragma.
§ pleuraholte: een potentiele ruimte en bevat geen lucht, daarom is de druk erbinnen
negatief in vergelijking met de atmosferische druk.

Pulmonale bloedvoorziening --> de trancus pulmonalis splits zich in een rechter en een
linker arteria pulmonalis. Eenmaal in de longen splitst iedere longslagader zich in vele takjes,
die uiteindelijk eindigen in een dicht netwerk van capillairen rond de alveoli.

Een ademhaling bestaat uit drie fases:
1) inspiratie: door gelijke aanspanning van de externe tussenribspieren en het
diafragma wordt de borstkas vergroot. De pariëtale pleura zit stevig vast aan het
diafragma en de binnenkant van de ribbenkast vast zit wordt hij dus naar buiten
getrokken. Het inspiratie proces is actief omdat er energie nodig is om de spieren aan
te spannen, de negatieve druk die in de borstholte ontstaat heet de respiratoire
pomp.
2) expiratie: ontspanning van de externe tussenribspieren en het diafragma resulteert
in een neerwaartse en inwaartse beweging van de ribbenkast en het elastisch
terugveren van de longen. Terwijl dit gebeurt, stijgt de druk in de longen en wordt de
lucht uit de luchtwegen geduwd. Na de expiratie bevatten de longen nog wat lucht
en worden door de intacte pleura beschermd tegen inklappen, dit proces is passief
omdat er geen energie nodig is.
3) rust

Fysiologische variabelen die invloed hebben op ademhaling:
§ elasticiteit: het vermogen van de long op na enkele ademhalingen weer zijn
oorspronkelijke vorm aan te nemen.
§ compliantie: de uitzetbaarheid van de longen, de inspanning die nodig is om de
alveoli op te blazen. De gezonde long is erg rekbaar.
§ luchtweerstand: als deze toeneemt is er meer adem inspanning nodig om de longen
te vullen.

Bij een normale ademhaling zijn er ongeveer vijftien ademhaling cyclussen per minuut. De
longen en de luchtwegen zijn nooit leeg, aangezien de gasuitwisseling alleen plaatsvindt via
de wanden van de ductuli alveolares en de alveoli, wordt de overgebleven capaciteit van de
luchtwegen anatomische dode ruimte genoemd.

Teugvolume (TV) --> hoeveelheid lucht die in en uit de longen stroomt tijdens iedere
ademhalingscyclus.
Inspiratoire reserve volume (IRV) --> extra hoeveelheid lucht die tijdens maximale inspiratie
door de longen geïnhaleerd kan worden bovenop de normale TV.




3

, Ispiratoire longcapaciteit (IC) --> hoeveelheid lucht die met maximale inspanning ingeademd
kan worden. Het bestaat uit TV + IRV.
Functionele residuale capaciteit (FRS) --> hoeveelheid lucht die aan het einde van rustige
expiratie achterblijft in de luchtwegen en de alveoli.
Expiratoir reservevolume (ERV) --> grootste hoeveelheid lucht die uit de longen gedreven
kan worden tijdens maximale expiratie.
Residuaal volume (RV) --> hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na gedwongen
expiratie (kan niet direct gemeten worden).
Vitale longcapaciteit (VC) --> maximale lucht die in en uit de longen kan stromen.
VC = ademvolume + IRV + ERV.
Totale longcapaciteit (TLC) --> maximale hoeveelheid lucht die de longen kunnen bevatten.
Alveolaire ventilatie --> hoeveelheid lucht die per minuut in en uit de alveoli stroom.
Alveolaire ventilatie = (TV - anatomische dode ruimte) x ademhalingssnelheid.

Externe en interne respiratie:
§ externe respiratie (gasuitwisseling in de longen) --> de gasuitwisseling van gassen
door diffusie over de alveolair capillaire membraan, tussen de alveoli en het bloed en
in de long capillaire. De wand van iedere alveolus is een cel dik en wordt omringd
door een netwerk van kleine haarvaten. De totale oppervlakte aan alveolaire
capillaire membraan die beschikbaar is voor gasuitwisseling is ongeveer gelijk aan de
oppervlakte van een tennisbaan.
§ Interne respiratie (gasuitwisseling in de weefsels) --> de gasuitwisseling door diffusie
tussen bloed in de haarvaten en de lichaamscellen. Er vindt geen gasuitwisseling
plaats in de slagaders die bloed vanuit het hart naar de weefsels voeren, omdat hun
wanden te dik zijn.

Gastransfort in het lichaam --> zuurstof en koolstofdioxide worden op verschillende
manieren meegevoerd.
- zuurstof: wordt door het bloed meegenomen als oxyhemoglobine (chemische
verbinding met hemoglobine) of opgelost in plasma.
Ozyhemoglobine is instabiel en onder bepaalde omstandigheden ontbindt het snel,
waardoor zuurstof vrijkomt, factoren die de ontbinding versnellen zijn onder andere
een lage zuurstofconcentratie, lage pH en verhoogde temperatuur.
--> actieve weefsels produceren extra koolstofdioxide en warmte, dit leidt tot een
verhoogde afgifte van zuurstof.
- koolstofdioxide: een van de afvalstoffen van de stofwisseling, het wordt
uitgescheden door de longen en getransporteerd op drie manieren:
- als waterstofcarbonaationen in plasma
- een gedeelte wordt meegverd door erytrocyten
- een gedeelte wordt opgelost in het plasma
De concentratie van kooldioxide moet nauwkeurig bestuurd worden omdat een
teveel of gebrek tot een aanzienlijke verstoring van het zuur-base-evenwicht kan
leiden.
--> voldoende koolstofdioxide is essentieel voor het bicarbonaatbuffer systeem dat
tegen een pH-daling in het lichaam beschermt. Overmatige koolstofdioxide leidt
echter tot een vermindering van pH in het bloed, omdat het lichaamswater oplost en
koolzuur vormt.


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mstedehouder. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.00  17x  sold
  • (1)
  Add to cart