Samenvatting Arbeid periode 4
Week 1: Hoofdstuk 1 en 2
Bij gedrag gaat het om waarneembare handelingen van mensen. Bij mentale processen
gaat het om processen in de hersenen. Bij het bestuderen van gedrag gaat het niet
alleen om het verklaren van gedrag, maar ook om voorspellen van gedrag en om
beïnvloeden van gedrag. Onder motivatie verstaan we het totaal van beweegredenen of
motieven dat op een bepaald ogenblik werkzaam is binnen een individu. Die motieven
kunnen leiden tot de bereidheid om bepaalde inspanningen te verrichten.
Motivatie wordt bepaald door
- Interne krachten (behoeften)
- Externe krachten (situatie)
- Betekenisgeving aan situatie en behoeften
Freud noemt interne krachten ‘driften’. Deze driften zijn aangeboren, hebben een
lichamelijke oorsprong. Zij zijn de drijfveren voor het handelen. Moderne psychologen
noemen de interne krachten ‘behoeften’.
Theorie van Maslow
Maslow gaat ervan uit dat aan het gedrag van alle mensen een vijftal behoeften ten
grondslag ligt:
- 1 Fysiologische behoeften. Hierbij gaat het om de behoeften aan zaken die
nodig zijn om in leven te blijven (voedsel, water, slaap, goede
lichaamstemperatuur).
- 2 Veiligheidsbehoeften. Hierbij gaat het om de behoefte aan veiligheid,
zekerheid en bescherming.
- 3 Sociale behoeften. Hierbij gaat het om de behoefte aan sociaal contact, aan
vriendschap, liefde en ergens bij horen.
- 4 Erkenningsbehoeften. Hierbij gaat het om de behoefte aan waardering en
respect door anderen, aan achting en status.
- 5 Zelfactualiseringsbehoeften. Hierbij gaat het om de behoefte aan kennis,
waarheid en wijsheid om tot zelfontplooiing om persoonlijke groei te komen.
Aan deze theorie liggen twee uitgangspunten ten grondslag:
- 1 Deprivatie van behoeften leidt tot activatie. Wanneer er sprake is van een
tekort (= deprivatie), een onbevredigde behoefte, zal de mens in beweging
komen (= activatie). Hij zal maatregelen nemen die kunnen leiden tot bevrediging
van deze behoefte. De kracht van de activatie is afhankelijk van de mate van
deprivatie.
- 2 De behoeften zijn hiërarchisch geordend. Deze ordening is bij alle mensen
hetzelfde. Mensen komen pas toe aan bijvoorbeeld de erkenningsbehoeften, als
de onderliggende behoeften bevredigd zijn.
In beweging komen vanuit deprivatie gaat op voor de eerste vier behoeften, daarom
heten deze de deficiëntiebehoeften. De zelfactualiseringsbehoefte is fundamenteel van
andere aard. Mensen worden niet meer gedreven door een tekort, maar door de wens
zich te ontplooien tot het meest optimale menszijn dat ze kunnen bereiken. Maslow is
van mening dat niet alle mensen toekomen aan hun volledige ontplooiing.
Theorie van Alderfer (ERG-theorie)
, - 1 Existentiële behoeften. Dit is de behoefte aan materiële zekerheid. Goede
werkomstandigheden en een vast salaris.
- 2 Relationele behoeften. Dit is de behoefte aan goede relaties met andere
mensen, en aan liefde en vriendschap.
- 3 Groeibehoeften. Dit is de behoefte aan persoonlijke groei, aan mogelijkheden
om zichzelf te ontplooien.
Alderfer gaat ervan uit dat verschillende soorten van behoeften tegelijkertijd aanwezig
kunnen zijn. Er is dus geen hiërarchische ordening. Daarnaast poneert hij de frustratie-
regressie-hypothese: hoe meer de bevrediging van hogere behoeften gefrustreerd
wordt, des te belangrijker de behoeften van een lager niveau worden. Alderfer zegt ook
dat mensen vooral in actie komen als ze een tekort ervaren.
Theorie van McClelland
McClelland onderscheidt drie behoefteprofielen:
- 1 Prestatiebehoefte. Als deze behoefte dominant is, zullen mensen vooral
gericht zijn op het leveren van goede prestaties. Ze zoeken situaties op die
uitdagend zijn en waarin ze hun capaciteiten kunnen laten zijn.
- 2 Machtsbehoefte. Mensen bij wie deze behoefte dominant is, streven naar
invloed en controle over anderen. Ze proberen posities te bereiken waarin dat
mogelijk is.
- 3 Affiliatiebehoefte. Als deze behoefte dominant is, zijn mensen gericht op het
scheppen van goede relaties met anderen.
---------
De wet van effect (Skinner) houdt in dat de gevolgen van een handeling bepalen of
iemand de neiging heeft om die handeling te herhalen of juist achterwege te laten. Zijn
de gevolgen aantrekkelijk, dan is dat een positieve bekrachtiging. Zijn de gevolgen
niet aantrekkelijk, dan is het een negatieve bekrachtiging.
De verwachtingstheorie
Het overwegingsproces om te komen tot een bepaald gedrag is door Vroom beschreven
in de verwachtingstheorie. Of mensen geneigd zijn om zich in te spannen voor het werk,
hangt volgens deze theorie af van verschillende overwegingen:
- 1 Het verband tussen inspanning en prestatie. Dit is de ingeschatte kans dat
een bepaalde inspanning leidt tot goede prestaties.
- 2 het verband tussen prestaties en opbrengsten. Dit is de mate waarin
iemand gelooft dat goede prestaties daadwerkelijk zullen leiden tot gewaardeerde
opbrengsten. Soms is dat verband duidelijk omdat er sprake is van een helder
beloningssysteem, maar in veel gevallen is het maar afwachten of bepaalde
inspanningen zullen leiden tot bijvoorbeeld meer waardering, baanzekerheid en
promotie.
- 3 De waarde van de opbrengsten die bepaalde inspanningen met zich
meebrengen. Het werk kan verschillende positieve opbrengsten verschaffen, zoals
een goed loon, een hoge status, goede sociale contacten. Er kunnen ook
negatieve opbrengsten zijn, zoals frustratie, fysiek ongemak, conflicten en stress.
De al of niet positieve waarde van de opbrengsten is een optelsom van de
verschillende voor- en nadelen die de extra inspanningen met zich meebrengen.
Iemand zal zich meer inspannen naarmate die persoon de kans hoger inschat om goede
resultaten te behalen, naarmate vervolgens de kans groter is dat daaraan bepaalde
opbrengsten vastzitten en naarmate die opbrengsten meer waard zijn.
, Attributietheorie
De attributietheorie (Vroom) verklaart waarom mensen zich willen inspannen. Als ze het
idee hebben dat ze met hun inspanning succes kunnen bereiken, dan doen ze dat. Ze zijn
minder bereid om zich in te spannen wanneer ze het idee hebben dat ze toch geen goede
resultaten zullen bereiken. Mensen komen tot een goede inschatting van hun
mogelijkheden door attribueren. Attribueren is een proces waarin mensen proberen te
achterhalen wat de oorzaken zijn van hun eigen gedrag en het gedrag van anderen.
Komt iemand tot de conclusie dat hij de enige is die het fout of juist goed doet en dat dit
dikwijls het geval is, dan zal hij de oorzaak bij zichzelf zoeken. We spreken dan van
interne attributie. Als anderen ook regelmatig en in vergelijkbare omstandigheden
falen, zal iemand de oorzaken eerder buiten zichzelf zoeken (de taak is te moeilijk, te
weinig tijd). We spreken dan van externe attributie. Wanneer mensen aan interne
attributie doen, is dat van invloed op hun zelfbeeld. Een positief zelfbeeld leidt tot
zelfvertrouwen.
De zelfdienende vertekening of self-serving bias houdt in dat mensen positieve
zaken eerder aan zichzelf toeschrijven en negatieve zaken aan omgevingsfactoren. De
fundamentele attributiefout houdt in dat mensen de neiging hebben om de oorzaken
van gedrag bij andere personen eerder toe te schrijven aan de eigenschappen van die
persoon, dan aan de omstandigheden.
Werkintrensieke motieven om goed te presteren hebben te maken met de uitdaging
die er van het werk zelf uitgaat en met het plezier in het werk. Intrinsieke motivatie
hangt samen met de behoefte aan zelfontplooiing, de behoefte om ergens goed in te zijn
en met de behoefte aan zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid.
Werkextrinsieke motieven om goed te presteren hebben te maken met de
opbrengsten die daarmee verkregen worden (geld, status, promotie).
Hoe mensen in organisaties functioneren, is niet alleen afhankelijk van hun behoeften,
maar ook van hun capaciteiten en competenties, van hun persoonlijkheid en van hun
attitudes en waarden. Bij het begrip competentie gaat het niet alleen om specifieke
kennis en vaardigheden die nodig zijn voor een goede uitvoering van het werk. Ook
spelen capaciteiten, persoonlijkheidseigenschappen en motieven een belangrijke rol.
Het patroon van karakteristieke gedachten, gevoelens en gedragingen waarmee de ene
persoon zich van de andere onderscheidt en dat relatief constant blijft in de tijd en in
verschillende situaties, wordt persoonlijkheid genoemd.
The Big Five:
- Extraversie, introversie vs extraversie
- Vriendelijkheid, ik-gerichtheid, onvriendelijkheid vs vriendelijkheid
- Zorgvuldigheid, gemakzucht vs zorgvuldigheid
- Emotionele stabiliteit, neuroticisme, emotionele instabiliteit vs emotionele
stabiliteit
- Openheid voor ervaringen, afsluiten voor nieuwe ervaringen vs openstaan voor
ervaringen
Een attitude is een redelijk stabiele houding die iemand heeft ten opzichte van andere
(groepen) mensen, gedragingen, objecten of ideeën. Mensen komen tot een attitude
door cognitieve overwegingen en door affectieve of emotionele overwegingen.
Emotionele overwegingen geven vaak de doorslag. Attitudes leveren neigingen op om
bepaald gedrag te vertonen. Dit noemen we een gedragsintentie. Of iemand
daadwerkelijk de neiging tot gedrag omzet in gedrag, is afhankelijk van meerdere
factoren, deze worden weergegeven in het ASE-model.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evakoster2001. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.