Dit is een samenvatting van hoofdstuk 5, 6, 7, 8, 9 en 10 uit het boek hoofdstukken sociaal recht 2021.
Dit is een zeer uitgebreide samenvatting waar alles naar voren wat je zou moeten weten van de hoofdstukken.
De samenvatting is opgedeeld in paragraven en is overzichtelijk, met behulp van tabel...
5.1
Socialezekerheidswetten:
Volksverzekeringen: is van toepassing op ingezetenen, zijn in beginsel alle personen die
in Nederland hun woonplaats hebben (min. 15 jaar) → AOW, Anw, Zvw en Wlz.
Werknemersverzekeringen: betreft werknemers en daarmee gelijkgestemden → WW,
ZW en WIA.
Sociale voorzieningen: hier hoeft geen premie te worden betaald (bij volks- en
werknemersverzekering wel) → IOAW, IOW, TW, participatiewet en AKW.
5.2
Is heel kort, zelf lezen is hierbij voldoende → uitvoering, beroep en hoger beroep blz. 183
5.2.
5.3
Wie zijn verzekerd?:
Werknemer: volgens Art. 3 van zowel de WW en de ZW als de WAO/ WIA → voorwaarde:
werknemer is de natuurlijke persoon, die in privaatrechtelijke of in publiekrechtelijke
dienstbetrekking staat.
Ambtenaren: door normalisering steeds meer als werknemer gezien, dus ook verzekerd
voor WW, ZW en WAO/ WIA → uitkeringen op deze grond zijn heel laag dus er is een
overgangsregeling bedacht waarbij sommige ambtenaren nog wel bovenwettelijke
uitkeringen krijgen.
De partijbedoeling en de feitelijke uitvoering zijn niet alleen bij geschillen tussen een
werkgever en werknemer van belang, maar ook in het kader van de vraag of iemand in een
(privaatrechtelijke) dienstbetrekking staat.
5.4
Vroeger moest het UWV streng toetsen als iemand een WW-uitkering kon krijgen → dit
gebeurde vaak met ‘te veel’ juridische procedures (koste veel geld) → dit zorgde ervoor dat
de werknemer ‘vaak’ hard zijn/ haar best deed om een snelle terugkeer op arbeidsmarkt te
maken.
Wil een werkloze in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de WW, dan moeten
bepaalde voorwaarden zijn vervuld → dit wordt gedaan met een individuele toets (door het
UWV).
1. De werkloze moet verzekerde in zin van de WW zijn, dus werkzaam is in een
privaatrechtelijke dienstbetrekking of een arbeidsverhouding heeft in de zin van art. 4 en
5 WW.
2. Ook moet er worden vastgesteld of er sprake is van werkloosheid → art. 16 lid 1 WW →
de betrokkene moet minstens 5 arbeidsuren per week zijn verloren of ten minste de helft
van het wekelijkse aantal gewerkte uren en de betrokkende moet beschikbaar zijn om
arbeid te aanvaarden.
Als er is vastgesteld dat de (ex-)werknemer werkloos is moet er in de 3 e plaats nog worden
nagegaan of er voldaan is aan de referte-eis (art. 17 WW) → de werkloze moet in 36 weken
onmiddellijk voorafgaande aan de eerste dag van werkloosheid in ten miste 26 weken als
werknemer arbeid hebben verricht (gaat niet om het aantal uren, alleen dat er 26 week is
gewerkt) → de referte-eis wordt ook wel de 26-uit-36-wekenreis genoemd.
Als aan de 3 voorwaarden is voldaan kan de werkloze een basisuitkering krijgen → dat gaat
als het volgt in werking → duurt 3 maanden, de eerste 2 maanden krijgt de werkloze 75% van
zijn (max.) dagloon en de 3e maan 70% van zijn (max.) dagloon → zie figuur 5.2 op de
volgende pagina.
, Na de basisuitkering kan een werkloze de verlengde uitkering krijgen → deze geeft weer 70%
van het (max.) dagloon en kan maximaal oplopen tot 24 maanden.
Als een werkloze voor de verlengde uitkering in aanmerking wil komen geldt er nog een
voorwaarde (art. 42 lid 2 WW) → de arbeidsverledeneis (de 4-uit-5-eis): in de 5
kalenderjaren die aan de werkloosheid zijn voorafgegaan, moet de verzekerde ten
minste 4 jaar lang 208 uren of meer per jaar loon hebben ontvangen (van 1 januari tot en
met 31 december).
Vb. wordt de persoon met ingang van 11 november 2020 werkloos, dan moeten de jaren
2015 tot en met 2019 in aanmerking worden genomen om te beoordelen als aan de 4-
uit-5-eis is voldaan.
Gedurende welke periode ontvangt de werkloze een verlengde WW-uitkering?:
Dat hangt af van het feitelijke- en fictieve arbeidsverleden → deze worden uitgedrukt
in een aantal vast te stellen jaren, en deze worden dan bij mekaar opgeteld →
hierdoor wordt de duur betaald (art. 42 lid 4 WW).
Feitelijke arbeidsvoorwaarden: vb. ieder kalenderjaar vanaf 1 januari 1998 komt
in aanmerking (in 2020 werkloos geworden), als er tenminste 208 uurloon is
ontvangen ieder jaar → dat maakt 22 jaar, maar stel dat dit niet op gaat voor
2004 wordt het totaal aan feitelijk arbeidsverleden 21 jaar.
Fictieve arbeidsverleden: gaat uit van de veronderstelling dat de verzekerde op 1
januari van het jaar waarin hij 18 jaar is geworden, gewerkt heeft en verzekerd
zijn op grond van de WW → het fictieve arbeidsverleden wordt vastgesteld door
het aantal jaren vast te stellen tussen 1 januari van het jaar waarop men 18 is
geworden en 1 januari 1998 (hier gaat de wet vanuit) → diegene is in de periode
van 1 januari 1994 18 geworden, maakt dat het fictieve arbeidsverleden 4 jaar is.
Het totale arbeidsverleden is dan 25 jaar.
Als de bovenste 2 bekend is kunnen we de duur van de verlengde WW-uitkering
uitrekenen → de 3 maanden van de basisuitkering worden ieder jaar dat de werkloze
208 uur voldoet, gedurende de 1e 10 jaar verlengd met een maand voor ieder vol
kalenderjaar dat het arbeidsverleden de duur van 3 kalenderjaren overstijgt → vanaf
het 11e dienstjaar wordt er een halve maan per dienstjaar opgebouwd → natuurlijk
mag dit niet het maximum van 24 maanden overschrijden (art. 42 lid 2 WW).
Zie figuur 5.3 op blz. 191 voor mogelijkheden bij werkloosheid.
5.5
De WW maakt een onderscheid tussen 2 sancties waarmee iemand die op zichzelf recht
heeft op een WW-uitkering, te maken krijgen: de maatregel en de boete → dit heeft in beide
gevallen financiële gevolgen alleen wel op andere manieren.
De maatregel: als een werknemer volgens het WW recht heeft op een uitkering betekent
dit niet altijd dat hij deze krijgt → een maatregel kan worden genomen als de betrokken
werkloze onvoldoende heeft gedaan om de geleden schade ten gevolge van de ontstane
werkloosheid te beperken → dit kan gebeuren in de volgende situaties:
De betrokkene is verwijtbaar werkloos geworden: art. 24 lid 2 WW geeft antwoord
→ gaat om art. 7:678 BW of de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller anitaoosting16. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.07. You're not tied to anything after your purchase.