Samenvatting Feniks Tijdvak 8 Tijd van burgers en stoommachines
11 views 0 purchase
Course
Geschiedenis
Level
VWO / Gymnasium
Book
Feniks / VWO overzicht van de geschiedenis
Samenvatting van Feniks Tijdvak 8 Tijd van burgers en stoommachines. Belangrijke termen zijn dikgedrukt. Ideaal om te gebruiken als voorbereiding op het eindexamen!
Samenvatting Feniks VWO overzicht van de geschiedenis, ISBN: 9789006464917 Geschiedenis
All for this textbook (1)
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Geschiedenis
5
All documents for this subject (4891)
Seller
Follow
LukevdW
Reviews received
Content preview
Tijdvak 8 Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)
Paragraaf 8.1 De Industriële Revolutie
Hoe drogen veranderingen in de productiemethoden bij aan het ontstaan van een
industriële en verstedelijkte samenleving?
De Vroegmoderne Tijd
Eind 15e eeuw werkten de meeste Europeanen in de landbouw en boeren waren nagenoeg
autarkisch. In steden verwerkten ambachtslieden grondstoffen tot nijverheidsproducten. De
ambachtslieden verenigden zich in gilden, werkten in de kleine werkplaats aan huis en leverde aan
mensen in de directe omgeving. Het gilde bepaalde de kwaliteit, de prijs en het aantal leerlingen en
gezellen (ambachtsman in opleiding). Door de geslotenheid kregen de gilden monopolie op een
ambacht. Niet iedereen kon in de stad een ambacht uitoefenen. De gildemeesters waren machtig en
mensen vonden de gildereglementen hinderlijk. Ze beperkten het aanbod, de prijzen waren hoog en
massaproductie m.b.v. technische verbeteringen werd tegengehouden.
Hierdoor ontstond op het platteland de huisnijverheid. Een ondernemer leverde thuiswerkers de
grondstoffen of ruwe materialen, coördineerde hun productie en afzet. De thuiswerkers
(ongeschoolde arbeiders en boeren) waren van hem afhankelijk.
Drie uitvindingen
Textiel maak je door wol, vlas of katoen eerst te spinnen en dan te weven. Het verwerken van garen
op een weefgetouw ging veel sneller dan het spinnen van garen op een spinnewiel. John Kay vond in
Engeland in 1733 de schietspoel uit. Hierdoor ging het weven aanzienlijk sneller en er konden
bredere stoffen worden geproduceerd.
Het verbeteren van het productieproces van textiel was noodzakelijk. In 1761 bedacht James
Hargreaves de ‘spinning Jenny’; een machine met een wiel dat met de hand wordt gedraaid, laat een
aantal spoelen aan het eind van het apparaat draaien. De katoen wordt uitgerekt en als draad op een
spoel gewonden. De productie van garen nam toe, maar het was nog steeds te weinig om de
weefgetouwen bij te houden.
Zowel de schietspoel als de spinning Jenny werden in de huisnijverheid gebruikt. De kwantiteit en
kwaliteit namen toe, maar het leef- en werkpatroon veranderden niet. Dat veranderde toen Richard
Arkwright een machine ontwikkelde waarin katoenvezels door paren rollen worden geleid. De rollen
liggen achter elkaar en draaien op ieder een andere snelheid, zodat het katoen wordt uitgerekt tot
draden. De benodigde energie voor het draaien kwam van een waterrad, daarom heette de machine
het waterframe.
De komst van de fabriek
Het waterframe was ongeschikt voor in de huisnijverheid. Hierdoor ging men in de katoennijverheid
over van huisnijverheid naar productiewerk in fabrieken. In een fabrieksgebouw van zes
verdiepingen dat vol stond met machines werd geproduceerd op één waterrad. De door waterkracht
aangedreven spinnerijen heetten in het Engels mill (watermolen). Het werkpatroon van mensen
veranderde. In de fabriek werkten ze voor een directeur en moesten ze op vastgestelde tijden komen
werken. Ondernemers die de huisnijverheid organiseerden, investeerden vaak geld in deze mills.
Hierdoor kregen ze meer grip op de hoeveelheid en kwaliteit van de producten. De waterframes
moesten zo veel mogelijk draaien, dan zou er het meeste geproduceerd worden. Voor die arbeid
werden hele families van het platteland naar de fabrieken gehaald, in ruil voor vast werk en
huisvesting. In de katoenspinnerijen werkten vooral vrouwen en kinderen, mannen stonden achter
de weefgetouwen.
, In de beginjaren vielen thuiswerkers die bang waren voor het verlies van werkgelegenheid de
fabrieken wel eens aan en vernielden machines. Dit heeft de industrialisatie echter niet tegen
kunnen houden, hooguit misschien wat vertraagd. Fabriekseigenaren riepen bij escalatie hulp in van
de politie.
Het stoomtijdperk breekt aan
Er waren genoeg ondernemers die in een nieuwe fabriek wilden investeren, maar het vinden van een
geschikte locatie was een probleem. Een mill moest aan een riviertje met voldoende snelstromend
water liggen en de beste plekken waren al snel bezet. Er werd naar nieuwe manieren gezocht om
machines aan te drijven. De stoommachine was een uitkomst.
Al sinds begin 18e eeuw werd er in de Engelse mijnbouw gebruikgemaakt van een machine die
grondwater uit de mijnen pompte. Hij werkte echter erg traag en verbruikte veel steenkool. James
Watt verbeterde de machine tot een stoommachine die o.a. de functie van het waterrad kon
overnemen. De stoommachine en het waterrad werden vaak naast elkaar gebruikt als back-up in
oudere fabrieken en er konden nu nieuwe fabrieken worden gebouwd op nieuwe plekken zonder
rivier. Het liefste plaatsten eigenaren hun fabrieken midden in een stad, zodat arbeiders geen
kostbare tijd aan reistijd zouden verliezen.
Een nieuwe samenleving
De gevolgen van de industriële revolutie waren enorm. Rond het 1850 was in Engeland voor de
agrarische-urbane samenleving veranderd in een industriële samenleving. Langzaamaan verdween
de huisnijverheid. Er ontstond een snelle bevolkingsgroei en urbanisatie. Meer dan de helft van de
bevolking leefde in steden. Er was een enorme uitbreiding van de mogelijkheden voor vervoer, zoals
de stoomlocomotief en de door stoommachines aangedreven schepen. Deze veranderingen deden
zich in Engeland vanaf 1775 voor. Andere Europese landen volgden later; vooral tussen 1845 en 1875
breidde de industriële revolutie zich uit op het continent.
In de jaren 1870 stokte de snelle economische groei, maar vanaf 1890 nam de bedrijvigheid weer
toe. Het karakter van de industrie veranderde zodanig, dat men sprak van de Tweede Industriële
Revolutie.
In de Eerste Industriële Revolutie waren technische uitvindingen en verbeteringen afkomstig van
hobbyisten met vooral praktische kennis van het productieproces. Steenkool was de belangrijkste
energiebron voor b.v. de stoommachine.
De overgang van de Eerste naar de Tweede Industriële Revolutie betekende een overgang van een
economie gebaseerd op kapitaalgoederen naar een economie die het moest hebben van de
productie van consumptiegoederen. Door de geleidelijke levensstandaardverhoging konden mensen
voor het eerst luxegoederen kopen.
In de Tweede Industriële Revolutie was er meer interesse voor natuur- en scheikunde. De kennis
vond zijn weg naar de industrie en vanaf toen hadden innovaties een wetenschappelijke basis. Grote
bedrijven richtten eigen laboratoria op om nieuwe producten te ontwikkelen. Aardolie en
elektriciteit werden de nieuwe energiebronnen. De nieuwe industrieën maakten massaconsumptie
mogelijk. Overal kwam elektrische verlichting en al snel werden ook machines met elektromotoren
aangedreven. De communicatie ging sneller en het huishoudelijk werk werd lichter. Toen er uit
aardolie benzine kon worden gehaald, begon de auto net voor 1900 aan een opmars. De chemische
industrie produceerde halffabricaten zoals verf, synthetische kleding, zeep en margarine.
De ontwikkeling in Nederland liep anders dan in andere landen. Voor ondernemers die
gespecialiseerd waren in luxe kwaliteitsproducten (Zaans schrijfpapier, Delfts aardewerk) was het
voordeliger om de ambachtelijke productiemethoden te verfijnen dan machines te gebruiken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LukevdW. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.