Kennistoets 1: Inleiding in de fysiotherapie en
pathologie
Paramedisch algemeen
MDBB/BPS-model
MDBB: Meer Dimensionaal Belasting-Belastbaarheidsmodel. MDBB = BPS. Dimensies van het MDBB:
Biomedisch, Psychologisch, Sociaal.
BB: Belasting en Belastbaarheid. Ieder persoon heeft een andere belastingsgraad. Helemaal geen
belasting leidt tot een vermindering van de belastbaarheid. Belasting: een last of gewicht dat
gedragen moet worden of op een individu rust (dragen van zware stenen). Belastbaarheid: de last die
een individu of een gedeelte van het individu kan dragen (hoeveel je aan kan).
Voorbeelden van balans Belasting en belastbaarheid:
Homeostase: het vermogen van het lichaam om het interne milieu in evenwicht te houden
Ergotrope en trophotrope tuning: Ergotrope functies bereiden het lichaam voor op actie
(actief tijdens geactiveerde toestand). Trophotrope functies zorgen voor herstel van het
lichaam en energie opbouw (actief tijdens rust)
Adaptief vermogen: aanpassingsvermogen
Belasting/stress: ontstaat bij langdurige overbelasting. Lichaam en geest hebben geen
herstelmoment kunnen bereiken.
Bij training laat je de belasting en belastbaarheid schommelen. Door training wordt de
belastbaarheid groter. Tijdens de training neemt de belastbaarheid af. Overtraining zorgt voor een
daling van de belastbaarheid (te vroeg weer trainen).
Gezondheid is een bio-psycho-sociale balans tussen belasting en belastbaarheid.
ICF-model
ICF: International Classification of Functioning.
Doel ICF-model:
klinisch redeneren (nemen van beslissingen uit gegevens)
Goede behandelstrategie (een vooraf bedacht plan waarin je samen met de patiënt bedenkt
hoe je een doel kunt bereiken)
Waarom ICF:
Eenheid in taal door codes
Intercollegiale communicatie
Verschillende disciplines kunnen beter communiceren
Koppelen van patiëntgegevens makkelijker
,ICF zorgt ervoor dat je het over hetzelfde hebt (lopen: hardlopen/lopen door de gang).
Rehabilition is een continu proces dat bestaat uit:
Identificeren van het probleem en de behoeften van de patiënt, gerelateerd tot relevante
problemen van de patiënt in zijn omgeving
Opstellen van therapiedoelen
Plannen en uitvoeren van de behandelinterventie
Evalueren van het effect van de behandeling gemeten met relevante meetinstrumenten.
PIP (Patient Indentified Problem): Informatie die de patient zelf geeft (bovenaan RPS-formulier).
NPIP (Non Patient Identified Problem): Waar je tijdens het onderzoek achter komt (onderaan RPS-
formulier)
RPS-formulier (Rehabilition Problem Solving):
Verbanden leggen (pijl: waarom)
Behandelstrategie (pijl andere kant op)
Spierfunctie
Bouw van de spier:
Origo: beginpunt (proximaal)
Insertie: aanhechting (distaal)
Functie: beweging die door de spier geleverd wordt afhankelijk van de rangschikking van de
spiervezels in de spierbuik.
Als er een prikkel komt kunnen de origo en insertie uit elkaar gaan of naar elkaar toe. De
actiepotentiaal zorgt ervoor dat een groepje cellen in actie komt er ontstaat een hele kleine
spanning. Er worden een aantal actiepotentialen gestuurd waardoor groepjes samen gaan werken.
Soorten spieren:
Mono-articulair: spier loopt over één gewricht (bilspier)
Bi-articulair: spier loopt over twee gewrichten (flexie heup en extensie knie, voorste spier
dijbeen).
Poly-articulair: spier loopt over meer dan twee gewrichten (spieren die de vingers buigen).
Contractie:
Dynamisch: spier zet kracht en komt in beweging (origo en insertie naar elkaar toe)
o Concentrisch: spanning in de spier is groter dan de tegenkracht (arm gaat omhoog).
o Excentrisch: spanning in de spier is kleiner dan de tegenkracht (arm gaat omlaag).
Statisch (isometrisch) spierballen laten zien. Insertie en origo blijven in dezelfde spanning.
Spieren blijven actief zodat je niet in één keer naar beneden ploft (origo en insertie gaan langzaam
weer uit elkaar). De weerstandstest is een statische aanspanning (pijnprovocatietest).
Spierfunctie testen:
Spierkracht: met MRC schaal spierkracht meten. MRC: Medical Research Counsil. Je hebt
spierkracht 0-5. Voor ADL heb je spierkracht 5 nodig.
Spierlengte: bepalen of spier te lang of te kort is.
Coördinatie
, Om de spierlengte te verlengen moet je rekken (origo en insertie uit elkaar). Coördinatie kun je
verbeteren door moeilijke oefeningen vaak te herhalen.
Je krijgt een overload als je de spier meer gebruikt dan normaal. Overload principe kracht neemt
toe. Reversibiliteit Als je stopt/minder traint verdwijnt het effect weer. Om prestaties te willen
verbeteren moet de vermoeidheid van de spier verminderd of uitgesteld worden. Vermoeidheid van
een spier is het onvermogen van de spier om na een bepaalde tijd weer hetzelfde vermogen te
kunnen leveren (trilling, verkramping)
Mobiliteit
Mobiliteit = beweeglijkheid in een gewricht.
ROM: de mate van bewegingsuitslag dat mogelijk is in een gewricht.
AROM (Active Range Of Motion): actieve onderzoek. Gemeten in graden met goniometer.
PROM (Passive Range Of Motion): passieve onderzoek. Gemeten in graden met goniometer.
Hypomobiliteit: te weinig aan mobiliteit.
Hypermobiliteit: te veel aan mobiliteit.
Contractuur: verkorting van weke delen dwangstand in het gewricht (vinger kan niet meer volledig
gestrekt worden).
Flexibiliteit: hoe lang een spier kan worden.
Reflectorische bewegingsbeperking: Door te hoge tonus bewegingsbeperking. Door reactie van het
lichaam wordt een spier vastgezet.
Structurele bewegingsbeperking: Vastzetten van lichaamsdeel (door pin in de elleboog).
Mobiliteit kan verminderen door:
Systeemziekten: de ontstekingen zitten in het hele lichaam en ook in het bloed (reuma).
Gewrichtsaandoening: kraakbeen versleten of volledig weg (artrose).
Neurologische aandoeningen (spasticiteit)
Trauma’s (zwelling bij kneuzing)
Operaties
Inactiviteit
Immobiliteit (gips)
Vormen van beperkingen:
Myogeen (spieren/pezen)
Atrogeen (kapsels, ligamenten, botstructuren)
Beperkt op basis van pijn/angst
Bij een bewegingsbeperking kun je gaan mobiliseren en rekken ROM neemt toe. De hoeveelheid
kracht/rek wordt ook wel stress genoemd. Het mobiliserend moment is het moment waarbij kracht
en rek op het weefsel komt. Oefeningen met de zwaartekracht mee hebben een groter mobiliserend
moment dan oefeningen tegen de zwaartekracht in. Groter mobiliserend moment: grotere rek op het
weefsel.
Vormen van mobiliseren:
Actief: patiënt voert zelf de beweging uit zonder hulp.
Half-actief: patiënt wordt ondersteund door water, apparaten of de therapeut.
Passief: een uitwendige kracht (bijvoorbeeld therapeut) voert de beweging uit, patiënt
ontspant.
Ketenzorg, multidisciplinar, transmuraal
Gezondheidsorganisaties ingedeeld naar de plaats van de zorg:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Toets12. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.81. You're not tied to anything after your purchase.