Week 1: Ontwikkelingspsychologie deel 1 hoofdstuk 5,6 en 7 (bepaalde paragraven)
De babytijd
Hoofdstuk 5.1.2, 5.2.1, 5.2.2,5.2.3
Neuronen zijn de basiscellen van het zenuwstelsel. Ze hebben een cellichaam, dat een
celkern bevat en neuronen kunnen communiceren met andere cellen. Dit doen zij door
middel van dendrieten en axonen. De communicatie vindt plaats door de
neurotransmitters, dat zijn chemische stofjes. Deze neurotransmitters reizen tussen de
synapsen (spleetjes) tussen neuronen.
Wanneer neuronen geen verbindingen meer maken met andere neuronen, terwijl het
kind nieuwe ervaringen opdoet, sterft het neuron af. Dit zorgt ervoor dat het
zenuwstelsel efficiënter wordt. Myeline is een vettige substantie die de neuronen
beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versterkt. De plasticiteit van de
hersenen is de mate waarin zich ontwikkelende structuren of gedragspatronen te
veranderen zijn als gevolg van ervaringen. Tijdens de eerste paar levensjaren is de
plasticiteit het grootst.
Een gevoelige periode is een tijd waarin een organisme extra gevoelig is voor
omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaald facet van de ontwikkeling.
Reflexen zijn niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige responsen die automatisch
optreden in de aanwezigheid van bepaalde stimuli. Baby’s hebben heel veel aangeboren
reflexen, waarvan sommigen zelfs het hele leven blijven. Hieronder een tabel:
Reflex Leeftijd van Omschrijving Mogelijke functie
verdwijnen
Zoekreflex 3 weken Neiging om het Inname van voedsel
hoofd in de richting
te draaien van
dingen die de wang
raken
Stapreflex 2 maanden Beweging van de Voorbereiding op
benen wanneer de onafhankelijk
baby rechtop wordt voortbewegen
gehouden en zijn
voeten de grond
raken
Zwemreflex 4-6 maanden Neiging om Vermijding van
zwembewegingen gevaar
te maken met de
armen en de benen
als de baby met zijn
gezicht naar
beneden in water
ligt
Moro-reflex 6 maanden Wordt geactiveerd Bescherming tegen
als de vallen
ondersteuning voor
de nek en het hoofd
plotseling verdwijnt.
De armen spreiden
, zich en lijken zich
vervolgens ergens
aan vast te willen
klampen
Babinski-effect 8-12 maanden Spreiden van de Onbekend
tenen in reactie op
een aanraking van
de buitenkant van
de voet
Schrikreflex Blijft in andere In een reactie op Bescherming
vorm een plotseling
geluid worden de
armen en vingers
gespreid en de rug
overstrekt
Knipper-reflex Blijft Snel sluiten en Bescherming van
openen van de ogen het netvlies
bij blootstelling aan
direct licht
Zuigreflex Blijft Neiging om te Inname van voedsel
zuigen aan dingen
die de lippen raken
Kokhalsreflex Blijft De keel vrijmaken Voorkomen van
stikken
Baby’s beginnen met grove motoriek, maar na ongeveer vier maanden verandert deze
naar een fijne motoriek. Deze fijne motoriek ontwikkelt zich naarmate van tijd steeds
beter. De dynamische systeemtheorie beschrijft de ontwikkeling en coördinatie van
motorische vaardigheden. Volgens deze theorie hangt de motorische ontwikkeling op een
bepaald gebied (bijvoorbeeld kruipen) niet alleen af van de hersenen die een
‘kruipprogramma’ starten. Om dit te kunnen moeten de spieren, de waarneming, het
begrip en de motivatie ook worden gecoördineerd.
Normen zijn de gemiddelde prestaties van een grote steekproef van kinderen van een
bepaalde leeftijd. Zo kun je kinderen met elkaar vergelijken. Een van de meest gebruikte
technieken om vast te stellen hoe kinderen presteren ten opzichte van wat de norm is, is
de Bayley Scales of Infant Development (BSID-III). Het bestaat uit een cognitief en
motorisch gedeelte.
Hoofdstuk 6.1.1, 6.1.2, 6.1.3, 6.2.1, 6.2.2
Piaget
Alle kinderen doorlopen van geboorte tot adolescentie in een vaste volgorde vier
universele stadia:
Het sensomotorische stadium (0-2 jaar)
Het preoperationele stadium (2-7 jaar)
Het concreet operationele stadium (7-12 jaar)
Het formeel operationele stadium (12 jaar tot volwassenheid)
De overgang van de ene naar de andere fase vindt plaats, wanneer een kind het juiste
niveau van fysieke rijping heeft en is blootgesteld aan relevante ervaringen.
,Georganiseerde mentale structuren en patronen noemen we schema’s. Schema’s zijn de
fundamentele bouwstenen van de manier waarop wij de wereld zien. Ze bepalen hoe
gegevens van de wereld, zoals nieuwe gebeurtenissen of objecten, beoordeeld en
behandeld worden.
Adaptie is de eigenschap van iemand om zich aan te passen aan zijn omgeving. Piaget
meende dat adaptie ten grondslag ligt aan de groei van schema’s. Binnen adaptie heb je
twee aparte processen: assimilatie en accommodatie. Assimilatie betekent dat er iets
nieuws geplaatst wordt binnen wat we al weten en begrijpen van de wereld zoals die ons
bekend is. Accommodatie betekend dat de schema’s aangepast moeten worden, omdat
de kennis er niet zomaar bij kan.
Het sensomotorisch stadium is dus het eerste stadium van de vier stadia. In dit
stadium is het kind sterk afhankelijk van zijn aangeboren motorische reacties op stimuli.
Het sensomotorisch stadium is weer onderverdeeld in zes sub stadia:
Eenvoudige reflexen (0-1 maand)
Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties (1-4 maanden)
Secundaire circulaire reacties (4-8 maanden)
Coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)
Tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)
Het begin van denken (18-24 maanden)
Het eerste substadium, eenvoudige reflexen, vindt plaats in de eerste maand van het
leven. In dit stadium vormen de verschillende aangeboren reflexen (bijv. zuigreflex).
Deze reflexen vormen de aard van zijn interacties met de wereld.
Het tweede substadium bestaat uit de eerste gewoonten en primaire circulaire
reacties. Dit stadium vindt plaats bij een leeftijd van 1-4 maanden. In deze periode
beginnen baby’s eerdere afzonderlijke reacties tot geïntegreerde activiteiten te
coördineren. Zo kan een baby nu bijvoorbeeld tegelijkertijd én staren naar een object, én
het aanraken. Een circulaire reactie is een activiteit die de ontwikkeling van cognitieve
schema’s mogelijk maakt dankzij de herhaling van een willekeurige motorische
handeling. Circulaire reacties helpen om een begin te maken met de ontwikkeling van
cognitieve schema’s. Primaire circulaire reacties zijn schema’s die betrekking hebben
op de herhaling van interessante of prettige acties, gewoon omdat ze leuk zijn om te
doen (bijvoorbeeld zuigen op de duim).
Het derde substadium, is het stadium van de secundaire circulaire reacties. Deze
vindt plaats bij de leeftijd van 4-8 maanden. In deze periode gaan baby’s meer kijken
naar de wereld om hun heen en ze beginnen in te spelen op hun omgeving. Secundaire
circulaire reacties zijn schema’s die betrekking hebben op herhaalde acties die een
gewenst resultaat opleveren (rammelaar). Bij primaire circulaire reacties is de baby
vooral gericht op zichzelf, bij secundaire circulaire reacties is de baby vooral gericht op
de buitenwereld. Baby’s gaan in dit stadium ook steeds meer hun stem gebruiken, zij
merken dat andere mensen hierop reageren. Daarnaast beginnen ze ook geluiden van
andere mensen te imiteren.
De coördinatie van secundaire circulaire reacties is het vierde substadium. Dit
stadium loopt van de 8e-12e maand. Baby’s gaan hier intentioneel gedrag vertonen.
Intentioneel gedrag is gedrag waarbij verschillende schema’s gecombineerd en
gecoördineerd worden tot één enkele actie om een probleem op te lossen.
Objectpermanentie is het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook
al zijn ze onzichtbaar (speeltje onder kleed).
, Substadium vijf bestaat uit de tertiaire circulaire reacties en vindt plaats bij de leeftijd
van 12-18 maanden. In dit stadium ontwikkelen baby’s de tertiaire circulaire reacties:
schema’s die betrekking hebben op de doelbewuste variatie van acties die tot gewenste
resultaten leiden. Baby’s lijken hier ‘mini-experimenten’ uit te voeren, om te kijken wat
de consequenties zijn (speeltje telkens anders laten vallen).
Het laatste substadium, is het begin van denken. Dit vindt plaats bij de leeftijd van 18-
24 maanden. Een mentale representatie is een innerlijke voorstelling van een
gebeurtenis of object. Piaget beweert dat baby’s in dit stadium mentale representaties
kunnen maken. Ook zijn zij in staat tot indirecte imitaties: het imiteren van mensen en
scènes die niet meer aanwezig zijn.
Tussen de zes substadia, zitten ook overgangsfasen. In de overgangsperiode past een
gedeelte van het gedrag bij het ene stadium en een ander gedeelte van het gedrag past
meer bij een ander stadium. Op bladzijde 177 (ontwikkelingspsychologie 1) staat een
tabel met alle zes de stadia beschreven.
Robert siegler is het niet eens met het feit dat de cognitieve ontwikkeling in stadia plaats
vindt (zoals Piaget beweert), maar hij beweert dat het in ‘golven’ plaatsvindt. Hiermee
wordt bedoelt dat cognitieve strategieën komen en gaan. De ene dag gebruiken baby’s
de ene cognitieve strategie en de volgende dag een minder geavanceerde strategie.
Volgens Siegler is de cognitieve ontwikkeling voortdurend in beweging. Het werk van
Piaget is vooral van toepassing op kinderen uit Westerse landen. Piaget heeft
waarschijnlijk de capaciteiten van jonge kinderen onderschat, en zat er waarschijnlijk
naast met zijn bewering dat sensomotorische vaardigheden zich volgens een consistent,
vast patroon ontwikkelen.
De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling probeert verklaringen
te geven voor de manier waarop individuen informatie coderen, opslaan en terughalen.
Volgens deze theorie vormen de geleidelijke veranderingen in het vermogen van baby’s
om informatie te ordenen en te manipuleren de hoekstenen van de cognitieve
ontwikkeling.
De drie basisaspecten van informatie verwerking zijn codering, opslag en terughalen.
Codering is het proces waarbij informatie wordt opgenomen is die bruikbaar is voor het
geheugen. De opslag heeft betrekking op het onderhoud van het materiaal dat in het
geheugen is opgeslagen. Of het materiaal in de toekomst ook daadwerkelijk kan worden
gebruikt, is afhankelijk van het ophaalproces. Terughalen is het proces waarmee
materiaal in de geheugenopslag wordt gelokaliseerd, naar het bewustzijn wordt gebracht
en gebruikt wordt.
Codering Opslag Ophalen
(aanvankelijke opname van (informatie wordt bewaard (ophalen van opgeslagen
informatie) voor toekomstig gebruik) informatie)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evakoster2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.09. You're not tied to anything after your purchase.