Samenvatting van perceptie tot bewustzijn tentamen 2
59 views 7 purchases
Course
Van Perceptie Tot Bewustzijn (5102PETB6Y)
Institution
Universiteit Van Amsterdam (UvA)
Dit document bevat alle stof (m.u.v. practicum en artikelen) noodzakelijk voor tentamen 2 van het vak van perceptie tot bewustzijn. Dit omvat uitgebreide aantekeningen van alle hoorcolleges (met plaatjes), benodigde hoofdstukken uit cognitive neuroscience van Purves (H6,7) en H59 uit het boek van K...
Bijna alle informatie van de sensorische systemen gaat via de thalamus, behalve reuk. Via de
thalamus gaat het naar laag 4 van de cortex en daarna naar laag 2 en 3 en dan naar andere corticale
gebieden. Gaat het naar laag 5 en 6 gaat het terug naar de thalamus en sub-corticale gebieden.
4 subsystemen in het motor systeem:
1. Grijze stof van het ruggenmerg en tegmentum van de hersenstam
a. Hersenstam of ruggenmerg -> locale circuir neuronen -> lagere motor neuronen ->
skelet spieren van hoofd en lichaam
2. Vrijwillige bewegingen en complexe spatiotemporele sequenties van skilled bewegingen
a. Cortex of hersenstam -> locale circuit neuronen -> uppor motor neuronen
i. De bovenste motor neuronen komen bijvoorbeeld van motor cortex of
premotor cortex
Bovenste motor neuronen uit de hersenstam = spier tone en het oriënteren van ogen, hoofd en het
lichaam voor vestibulaire, somatische, auditieve en sensorische informatie. Dit is ook belangrijk voor
navigatie en lichaamshouding.
3. Cerebellum
a. Omvat de pons en het vierde ventrikel. Het gaat naar de upper motor neuronen en is
verantwoordelijk voor korte- en lange termijn errors in bewegingen.
4. Basale ganglia
a. Zorgen ervoor dat de upper motor neuronen geen onvrijwillige bewegingen gaan
beginnen en bereid het motor circuit voor het maken van een beweging.
Van sensorische systemen -> motoriek:
- Perceptie tot bewustzijn
- Leren en geheugen
- Ontwikkeling
- Emotie, motivatie en interne regulatie
o We gaan nu direct naar motoriek
Ontwikkeling van het motor systeem:
- Er zijn aangeboren motor programma’s -> Dit zit vanuit je genen.
Ze zitten er al in bij de geboorte omdat ze niet helemaal
gestuurd worden door grote corticale gebieden. Deze zitten in
de hersenstam en gebeuren ook automatisch.
1
, o Slikken, spugen, huilen, hoesten en niezen
- Tussen 0-15 wordt het circuit langzaam volwassen, hierin wordt het optimaal
- Alles wordt onder invloed opgezet van:
o De sensorische systemen
o Evenwichtsorgaan
o Spier en huid receptoren
Alles wat kinderen moeten leren is een soort trial en error. Ze leren wel heel snel want dat doe je
door te doen, en als kinderen merken dat ze kunnen lopen zullen ze nooit meer kruipen. Die
ervaringen zijn belangrijk voor het ontwikkeling want als kinderen daar van worden onthouden dan
zie je ernstige achterstanden.
Motor heeft somatotopische organisatie. De motor cortex gebieden hebben een homunculus en je
hebt dus specifieke plekken voor specifieke onderdelen van je lichaam. In apen werd ook stimulatie
gedaan bij laag 5 (output naar spieren) en daar is geen perfecte organisatie is. In het grof zie je wel
een organisatie van boven naar beneden maar het is niet zo netjes als werd voorgesteld. Als je
plekken stimuleert krijg je geen random spiertrekkingen, maar er is ook een organisatie voor acties
die ergens toe leiden. Vb. hand naar je mond, defensief gedrag etc.
Cingulate cortex:
- Vertegenwoordigt het hoogste level van motor controle
- Besluiten over acties en hun uitkomst
- Abstract denken, besluitvorming en verwachte uitkomst van een actie
Posterior parietale cortex:
- Afstellen van de arm, propioceptie met beeld van de hand
- Compute handpositie in zicht coördinaten
- Compute doelpositie in zicht coördinaten
Extra striate cortex
- Dorsaal = naar parietaal kwab
o Informatie vanuit V1 via MT
o Waar is het object?
▪ Laesie = akinetopsie (bewegingen niet goed
zien)
- Ventraal = naar temporaalkwab
o Informatie van V1 via V4
o Wat is het object?
▪ Laesie = visuele agnosie (objecten niet herkennen)
Supplementary motor area (mediale divisie van de premotor)
- Heeft ook topografische organisatie
- Bilaterale interactie van twee handen
o Grijp bewegingen
o Houding gerelateerde beweging
o Fixatie beweging
o Bewegingen van hoofd en ogen
- Laesie = minder spontane/zelf-geïnitieerde bewegingen -> dit gebied is belangrijk voor
interne cues
2
,Premotor area:
- Zelfde topografische organisatie als M1
- Doel = bewegingen buiten je persoonlijke ruimte (buiten directe bereik met bijv. armen)
- Verantwoordelijk voor complexe motor patronen
- Regelen van doel positie t.o.v. de hand en coderen van de gewenste beweging (verplaatsen
van de hand)
- Selecteren van bewegingen behorend bij de context en het doel van de actie
- Spiegel neuronen
o Het zien en doen van een bepaalde beweging zijn dezelfde neuronen actief
▪ Ook al kan je je eigen hand niet zien door een muur etc. vuren ze toch
o Dezelfde actie doen maar dan niet met je hand maar met een tangetje dan reageren
die neuronen niet meer
- Je ziet hier ook die intentie activatie, dus activatie net voordat de beweging van start gaat
Patiënten in coma kunnen ‘communiceren’ door te kijken in de fMRI of er activatie is in de hersenen
bij wat ze zeggen. Ze moeten dus bij ja denken aan tennis spelen en bij nee aan lopen door je eigen
huis.
De premotor area kan bewegingen direct en indirect beïnvloeden. Indirect door connecties met de
primaire cortex en direct via axonen die door de corticobulbar en -spinal tract gaan om zo lokale
circuit output naar de hersenstam en het ruggenmerg te beïnvloeden.
Laesie = Apen hebben problemen met visuele cued bewegingen, maar kunnen wel reageren op de
visuele stimulus en kunnen ook de beweging maken in een andere setting.
Primaire motor cortex (MI):
- Vezels via de ‘pyramidaal tract’, cortico-spinal tract
- Doel = bewegingen binnen je persoonlijke ruimte (direct bereik met bijv. armen)
o Zet de gewenste bewegingen worden omgezet in spier activatie patronen en stuurt
deze naar het ruggenmerg
o Meer dan de helft van M1 codeert voor handbewegingen en spreek spieren
o Vuren van een enkel motor neuron veroorzaakt een specifiek patroon van
bewegingen maar NIET de activatie van een specifieke spier
▪ Dit is pas als het aankomt in het ruggenmerg, dan gaat het om losse
spiergroepen
o Laesies leiden ook tot specifieke beperkingen
Projection fibers:
- Corticale afferente vezels brengen informatie naar de cerebrale cortex
o Vooral thalamo-cortical vezels
- Corticale efferente vezels brengen informatie weg van de cortex naar lagere delen
o Corticostriate
o Corticobulbar
▪ Naar hersenstam nuclei -> van PM en M1
▪ Gezichtsbewegingen -> non-Betz cellen
o Corticopontine
o Corticospinal
▪ Naar het ruggenmerg -> via de M1
▪ Naar lage extremiteiten -> Betz cellen
3
, - Corona radiata -> vormen de interne capsula
- Interne capsula -> Zit tussen de thalamus en de basale ganglia. Het gaat door in de
middenhersenen, pons en medulla oblongata.
o Gaat door in het ruggenmerg als corticospinale tracts
Corticospinal en corticobulbar
Cortex -> posterior limb van de internal capsula -> cerebrale peduncle -> pons -> pontine nuclei ->
medulla (medullary pyramids) ->
- Laterale corticospinale tract = Gaan door decussatie naar de andere kant
o Directe pad van de cortex naar het ruggenmerg en dirigeren vaak de distale
extremiteiten. Ze projecteren soms rechtstreeks naar alpha neuronen. Ze eindigen
dus vaak bij lokale circuit neuronen, dus is hier veel controle over de handen.
- Ventrale corticospinale tract = Blijven aan de ipsilaterale kant.
o Voornamelijk informatie van de dorsale en mediale regio’s van de motor cortex en
dit is de romp en de proximale ledematen
Proprioceptie = laag 5 in somatosensorische regio’s (anterior parietaalkwab) -> lokale circuit
neuronen -> trigeminal nuclei en dorsale column nuclei (hersenstam) / dorsale hoorn ruggenmerg
Als je al deze informatie weet kan je een aap een taak geven.
- ‘ready’ = pariëtaal en temporaalkwab
- ‘set’ = supplementary en premotor areas
- ‘go’ = area 6 (M1)
M1 : Wat ze ook zagen in apen is dat de kracht die werd gegenereerd in de spieren veranderde als
een functie van de vuurfrequentie van de upper neuronen. Ook veranderde de vuurfrequentie van
de actieve neuronen voor bewegingen met een lage kracht. Daarom werd er gedacht dat de M1 heel
belangrijk is voor het initiëren van de lage motor neuronen die nodig zijn voor de fijne bewegingen.
Ook hier zie je oriëntatie voorkeur bij bepaalde cellen.
- Je hebt een ‘muscle field’ = Hoeveel spieren er verbonden zijn met één upper motor neuron
o Één upper motor neuron contacteert ook meerdere lower motor neuronen. Dit
hangt samen met het idee dat er spier bewegingen worden gecodeerd i.p.v.
stimulatie van één bepaalde spier.
Corticale plasticiteit = Je hebt wel locaties voor verschillende onderdelen van je lichaam maar het is
niet zo dat het altijd zo gaat blijven. Delen van de hersenen kunnen elkaar overnemen en ook hun
grootte van het representatiegebied veranderen. Ook als je bijvoorbeeld een amputatie hebt gehad
dan wordt het stukje wat dan ‘verloren’ is opgenomen door andere ledematen. Je kan dan dus een
representatie van je vingers krijg op je wang.
Bijna alle verwerking loopt parallel, dus wat het is, waar het is, welke hand/handen ga je gebruiken
etc. Als de bal al dicht bij genoeg is dan is de informatie al weg uit de cortex en richting de spieren,
zegt dan iemand ontwijk de bal ga je hem toch vangen want het is al je cortex uit.
Experiment:
- In de aap worden elektrodes gezet en uiteindelijk wordt de informatie op de computer gezet.
Het gaat dan naar de aansturing van een robot arm, en als je de juiste code eruit haalt kan je
met dat brein die arm bewegen.
o Het enige cortex gebied wat je nodig hebt is motor cortex 1. Als je aan de M1 meet
kan je de intentie van de actie helemaal begrijpen en voorspellen.
- Als je dit bij mensen doet kost dat enorm veel energie
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gittevogels. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $9.61. You're not tied to anything after your purchase.