Beleidssociologie
Kennisclip 1: Introductie
Sociologie is het bestuderen van het samenzijn, de wetenschappelijke studie van hoe mensen
samenleven. Het gaat veelal over sociale problemen, niet te verklaren vanuit individuele kenmerken.
Voor bestuurskundigen is het belangrijk om kennis te hebben over samenlevingen als middel voor
het oplossen van sociale problemen. Daarnaast zijn er veel grote denkers geweest die veel invloed
hebben gehad op het denken in de samenleving, politiek en ambtenarij. Je krijgt hierdoor beter
begrip van hoe de maatschappij jou zelf als mens beïnvloedt en beperkt.
Vanaf circa 1850 waren er al ‘sociologen’ (zoals Marx en Weber), maar formeel werkten ze op andere
vakgebieden zoals filosofie en economie. Het officiële vakgebied ontstond pas later, toen Durkheim
hoogleraar er in werd. De wortels van de sociologie liggen in de Verlichting (intellectuele beweging in
het 18e eeuwse Europa). De kenmerken hiervan zijn het groeiende geloof in besluitvorming op basis
van rede en kennis vanuit de empirische wetenschap en de groeiende kritiek op de rol van religie in
het openbaar bestuur. In de 19e eeuw begonnen de voorlopers van de sociologie (o.a. Comte en
Martineau).
In dit vak wordt er gebruik gemaakt van meerdere paradigma’s, deze helpen je om sociale problemen
te bekijken vanuit meerdere invalshoeken (en beter te begrijpen). Twee paradigma’s liggen op
macroniveau (focus op samenlevingen): de conflictsociologie en het functionalisme. De andere twee
paradigma’s liggen op microniveau (focus op individu): het symbolische interactionisme en de
rationele theorieën.
Kennisclip 2: Karl Marx
Het denken van Marx heeft veel mensen geïnspireerd, denk aan de communistische landen (China,
ooit Rusland (nog steeds invloeden)), maar ook niet communistische landen en mensen (Tanja
Nijmeijer). Wat vooral belangrijk is: zijn denken over (analyse van) het kapitalisme. (Bijna) de hele
hedendaagse wereld werkt via dit systeem. Marx voorspelling was dat het kapitalisme teneinde zou
komen en er alleen nog communistische samenlevingen over zouden blijven, dit is tot noch toe niet
uitgekomen. In 1848 publiceert Marx het communistische manifest, tegen de achtergrond van alle
revoluties in die tijd.
Marx leefde in de 19e eeuw, tijdens de industriële revolutie ook. Hij zag dat veel mensen vanaf het
platteland naar de stad trokken en daar in slechte leefsituaties terecht kwamen. Zijn verklaring voor
de splitsing tussen de hele slechte omstandigheden en hele goed omstandigheden. De oorzaak voor
de ongelijkheid kwam door het kapitalisme. De productiemiddelen (machines, arbeiders, grond)
waren ongelijk verdeeld: de bourgeoisie waren bezitters van de productiemiddelen en het
proletariaat was een klasse zonder middelen. De bourgeoisie gebruikt de winst die gemaakt wordt
om meer productiemiddelen te kopen, hier blijft de ongelijkheid in stand (of groeide zelfs).
Een van de hoofdgevolgen van het kapitalisme was exploitatie of uitbuiting. Arbeiders verdienen
minder dan ze waard zijn, omdat de bourgeoisie de macht had. Een tweede gevolg was de
commodificatie van arbeid: de bourgeoisie koopt de arbeiders als producten. Zodra ze niet meer
nuttig waren werden ze ontslagen. Het derde gevolg was een psychologisch effect: arbeiders
vervreemden van hun bestaan. Vervreemding kwam tot uiting in: de gemaakte producten waren niet
van de arbeiders, maar werden direct door verkocht, de waarde er van was niet zichtbaar voor de
1
, Beleidssociologie 2020-2021
arbeiders. Ook komen ze los te staan van het productieproces. Er ontstaan arbeidsdeling (of
specialisatie), waardoor het werk eenzijdig wordt en zorgt voor nog meer vervreemding (en
psychologische, nadelige effecten). Om te overleven moeten arbeiders in een kapitalistisch systeem
elke dag bepaald werk verrichten. Dit ging ten koste van hun vermogen tot creativiteit, terwijl dat
hen juist tot individuele mensen maakt. Ten slotte ontstond er vervreemding van elkaar, door het
vele werken was er minder tijd voor familie en naasten. Ook ontstaat er concurrentie tussen de
arbeiders, omdat er beperkte plaatsen zijn en men dus moet concurreren om een werkplek (en dus
geld om te overleven).
Om Marx beter te begrijpen moet je eerst het idealisme van Hegel leren begrijpen, hij was namelijk
van grote invloed op Marx in zijn jonge jaren. Er is een wereld van ideeën (superstructuur) en een
wereld van tastbare zaken (substructuur). Men geeft op basis van ideeën vorm aan de tastbare
wereld. Het idee van Marx hierover was precies omgekeerd: de superstructuur zou volgens hem tot
stand komen door de substructuur. Ongelijke systemen, zoals het kapitalisme, in de tastbare wereld
blijven bestaan doordat rijkere klassen (bourgeoisie: eigenaren van kapitaal) het rechtvaardigen met
ideeën. Die ideeën scheppen een vals bewust zijn en dus een vorm van acceptatie bij de armere
klassen (proletariaat). Dit wordt ook wel het materialisme van Marx genoemd. Het historisch
materialisme is een idee wat hiermee samenhangt. Veranderingen in de materiële condities van een
samenleving leidt tot een verandering in de sociale relaties. Het dialectisch materialisme gaat uit van
een verandering door tegenstelling: een botsing tussen these en antithese levert synthese op.
Tegenstelling of conflicten tussen groepen die verschillen in materiële condities leiden tot
veranderingen in sociale relaties.
Marx voorspelde dat het kapitalisme lang stand zou houden, maar uiteindelijk zou het tot een einde
komen. Marx erkende twee grote klassen: de bourgeoisie en het proletariaat. Daarnaast erkende hij
nog drie andere kleinere klassen: zelfstandigen zonder personeel, professionals en de restanten van
de adel. De drie klassen zouden volgens hem verdwijnen in het proletariaat, de bourgeoisie zou juist
kleiner worden. Dit zou uiteindelijk ook zorgen voor de instabiliteit van het kapitalisme. De groei van
het proletariaat, de uitputting van grondstoffen en recessies zouden leiden tot klassenbewustzijn.
Vervolgens zou er een revolutie van het proletariaat ontstaat die zou leiden tot een kortstondige
dictatuur en uiteindelijk zou er een communistische samenleving ontstaan.
De voorspellingen van Marx zijn uiteindelijk niet uitgekomen. Er zijn vier theorieën waarom dit niet is
gebeurd: er is veel economische groei geweest (ook de ‘armere’ zijn er flink op vooruit gegaan), er is
vrije beschikbaarheid van aandelen (arbeiders hebben belang bij voortbestaan kapitalisme, omdat ze
er ook aan verdienen), er zijn vakbonden en regeringen die verzachtende invloeden hebben, er is
technologische vooruitgang geweest (verzwakking proletariaat). Daarnaast was er vanuit andere
sociologen ook kritiek op de ideeën van Marx.
Kennisclip 3a: Frankfurter Schule
De Frankfurter Schule is een groep kritische theoretici die beroemd werden door hun unieke ideeën.
De meest moderne technieken werden volgens deze groep ingezet door de machtigen der aarde
(bedrijven, producenten) om de macht te behouden. Maar waren deze kritische theoretici zo kritisch
op? De onderdrukking met name van redelijke discussie en besluitvorming door machtige instituties.
Hegemonie van consumptie: het is ‘normaal’ om producten (van die bedrijven) te consumeren. Je
denkt niet meer kritisch na over wat je koopt.
Massacultuur: grootschalig geproduceerde, homogene cultuuruitingen. Via moderne technieken
achterhalen bedrijven wat (groepen)consumenten willen. Hierdoor willen ze maximale winst
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aetimmerman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.86. You're not tied to anything after your purchase.