Uitgebreide samenvatting van het tweedejaars IP vak VAPS. Hierin wordt de opgegeven literatuur uit het boek (4595) gecombineerd met de aantekeningen van de colleges van prof. Van Biezen. In deze samenvatting staat dus praktisch alles wat je moet weten voor het tentamen.
Lecture notes and book summary - Comparative Analysis of Political Systems - 2023 - Grade 8.5
Comparative Analysis of Political Systems Lecture Notes (Lectures 1-13) - GRADE 6,0
Summary Comparative Analysis Political Systems - IRO
All for this textbook (4)
Written for
Universiteit Leiden (UL)
Internationale Politiek
Vergelijkende Analyse van Politieke Stelsels
All documents for this subject (1)
2
reviews
By: jdvaneijck • 2 months ago
By: jandouwe1104 • 2 months ago
Seller
Follow
brechtjem
Reviews received
Content preview
Vergelijkende Analyse van Politieke Stelsels
Inleiding
Vergelijkende politiek is een sub-discipline van de politieke wetenschap. Eerst ging het voornamelijk
om het bestuderen van andere landen (dan de VS) zonder deze met elkaar proberen te vergelijken.
Het is een vruchtbare traditie met veel kennis, maar het is moeilijk om al die verschillende landen
met elkaar te vergelijken, en te generaliseren, waardoor er alleen sprake is van ‘thick description’.
Het is een combinatie van inhoud en methode. De traditie van de methode richt zich op het opstellen
van regels om stelsels systematisch te kunnen onderzoeken/vergelijken, concepten zo systematisch
mogelijk te gebruiken, en om generaliseerbare uitspraken te doen.
Er is een aantal redenen waarom we vergelijken:
Kennis verzamelen over andere landen om iets over je eigen land te kunnen zeggen
Classificeren mogelijk maken (zorgt voor orde)
Formuleren en testen van hypotheses en theorieën
Voorspellingen doen
Valkuilen van vergelijken:
1. Vereist veel kennis en (achtergrond) informatie
2. Ethnocentrisme en stereotypes
3. Betekenis concepten kan verschillen per context
4. “Too many variables, too few cases”
5. Selection bias
Politieke stelsels volgens Aristoteles:
Despotisch (in het algemeen belang) Constitutioneel (in het belang van de heersers)
Monarchie Tyrannie
Aristocratie Oligarchie
Polité Democratie
Dit schema laat zien dat politieke stelsels makkelijk in elkaar kunnen overlopen (van links naar
rechts). Volgens Aristoteles zit een democratie in het ‘slechte’ rijtje, omdat hierbij de armen aan de
macht zijn. Hij gaf een voorkeur aan de middenklasse (polité).
1
,Patterns of democracy – Lijphart
Model van Lijphart:
Westminster Consensus
Concentratie van de uitvoerende macht in Verdeling van de uitvoerende macht onder
kabinetten bestaande uit één partij met een brede coalitiekabinetten
krappe meerderheid
Dominantie van het kabinet Machtsevenwicht tussen de uitvoerende en
wetgevende macht
Twee-partij systeem Multi-party systeem
Majoritaire en disproportionele kiesstelsels Evenredige vertegenwoordiging
Pluralisme van belangengroepen: meerdere Corporatisme van belangengroepen; drie
belangengroepen voeren druk uit op de elementen: tripartiet overleg, relatief weinig en
overheid op een ongecoördineerde en relatief grote belangengroepen, prominentie
competitieve manier. van peak associations.
Unitaire en gecentraliseerde overheid Federale en gedecentraliseerde overheid; Er
bestaat asymmetrisch/symmetrisch en
congruent/incongruent (eenheden gebaseerd
op etnische en/of linguïstische samenstelling)
federalisme
Unikamerale wetgevende macht Sterk bikameralisme; Voorwaarden: de twee
kamers zijn gelijk in kracht, maar verschillen van
samenstelling
Constitutionele flexibiliteit Rigide constitutie
Geen rechterlijke toetsing (judicial review) Rechterlijke toetsing
Centrale bank wordt gecontroleerd door de Onafhankelijke centrale bank
uitvoerende macht
Voor het Westminster model zijn er drie ideaaltypen: VK, Nieuw-Zeeland en Barbados. De drie
ideaaltypen van een consensusmodel zijn: Zwitserland, België en de EU.
Het model van Lijphart bestaat uit twee dimensies:
1. Executive-parties dimension (kenmerk 1-5): mate van machtsconcentratie vs. spreiding van
bevoegdheden in regering en parlement (en belangengroeperingen)
2. Federal-unitary dimension (kenmerk 6-10): mate van machtsconcentratie vs. spreiding van
bevoegdheden d.m.v. institutionele scheiding, tussen federale en staatsinstituties, tussen
wetgevende kamers, onafhankelijke hooggerechtshoven en centrale banken
Je zou verwachten dat de meeste landen ofwel rechtsboven (Westminster), ofwel linksonder
(consensus) zitten, maar er zitten heel veel landen in de andere twee vakken. Er is een hele grote
spreiding. Voor als deze landen heeft Lijphart geen model. Daarnaast is er een hele sterke
normatieve component. Lijphart geeft duidelijk de voorkeur aan consensus, omdat dat volgens hem
‘kinder and gentler’ landen zijn.
2
,Scheidslijnen, realignment en dealignment
Vier scheidslijnen (‘cleavage’) volgens Lipset en Rokkan (1967):
1. Centrum vs. periferie
Gaat om een conflict tussen dominante en ondergeschikte culturen in de periode van staats-
en natievorming (va. 1700). De minderheden organiseerden zich in partijen en zetten zich af
tegen de centralisatie en verlies van autonomie -> mogelijke uitkomsten:
- Afscheiding
- Lokale autonomie
- Assimilatie/absorptie
- Voortdurende spanning
Tot vandaag de dag is er in veel Europese staten een spanning merkbaar tussen centrum en
periferie (regionale minderheden).
2. Kerk vs. Staat
Conflict tussen kerk en staat in de periode van staat- en natievorming -> Wie heeft de
uiteindelijke autoriteit, in het bijzonder op het gebied van onderwijs. Voornamelijk aanwezig
in katholieke landen of landen met een aanzienlijke katholieke minderheid. Dit leidde tot het
ontstaan van christen-democratische partijen. In protestantse landen speelde dit minder,
omdat protestantse kerken geen overkoepelende organisatie hebben en vaak verbonden zijn
aan de staat.
3. Stad vs. Platteland
Conflict tussen traditionele agrarische sector en nieuw opkomende commerciële en
industriële klassen in de periode van de industriële revolutie, over economische rechten en
privileges. Speelt vooral in Scandinavië en Oost-Europa en heeft geleid tot het ontstaan van
Boerenpartijen en agrarische partijen.
4. Arbeid vs. Kapitaal
Conflict tussen eigenaren van productiemiddelen en politieke elites vs. de arbeidersklasse in
de periode van de industriële revolutie, over economische omstandigheden en politieke
rechten. Dit speelde vrijwel overal in (west-)Europa. Leidde tot socialistische/sociaal-
democratische/arbeiderspartijen en communistische partijen.
Lipset en Rokkan onderscheidden ook een aantal ‘critical junctures’:
Reformatie/contra-Reformatie (16e/17e eeuw)
Democratische Revolutie (vanaf 1789)
Industriële Revolutie (19e eeuw)
Russische Revolutie (vanaf 1917)
Niet alle maatschappelijke verschillen zijn partij-politiek relevante scheidslijnen. Wat is een
scheidslijn (‘cleavage’)? -> bestaat uit drie componenten:
1. Een maatschappelijke verdeling die groepen mensen van elkaar onderscheidt o.b.v.
belangrijke sociaal-culturele kenmerken (bijv. beroep, religie, taal, etniciteit).
2. Een geheel van waarden en overtuigingen die een gevoel van collectieve identiteit
verschaffen aan leden van deze sociale groepen.
3. De organisatorische uitdrukking (mobilisering) van de belangen van mensen aan een kant van
de scheidslijn (bijv. politieke partij, vakbond, kerk).
Hoe sterker elk component, hoe sterker de scheidslijn. Deze componenten zijn van belang om de
‘freezing hypothesis’ van Lipset en Rokkan te begrijpen en of dat nog steeds van toepassing is.
‘Freezing hypothesis’: De partijstelsels in de jaren ’60 weerspiegelen grotendeels de ‘cleavage
structure’ van de jaren ’20 en zijn een uitvloeisel van de conflicten die toen speelden; huidige stelsels
verschillen nauwelijks van jaren ’20. Dat die stelsels konden bevriezen wordt grotendeels
toegeschreven aan de organisatorische uitdrukking, in het bijzonder massapartijen. Deze partijen
hadden naast diepe politieke wortels ook heel veel maatschappelijke functies. Hierdoor droegen
deze partijen bij aan het ontstaan van loyaliteit en een soort subcultuur.
De scheidslijnen kunnen veranderen, wanneer de basis verandert:
3
, 1. Structurele maatschappelijke veranderingen:
- Sociaal-economische ontwikkeling: De economische mobilisering is enorm toegenomen
-> geen arbeidersklasse meer -> grote gevolgen voor klasse-scheidslijn
- Secularisatie -> verzwakt religieuze scheidslijn
2. Hierdoor, samen met de individualisering van gedrag en de afname van ‘class voting’, neemt
ook de collectieve identiteit af.
3. Verandering organisatie en gedrag politieke partijen: van massapartij naar catch-all.
Realignment: de traditionele scheidslijnen vervagen en worden vervangen door nieuwe; bijvoorbeeld
post-materialisme en ontstaan van groene partijen (Inglehart) of ‘winners vs. losers’ van globalisering
(Kriesi). Voor beide thesen is wel iets te zeggen. Er is sprake van een herschikking van de
scheidslijnen, maar de verschuiving is niet spectaculair, dus het bewijs is beperkt.
Dealignment: kiezers keren zich af van traditionele scheidslijnen en politieke partijen; zij richten zich
op alternatieven (sociale bewegingen, belangenorganisaties) of trekken zich terug uit de politiek.
Deze these kan verdedigd worden door de toename van de electorale volatiliteit.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brechtjem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.81. You're not tied to anything after your purchase.