In deze samenvatting komt de belangrijkste informatie aan bod die er tijdens de lessen is behandeld. Zo is de leidraad de powerpoints, maar staan er nog verdere voorbeelden inclusief antwoorden bij om een zo hoog resultaat te kunnen behalen op het tentamen.
Finance & accounting 2:
Hoofdstuk 11 kostenstructuur
Verslaggeving:
1. intern (binnen de organisatie), management accounting
De taak van het management is om te kijken naar de financiële stand van zaken en
verbeterpunten.
2. Extern (buiten de organisatie), financial accounting
Voor bedrijven van buitenaf die een te maken hebben met het bedrijf. Bijv. orders maken
enzo.
Voorbeeld:
- Een wijnhandelaar bezorgt bestellingen van klanten aan huis in een auto.
- De bestelauto = € 18.000 en wordt in 4 jaar met gelijke bedragen afgeschreven. De
restwaarde na 4 jaar is € 2.000. De benzinekosten van de bestelauto zijn € 0,09 per
kilometre.
1. Afschrijvingskosten per jaar: (18.000 – 2.000) / 4 = 4000
De kosten zijn onafhankelijk van het aantal gereden kilometers.
Dit zijn dus vaste kosten.
2. De benzinekosten zijn recht evenredig met het aantal gereden kilometers.
3. Dit zijn dus vaste kosten.
4. De benzinekosten zijn recht evenredig met het aantal gereden kilometers. Bij
20.000 kilometers per jaar zijn de kosten dus 20.000 x 0.09 = 1800.
5. De benzinekosten zijn dus variabele kosten.
Management accounting= is een proces of activiteit binnen een organisatieonderneming
waarbij men zich bezighoudt met het verzamelen, ordenen, analyseren en rapporteren van
(financiële) informatie voor planning en control door het management. Of te wel de
financieel-economische informatievoorzieningen.
Het beheersingsproces bestaat uit de onderdelen planning en control:
1. Planning= een beleidspad uitstippellen om uiteindelijk bij het bedrijfsdoelstelling uit te
komen.
2. Control (beheersen)= Nagaan of de planning die uitgevoerd wordt, goed wordt
uitgevoerd zodat de doelstelling bereikt wordt.
Boekhouden: gewoon m&o met inkoop, verkoop, betalingen en ontvangsten.
Doel: het komen tot een winst en verliesrekening en een periodieke eindbalans.
Kosten= geld. Kostenbeheersing is erg belangrijk om te zien of je winst maakt of verlies.
Opbrengsten= verkoop en levering van het artikel hebben beide plaatsgevonden.
Uitgaven= het daadwerkelijk overhandigen of overmaken van geld.
Kostencalculatie: wat heb ik eraan en wat kan ik ermee?
- Verkoopprijs= kostprijs + winstopslag
- Kijken of er doelmatig (efficient) gewerkt wordt.= vergelijken van budget en de kosten.
- Winst= opbrengst – kosten
Historische kosten= kosten die in het verleden gemaakt zijn.
Werkelijk gebruikte hoeveelheid x werkelijk bepaalde prijs.
,Standaardkosten (= normatieve kosten) = De vooraf bepaalde prijs dat een product mag
kosten.
De vooraf bepaalde toegestane hoeveelheid x de vooraf bepaalde prijs.
Belangrijke indeling/sortering van kosten:
- Vaste en variabele kosten
- Directe en indirecte kosten
- Funtionele afdelingen: Indeling van inkoop, verkoop, productie en administratiekosten
- Productiemiddel: Grond, hulpstoffen, personeelskosten en afschrijving kosten
Vaste en variabele kosten=
- Vaste kosten veranderen niet bij toe- of afname van de productie-omvang.
- Variabele kosten veranderen als de productie-omvang varieert.
, Omdat de variabelen kosten per
eenheid afnemen is er sprake
Formule voor de totale kosten:
C= vaste kosten
V= variabele kosten per stuk
Q= hoeveelheid
De totale variabele kosten van 10 broodjes met 0,50,- per broodje 10 x 0,50,- = 5,-
, Omzet:
Variabele kosten (van de totale verkopen) -
Dekkingsbijdrage
Vaste kosten (van de periode) -
Bedrijfsresultaat = winst
Dekkingsbijdrage = omzet – (totale) variabele kosten
De dekkingsbijdrage moet zo hoog zijn, dat :
1. De vaste kosten goed gemaakt worden
2. Er ook nog winst behaald wordt.
Het punt is het break-even punt. Geen winst en
geen verlies.
Vaste kosten per periode
Break-evenafzet =
Verkoopprijs per eenheid − Variabele kosten per eenheid
C
Break-evenafzet: q=
p−v
•
De dekkingsbijdrage per eenheid (p – v) dient q keer behaald te worden om de
constante kosten (C) te dekken.
• Elke behaalde dekkingsbijdrage boven dit aantal q is winst.
• Afzet = aantal!
11.5 Een theaterbureau organiseert een popconcert en berekent het break-even aantal
bezoekers:
Formule= q= C / (p-v)
C = €12.500 (popgroep) + € 2.000 (zaalhuur) + € 5.500 (overig) = € 20.000, p = € 35
v = 5% van € 35 + € 1,25 = € 1,75 + € 1,25 = € 3,00
Break-even afzet:
q = 20.000 / (35 – 3) = 625 bezoekers
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deniseruigrok15. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.
