100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting Inleiding Pedagogiek, tentamen behaald met 7.4 $6.54
Add to cart

Summary

samenvatting Inleiding Pedagogiek, tentamen behaald met 7.4

 17 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Bevat zowel de samenvatting van het boek 'Het Pedagogisch Quotiënt' als het boek 'Vijf eeuwen opvoeden in Nederland'. Ook nog stuk over kinderbescherming toegevoegd n.a.v. de praktijkles.

Preview 4 out of 26  pages

  • Yes
  • October 26, 2021
  • 26
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Het Pedagogisch Quotiënt

Pedagogiek richt zich op opvoeding en vorming.
Het pedagogisch quotiënt (PQ) moet je zien als een index voor de kwaliteiten van de pedagogische
actoren (personen) en instanties binnen de context van opvoeding, hulpverlening, onderwijs en
educatie, waarbij de beoordeling wordt bepaald door de mate van overeenstemming tussen de
gerealiseerde pedagogische omgang en het ideale of beoogde beeld daarvan.
Indicatoren pedagogische Quotient: kwaliteit in opvoeding, hulpverlening, onderwijs en educatie.
Er zijn verschillende factoren die het meten van pedagogische kwaliteit lastig maken:
 Begrenzende condities
Denk aan kinderen met leer- en gedragsproblemen, kinderen met OTS; bij ouders is er sprake
van opvoedingsonmacht, psychische problemen, materiele zorgen etc.
 Beschikbaarheid van onderzoeksresultaten
Bij OTS wordt beperkt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde instrumenten.
Gebrek aan onderzoek
 Historische dimensie
Opvattingen over pedagogische kwaliteit zijn cultuur- en tijdsafhankelijk. Zo waren er in de
20e eeuw al 3 modellen van opvoeding; (ca 1890-ca 1930) het model van karaktervorming, (ca
1930-ca 1970) het model van gemeenschapszin en (vanaf ca 1970) het model van
zelfontplooiing.
 Normativiteit van pedagogisch handelen
Differentiatie kan in het onderwijs zo vormgegeven worden dat alle leerlingen optimaal
profiteren, maar dan worden verschillen tussen kinderen groter. Adaptief onderwijs kan
gericht worden op leerlingen met een achterstand. Hierdoor kunnen verschillen tussen
afnemen, maar komen getalenteerde kinderen misschien onvoldoende aan hun trekken.
 Culturele dimensie
Bij culturele dimensie speelt religie een rol. De confessionelen in de periode van ca 1890-
1930 achtten straffen noodzakelijk, terwijl de liberalen meer nadruk legden op liefde, begrip,
vertrouwen en geduld. De openbare scholen hielden student in de tweede helft van de 19 e
eeuw voor dat een leraar veel wist. De katholieke opvatting was dat het zedelijk-godsdienstige
belangrijker was dan het aanleren van zakelijk kennis en domineerde het belang van de
persoonlijkheid van de onderwijzer. In het onderwijs van tegenwoordig zijn communicatieve
vaardigheden van groot belang.
 Tot slot hebben we te maken met verschillende belangengroepen; wat maakt een school tot
een goede school? Ouders, leerkrachten, politici, onderwijsinspecteurs zullen dit heel
verschillend beantwoorden.

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen indicatoren op het niveau van het primaire proces (de
doelen en behoeften van het individu) en contextuele indicatoren (de doelen en behoeften van de
samenleving, het bedrijf waarin men werkt of de school waarop de leerling zit)
Het primaire proces; communicatie en betrokkenheid
In de kinderopvang gaat het daarbij om interactievaardigheden als oog hebben voor de behoeftes van
kinderen en daarop adequaat reageren (sensitieve responsiviteit), respect voor het kind, structuren en
grenzen stellen, praten en uitleggen, stimuleren van de ontwikkeling en begeleiden van de interacties
tussen kinderen.
Het belang van betrokkenheid; leerkrachten dienen aandacht te hebben voor de rijkdom van culturele
en talige diversiteit en een manier van omgaan met die kennis en met de mensen op wie deze
betrekking hebben, dus oprechte belangstelling. Van ouders wordt een diepgaander vorm van
betrokkenheid verwacht en dat ze op liefdevolle wijze leiding geven aan hun kinderen.
Het primaire proces; omgaan met verschillen
Niet alleen de betrokkenheid is van belang, maar ook het omgaan met verschillen tussen leerlingen.
Het primaire proces; reflectie
‘Wat is voor deze kinderen die ik voor me heb, van waarde?’
Het belang van de context

,De kwaliteit van de jeugdzorg wordt niet alleen beïnvloed door bv de relatie van client en
hulpverlener, maar ook door contextuele factoren zoals de organisatie rondom het zorgproces.
Zo moet een school die een goede school wil zijn, niet alleen beschikken over leerkrachten die bereid
en in staat zijn hun onderwijs aan te passen aan de behoeften van individuele leerlingen, maar ook de
organisatie van de school moet daarop berekend zijn.
Zo is volwasseneneducatie in belang van de maatschappelijke context.

---------------------------------------------------------------

3 opeenvolgende modellen die de oudervoorlichting in de 20e eeuw hebben gekenmerkt:

Karaktervorming (ca 1890 – ca 1930)
Het kind werd geboren met goede en kwade eigenschappen en het was opvoedkunst om die laatste ten
goede te buigen en daarna te doen uitgroeien. Daartoe was het van belang dat ouders en opvoeders het
karakter van het individuele kind zouden doorgronden. Kinderen moesten worden gevormd tot moreel
zelfstandige en verantwoordelijke burgers van de natie. De weg daarheen, evenals het resultaat,
noemde men karaktervorming, het liberale ideaal. Straffen deed men enkel uit liefde en belang van het
kind. Omstreeks 1920 gingen ook de katholieken voor een meer gematigde discipline.

Vorming tot gemeenschapszin (ca 1930 – ca 1970)
Veel opvoedingshandleidingen werden nu opgebouwd volgens de leeftijd van het kind met aparte
hoofdstukken over baby’s, peuters, kleuters, schoolkinderen, pubers en adolescenten. Opvoeders
moesten zich informeren over de kenmerken van kinderen in de verschillende levensfasen.
Liefde en begrip waren niet meer genoeg, voortaan moesten ouders de emoties van hun kinderen
doorgronden. Ouders werden hierdoor meer afhankelijk van professionals; er was een klinische blik
nodig om te begrijpen wat een ‘moeilijk’ kind ziek maakte.
Na de Tweede Wereldoorlog werd de psychoanalyse van Sigmund Freud alsnog populair via de
Medisch Opvoedkundige Bureaus’s (MOB’s).

Ondanks de invloed de psychoanalyse, die van Freud en die van Adler, bleven Nederlandse
ouderhandleidingen ook na de Tweede Wereldoorlog gericht op het aanbrengen van een moreel
karakter, in de betekening van verantwoordelijkheid en loyaliteit jegens de gemeenschap. De vorming
van een geestelijk gezonde, emotioneel evenwichtige persoonlijkheid was een voorwaarde voor geluk
en daarmee voor een geslaagde deelname aan de maatschappij. Het belang van de gemeenschap boven
zichzelf stelde en het gezag van overheid en kerk wist te respecteren.

Zelfontplooiing (vanaf ca 1970)
De Amerikaanse kinderarts Benjamin Spock bracht een handboek ‘Baby en kleuterverzorging’ uit die
in 1950 in Nederlandse vertaling verscheen; stelden ouders gerust, probeerden hun zelfvertrouwen te
geven en verkondigden dat het met de opvoeding wel goed zou komen als ouders afgingen op hun
gevoel en gezond verstand. Dienstbaarheid aan de gemeenschap of een deugdzaam karakter raakten
hiermee als doel van de opvoeding buiten beeld. Een kind was er volgens Spock echt slecht aan toe
wanneer het geen vriendjes had; dan was het tijd voor een bezoek aan een MOB of psychiater.
Hij richtte de focus op ontwikkeling en ontplooiing van het individu.
Zelfontplooiing en persoonlijke keuzevrijheid werden richtinggevende idealen in de samenleving.

Vanaf 1980: Het belang van kennis van de hoofdlijnen van de ontwikkeling van kinderen kwam naar
voren. Als ouders wisten waartoe kinderen in een bepaalde fase globaal in staat waren, zouden ze
daarop beter kunnen inspringen.

---------------------------------------------------------------------

3 opvoedingsstijlen:
Autoritaire opvoedingsstijl, Autoritatieve opvoedingsstijl, Permissieve opvoedingsstijl

,Het opvoedersgedrag als sociale ondersteuning, heeft 3 componenten:
De affectieve/relationele component; responsiviteit (de mate waarin en de wijze waarop met gedrag
wordt gereageerd) en de sensitiviteit van de opvoeder voor de signalen van het kind (en vica versa).
Zeer belangrijk bij LPG-kinderen.
De reguleringscomponent; grenzen stellen Bijv. dagstructuur, handhaven regels, eisen stellen bij
huiswerk en prestaties enz.
De instructiecomponent; het kind doelbewust iets leren of bepaald gedrag op te roepen, zoals
motiveren, wekken van aandacht, uitleggen en voordoen.

SASB-model (Knorth)

Autonomie (verlenen of tonen)


Vijandigheid ----------------------------------------------------- vriendelijkheid



Controle (uitoefenen of ondergaan)

Bij basisdimensies in het model zijn ‘onderlinge genegenheid’ in termen van vriendelijkheid en
vijandigheid en ‘onderlinge afhankelijkheid’ in termen van autonomie-controle

4 basisdimensies opvoeding:
 Ondersteuning bieden (responsiviteit, sensitiviteit, liefde/zorg)
 Grenzen stellen (respect autonomie, voelt liefde en betrokkenheid, rekening houden andere)
 Instructie geven (zelfstandigheid stimuleren, aangeven wat verwacht wordt)
 Controle uitoefenen (gewenst gedrag belonen, uitleg geven, straffen)

Opvoedingsdoel, 3/4 Z: zelfstandigheid, zelfredzaamheid, zelfvertrouwen, zelfontplooiing

Comorbiditeit; een kind dat zowel een leer- als een gedragsprobleem (LGP) heeft die gezamenlijk
invloed uitoefenen op de ontwikkeling.
De uiteindelijke kwaliteit van de opvoeding wordt bepaald door de bekwaamheid van ouders om de
ontwikkeling van hun kind maximaal te stimuleren en aan de behoeften van het kind tegemoet te
komen, rekening houdend met de vastgestelde of bekende risicofactoren.
De opvoeders van kinderen met LGP moeten een oplossing zoeken voor het dilemma dat er ‘iets’ is
met hun kind, maar dat het vaak voor normaal door moet gaan: een diffuse situatie.

Interventieprogramma’s hebben doorgaans of een preventief of een curatief karakter. In preventieve
programma’s wordt geprobeerd een betere afstemming te bewerkstelligen tussen het onderwijsaanbod
en de behoeften van de leerling.

-------------------------------------------------------------

De sleutel tot het formuleren van de ‘opvoedkundige inhoud’ van de kinderopvang ligt bij de
professionele interactievaardigheden van de groepsleiding als
 sensitieve responsiviteit (oog hebben voor de behoeften, vragen en reacties van het kind en
daar adequaat op reageren),
 het begeleiden van interacties tussen kinderen en
 het aangeven van grenzen van wat toelaatbaar is.


Het spanningsveld in de pedagogische relatie is zichtbaar in 3 antinomieën:
Heden en toekomst;

, Vrijheid en binding; enerzijds jezelf opheffen; volwassenheid/zelfstandigheid. Anderzijds het kind
leren waar hij bij hoort, waar hij thuis is en wat de sociale afspraken zijn
Kind en cultuur; overdracht wat waardevol is in de cultuur, maar tegelijkertijd rekening houden met
de leeftijd en ontwikkeling van het kind en met diens eigen oordeels- en handelingsvermogen.

De wijze waarop de pedagogische relatie vorm krijgt is tijd- en cultuurafhankelijk. Kenmerkend voor
de huidige tijd, is dat communicatie en interactie zowel opvoedingsdoel en opvoedingsmiddel zijn.
6 Interactievaardigheden:
 Sensitieve responsiviteit;
 Respect voor de autonomie; het zelf doen en zelf uitproberen en zelf op laten lossen. Hierbij
hoort ook dat de leidster niet commandeert, maar vraagt of een kind iets wilt doen.
 Structureren en grenzen stellen;
 Praten en uitleggen;
 Ontwikkelingsstimulering;
 Het begeleiden van interacties tussen kinderen
Vignetten = voorbeelden
----------------------------------------------------------------
De OTS is bedoeld om de bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen, of van de gezondheid
van de minderjarige af te wenden. zowel ouder als kind hebben recht op de meest optimale vorm van
hulpverlening. 4 indicatoren voor ‘positieve resultaten’:
 Geen voortijdige uitval; voorkomen van het voortijdig beëindigen van de hulp;
 Probleemreductie; de situatie is na afsluiting van de hulp verbeterd t.o.v. het begin;
 Doelrealisatie; het bereiken van opgestelde hulpdoelen;
 Clientsatisfactie; tevredenheid van de client met de geboden hulp.

De taak van de gezinsvoogd is het tijdelijk leiding geven aan verandering.
Blijkt dat geen uitzicht op terugplaatsing in het gezin bestaat, dan is ontheffing van ouders uit het
ouderlijke gezag de aangewezen maatregel, niet OTS. Bij ontheffing wordt een voogd benoemd.
Pedagogische onmacht is het belangrijkste gezinsprobleem in de gezinsvoogdij (83%).

Knelpunten in de uitvoeringspraktijk van de hulpverlening bij OTS
 De onvoldoende wetenschappelijk onderbouwde methoden en werkwijzen van de
gezinsvoogd
 Het geringe begeleidingscontact tussen gezinsvoogd en gezin door een hoog aantal OTS
kinderen per gezinsvoogd en de benodigde tijd voor rapportages
 De onduidelijke redenen voor het uitspreken van een OTS
 Het ontbreken van een toetsing op beëindiging van een jeugdbeschermingsmaatregel door de
Raad voor de Kinderbescherming
 Het te late ingrijpen bij bedreigende opvoedingssituaties door bureaucratisering en te weinig
afstemming tussen de verschillende jeugdzorginstellingen

De Raad van de Kinderbescherming heeft een controlerende en toetsende taak. Er is te weinig
afstemming tussen Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en de kinderrechters.
kwaliteitsverbetering bewerkstellingen, volgens projekt ‘Deltaplan Kwaliteitsverbetering
Gezinsvoogdij’ en het programma ‘Beter beschermd’ gewerkt worden aan een zevental doelstellingen:
 Verbetering van de doelrealisatie van de OTS;
 Afname van de gemiddelde duur van de OTS;
 Afname van het aantal uithuisplaatsingen en/of duur van uithuisplaatsingen;
 Verbetering van de tevredenheid van de cliënten en de participatiemogelijkheden;
 Realiseren van nazorg;
 Verlaging werkdruk en verbetering van de arbeidstevredenheid van de gezinsvoogden;
 Terugdringen van ziekteverzuim en personeelsverloop.
De doelstelling van een kinderbeschermingsmaatregel is driedelig;
 terugdringen van de problemen van de minderjarige,
 op gang brengen van de ontwikkeling van de minderjarige,

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Marietjes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.54. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.54  1x  sold
  • (0)
Add to cart
Added