College 2
Alles wat je ziet, hoort, voelt of ruikt is een resultaat van activiteit van het zenuwstelsel en eerder opgedane
kennis.
Perceptie; het opbouwen van ons begrip van de wereld (waar je naar zit te kijken)
Perceptie is opgebouwd uit sensaties. Het begint met hele simpele dingen, meer dingen toevoegen en begrijpen
waar we naar kijken.
Distale stimulus; wat we in de wereld zien, bijvoorbeeld een boom.
Proximale stimulus; wat er op de retina gebeurt, in de sensoren. De afbeelding van de boom
De hersenen moeten aan de slag met de proximale stimulus. De afbeelding representeert de boom (niet de echte
boom, maar een afbeelding). Alles wat een persoon ontvangt is niet direct contact met de distale stimulus maar
een representatie van de stimulus die gevormd wordt op de receptoren. Alles wat je ziet is dus een afbeelding.
Licht komt op de boom en vervolgens op het netvlies. Het netvlies bestaat uit receptoren, daar valt licht op. Het
licht wordt omgezet in elektrische activiteit (transductie) wat in de hersenen verder gebruikt wordt. Informatie
komt aan in de cortex (plek is afhankelijk van de soort informatie)
Perception; waarneming, bewust zijn van dat er een object is, je kunt het beschrijven
Recognition; herkenning, een object in een categorie plaatsen, je weet wat het is
Visual form agnosia; mensen zien wel iets, maar weten niet wat het is. Ze kunnen het in detail beschrijven, maar
weten niet wat er mee kunnen doen.
Bij het categoriseren wordt er gebruik gemaakt van kennis (knowledge; informatie die de ontvanger mee neemt
in de situatie).
De route die wordt afgelegd verschilt. Eerst is er perceptie, vervolgens recognition en dan kun je besluiten om
actie te ondernemen. Door deze actie kan de situatie veranderen en moet er weer opnieuw recognition en
perceptie plaats vinden.
Perceptie gebeurt in drie stappen;
- Stimulus; proximaal of distaal
- Fysiologisch; processing, receptoren. Alle processen en informatie die in de hersenen aangekomen is
- Gedrag; perceptie, herkenning, actie
Oblique effect; gedetailleerder zicht in horizontale en verticale lijnen vergeleken met schuine (slanted) lijnen.
Grotere hersenactiviteit bij horizontale en verticale lijnen. Wanneer de streepjes steeds smaller worden zie je op
een gegeven moment geen streepjes meer. Het detecteren van deze streepjes gaat beter voor horizontale en
verticale strepen dan voor schuine strepen. De schuine strepen moeten dus dikker zijn om ze te kunnen
herkennen. Dit is een relatie tussen stimulus (rasterpatroon) en gedrag (inschatting). Er wordt een hogere
hersenactiviteit waargenomen tijdens het kijken naar verticale en horizontale lijnen, hier zijn mensen dus
gevoeliger voor.
Meten aan perceptie;
- Thresholds;
o Absoluut; minimale stimulus intensiteit die gedetecteerd kan worden
o Verschil; minimale verschil tussen twee stimuli intensiteiten die gedetecteerd kunnen worden
- Magnitude; de relatie tussen stimuli intensiteit en de subjectieve magnitude van de stimulus.
- Identity of stimulus; wanneer je een foto maar heel kort laat zien en de proefpersoon vervolgens laat
vertellen wat er allemaal op de foto te zien was
- Reactie tijd
, - Phenomenological description; afbeelding met kandelaar kan ook gezien worden als twee gezichten. Een
ander voorbeeld is een afbeelding met zwarte vierkanten, waar het lijkt dat er op de kruisingen tussen de
vierkanten grijze vakjes zijn.
- Action; bewegingen meten
Het meeste onderzoek gaat over het maken van inschattingen. Het is niet zeker of onderzoek naar inschattingen
relevant is voor bewegen. Het is namelijk niet duidelijk of dezelfde processen worden gebruikt als je mensen laat
inschatten en de beweging daadwerkelijk laat meten.
Dit werd onder andere onderzocht met auto rijden. Auto’s en motorfietsen worden altijd anders in geschat. Er
wordt verwacht dat motorfietsen later pas op het punt zullen zijn, ongeacht de grootte van beide. Dit komt door 3
factoren;
- Daadwerkelijke tijd van aankomst
- Type auto
- Grootte van auto
Er zijn drie manieren voor het meten van thresholds;
- Method of limits; drempel of je iets ziet bewegen. Het onderzoek wordt van beide kanten afgenomen
(van hoog naar laag en van laag naar hoog) en vervolgens wordt het gemiddelde hiervan genomen.
- Method of adjustment; zelfde principe als bij method of limits, maar nu draait de proefpersoon zelf aan
de knoppen.
- Method of constant stimuli; elke stimuli is een aantal keer te horen/voelen/zien. Waar de kans 50-50 is,
wordt de drempel gelegd. De helling van de lijn wordt gezien als hoe scherp de drempel is. Deze manier
kost meer tijd, omdat elke stimuli meerdere keren gegeven wordt.
Difference threshold; minimale verschil tussen twee stimuli intensiteiten dat gedetecteerd kan worden. Als de
standaard stimulus groter is, is er een groter verschil nodig om dit verschil te voelen. Het verschil dat nodig is in
intensiteit is een bepaalde constante maal de intensiteit; ∆ I=k I .
Signal detection theory; niet iedereen reageert hetzelfde op een stimulus. Sommige proefpersonen zijn
conservatiever en zullen net even langer doorgaan. Wanneer je er dan een beloning aan verbind zullen ze beter
presteren.
De receiver operating characteristic (ROC) curve wordt bepaald door de sensitiviteit van de proefpersoon.
College 3
Er zijn verschillende soorten ogen;
- Single-chambered eye; het licht komt via een klein gaatje in één ruimte in het oog binnen en valt op de
fotoreceptoren.
- Compound eye; oog bestaat uit een groot aantal kleine buisjes met of zonder lensje die allemaal
fotoreceptoren hebben. Het licht valt in de verschillende buisjes.
Ogen waarmee heel scherp gezien kan worden zijn minder sensitief.
Het menselijke oog bestaat uit een pupil, retina, cornea & lens en staafjes & kegeltjes en komt uit in de optische
zenuw. Vanuit staafjes en kegeltjes gaan alle optische signalen naar zenuw v1
In de fovea zitten met name de kegeltjes, waarmee je scherp kunt zien. De rest van het netvlies is gevuld met heel
veel staafjes maar ook kegeltjes
Macular degeneration; kegeltjes gaan uitvallen
Retinitis pigmentosa; nog maar een klein deel van het beeld is scherp
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sophiem02. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.