Dit document bevat 220 oefenvragen en -antwoorden voor de kennistoets van het toelatingsexamen voor de Pre-Master Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Deze vragen zijn gemaakt ter voorbereiding op mijn tweede poging, dus ik wist al hoe de toets er uit zou zien. Mijn samenvatting staat oo...
Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology 14th Edition Test Bank by John E. Hall
Test Bank For Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology 14th Edition By John E. Hall; Michael E. Hall | | 9780323597128 | Chapter 1-85 | Complete Questions And Answers A+
Test Bank Complete_ Guyton and Hall Textbook of Medical Physiology (Guyton Physiology) 14th Edition By John E. Hall & Michael E. Hall All Chapters 1-86| 14 Units| Newest Version with all Chapters| Wit...
All for this textbook (136)
Written for
Toelating geneeskunde
All documents for this subject (8)
2
reviews
By: josluttjeboer • 10 months ago
By: dhaas • 2 months ago
Seller
Follow
Anoniemestudent98
Reviews received
Content preview
Vragen
1. Welke lipiden worden opgeslagen als energie?
2. Zijn de volgende stoffen wateroplosbaar of vetoplosbaar?: CO2, O2, alcohol, ionen,
glucose, urea
3. Aan welke 2 dingen draagt cholesterol bij in het membraan?
4. Wat zijn de 2 soorten membraanproteïnen en wat kenmerkt ze? Geef van beide een
voorbeeld.
5. Wat is glycocalyx en zijn 4 eigenschappen?
6. Aan de membraan van welk organel is die van het golgi apparaat soortgelijk en
waarom?
7. Wat bevatten lysosomen dat verantwoordelijk is voor de afbraak van stoffen?
8. Wat zijn peroxisomen?
9. Met welke enzym vormen sommige oxidases H2O2?
10. Welk organel is in het bijzonder prominent aanwezig in uitscheidende cellen?
11. Hoe heten de oxidatieve enzymen in mitochondriën en waar zitten ze aan vast?
12. Wat is het verschil tussen pinocytose en fagocytose?
13. Wat zijn en doen lysozym en lysoferrine?
14. Wat synthetiseert de Golgi nog meer naast eiwitten?
15. Voorbeelden hiervan zijn hyaluronzuur en chondroïtine. Geef voorbeelden van hun
functies.
16. Welke 2 dingen gebeuren er met substanties die van het ER de Golgi binnenkomen
voordat ze verpakt worden in blaasjes?
17. Waar bestaat ATP uit?
18. Hoe worden glucose, vetzuren en aminozuren verbruikt voor ATP? Geef de % ATP
19. Hoe wordt er in de citroenzuurcyclus energie gebruikt voor ATP synthese?
20. Op welke 3 manieren gebeurt ameboïde beweging
21. Wat is chemotaxis?
22. Geef de samenstelling van een gen.
23. Noem de 4 nitrogene basen met de 2 categoriën.
24. Op welke DNA streng en aan welke kant bevindt zich de promotor?
25. Welke streng leest RNA polymerase af en van waar naar waar en welke richting
wordt de RNA streng op gevormd?
26. Hoe worden nieuwe basen aan de streng gebonden?
27. Benoem de 4 typen RNA en ligt hun functie toe.
28. Noem startcodon en stopcodons.
29. Is er voor elk type mRNA een specifiek type tRNA?
30. Waar bindt een gedragen aminozuur aan tRNA?
31. Wat is een anticodon?
32. Is miRNA wel, niet, of deels coderend?
33. Waar wordt pri-mRNA gemaakt?
34. Wat zet pri-miRNA om in pre-miRNA?
35. Wat zet in het cytoplasma pre-miRNA om naar miRNA?
36. Hoe begeeft miRNA zich naar mRNA?
37. Is er voor elk type mRNA een specifiek type rRNA?
38. Onder invloed van welk enzym in ribosomen worden peptide bindingen tussen
aminozuren gevormd en hoe ziet die binding er chemisch uit?
39. Wanneer kan de genexpressie beïnvloed worden?
40. Wat is de basale promotor, waar bestaat het uit en waar is het de bindingsplaats
voor?
41. Wat is de verzamelnaam voor de voornaamste en voor de overige transcriptie
factoren die aan de TATA-box binden?
, 42. Wat zijn en doen upstream promotors? Wat is het resultaat?
43. Wat zijn en doen chromosomale isolatoren?
44. Wat is cAMP, wat is de algemene functie en de belangrijkste functie?
45. Beschrijf de functies van DNA primase, DNA polymerase 1, DNA polymerase 3, DNA
ligase en helicase.
46. Wat gebeurt er bij proeflezen?
47. Wat als deze ongeschikte nucleotides tóch doorkomen?
48. Noem de stappen mitose en wat er gebeurd
49. Welke 3 factoren reguleren celgroei en reproductie?
50. Welk molecuul remt onder anderen de polymerisatie van tubuline en wat is hiervan
het gevolg?
51. Wat is proteolytische cascade? Beschrijf de gebeurtenissen.
52. Welke eiwitten initiëren apoptose?
53. Noem 5 risico’s voor kanker en licht toe (incl. voorbeelden).
54. Noem 3 verschillen tussen normale- & kankercellen.
55. Hoe sterven onaangedane cellen in de omgeving van kankercellen of zelfs in het
hele lichaam af door kankercellen?
56. Noem 2 soorten diffusie en licht toe.
57. Wat is de Nernst-vergelijking? Geef de formule.
58. Wat is osmotische druk, waarvan afhankelijk? Waarvan niet?
59. Wat is het concentratie verschil van calcium tussen intra- en extracellulair?
60. In welke orgaanonderdelen vindt primair actief transport van waterstof plaats?
61. In welke cellen vindt de meest potente actieve transport van waterstof plaats? Ligt
toe wat er gebeurt.
62. Welke 2 soorten secundaire actieve transport zijn er?
63. Wat zijn de nernstpotentialen van Natrium En kalium?
64. Wat is het concentratieverschil van Na en K tussen intra- en extracellulair?
65. Noem de 2 aandelen in het creëren van de rustmembraanpotentiaal in zenuwen.
66. Wat is de staat van de activation gate en inactivation gate van natrium kanaaltjes in
rust?
67. Wanneer gaat de activation gate open en de inactivation dicht?
68. Wanneer gaat activation dicht en inactivation open?
69. Wanneer gaan kaliumkanaaltjes open?
70. Welk middel blokkeert natrium influx en welk middel blokkeert kalium efflux?
71. Wat is de drempelwaarde voor positieve feedback → actiepotentiaal (in zenuwen)?
72. Hoe lang duurt het plateau van de actiepotentiaal in het hart?
73. In welke 3 weefsels treden er zelf-geïnduceerde ontladingen op?
74. Waar zorgt een schwanncel voor?
75. Wat is saltatorische geleiding?
76. Welke 2 middelen blokkeren de opening van de activation gate van natrium
kanaaltjes?
77. Wat is de I-band wat is de A-band van een sarcomeer?
78. Wat is titine en welke 2 functies heeft het?
79. Welke 2 kationen komen in grote hoeveelheden voor in het sarcoplasma?
80. Waar bestaat myosine molecuul uit?
81. Noem alle onderdelen van actine in skeletspier en hun oriëntatie en functie.
82. Leg kracht-lengte relatie uit adhv de sarcomeerlengte.
83. Hoe lang strekt de voorraad ATP in spier?
84. Hoe veel meer creatinefosfaat dan ATP is er in de spier opgeslagen?
85. Hoeveel x is anaerobe glycolyse sneller dan aerobe?
86. Wat remt de anaerobe glycolyse?
87. Noem alle verschillen tussen type 1 en type 2 vezels en waar dat tot leidt.
88. Welke 2 dingen veroorzaken constante spiertonus in skeletspier?
89. Noem 3 oorzaken van spiervermoeidheid.
90. Hoe lang duurt rigor mortis en waarom stopt het?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Anoniemestudent98. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.