Non-intentionele communicatie = communicatie waarbij de zender niet de bedoeling heeft te communiceren, maar
waarbij wel een boodschap overkomt bij de ontvanger.
Communicatie is en proces van tweerichtingsverkeer waarbij zender en ontvanger beiden actief kunnen zijn en van
rol kunnen wisselen; communicatie wordt in deze optiek gezien als een interactief proces
Grote ontwikkelingen in het vakgebied Communicatie:
- Van offline naar online
- De relatie staat centraal
- Medewerkers en organisaties communicatiever maken
- Geïntegreerde communicatie
- Accountability
Van offline naar online
Het gevolg is dat communicatie veel sneller gaat. Conversaties over organisaties vinden openbaar plaats en
organisaties hebben niet langer de controle over wat er online over hen wordt gepubliceerd.
De relatie staat centraal
De relatie en dialoog met de omgeving en stakeholders staan centraal. Er is sprake van tweezijdige communicatie.
Engagement, interactie en luisteren zijn sleutelwoorden als een organisatie een relatie wil opbouwen met haar
doelgroep. We hebben het nu over MVO.
Medewerkers en organisaties communicatiever maken
Niet alleen de afdeling communicatie communiceert in een organisatie. Alle afdelingen doen dit, zowel intern als
extern.
Geïntegreerde communicatie
Centraal staat een samenspel tussen corporate-, interne- en marketingcommunicatie. Corporate communicatie is
gericht op de beeldvorming van de gehele organisatie op lange termijn. Interne communicatie heeft betrekking op de
communicatie binnen een organisatie en marketingcommunicatie is meer gericht op de verkoop.
Accountability
Betekent verantwoordelijkheid nemen en verantwoordelijkheid afleggen. Accountability in relatie tot communicatie
speelt zich meestal af op 3 niveaus:
- Op organisatieniveau gaat accountability over wat communicatie betekent voor de organisatie
- Op afdelingsniveau gaat het over de toegevoegde waarde van de afdeling communicatie
- Op persoonniveau gaat het over de toegevoegde waarde van de individuele communicatiemedewerker.
Communicatie als staffunctie
De afdeling communicatie heeft een staffunctie als zij rechtstreeks onder de directie valt en daaraan rapporteert. Zij
heeft dan een adviserende functie.
Communicatie als lijnfunctie
Een communicatieafdeling heeft een lijnfunctie als zij valt onder een bepaalde dienst of sector binnen de organisatie.
Op een aantal gebieden werkt een afdeling communicatie samen met de afdeling HR.
- De interne publicaties: creëren content, productiebegeleiding
- Het intranet: Yammer, redactie, actualisering
- De organisatie van events: jubilea, feesten en introductiedagen
- Het faciliteren: bevorderen van kennisdeling en co-creatie
- Het onderzoek: interne communicatieaudit, lezersonderzoek
Volgens de NL Beroepsvereniging Logeion bestaan het werkterrein en verantwoordelijkheden van de
communicatieprofessional o.a. uit de volgende 6 kerntaken:
- Analyseren in kaart brengen
- Adviseren de organisatie communicatiever maken
- Creëren iets doen ontstaan
- Organiseren zorgen voor ontmoetingen
- Begeleiden de organisatie en mensen communicatiever maken
- Managen leiden en bewaken van het communicatieproces
Hoofdstuk 2 Theorie over communicatie
,Basmodel communicatie
Communicatie is een proces dat begint bij een zender (Z). Die zender wil iets overdragen. Hij heeft een boodschap
(B) die hij via een medium (M) stuurt naar een ontvanger (O). Voorbeeld: een medewerker (Z) vraagt een vrije dag
aan (B) via een mail (M) aan de directeur (O).
De boodschap speelt een essentiële rol in het model. We kunnen 4 aspecten van de boodschap onderscheiden:
- Zakelijk aspect: de beschrijving van feiten, de informatie in de boodschap
- Expressief aspect: het gevoel, de emotie die de zender via de boodschap uit
- Relationeel aspect: de verhouding van de zender en ontvanger tot elkaar die uit de boodschap blijkt.
- Appellerend aspect: het beroep dat op de ontvanger wordt gedaan met de boodschap.
Feedback = vaak verwacht en krijgt de zender een reactie van de ontvanger. De reactie van de ontvanger noemen
we feedback.
Terugkoppeling = Als de zender reageert op de feedback van de ontvanger, spreken we van terugkoppeling.
Encoderen = het omzetten van gedachten in een voor de ontvanger begrijpelijke boodschap. Dit kan zowel
mondeling als schriftelijks, in woord en in beeld.
Decoderen = boodschap omzetten in eigen gedachten.
Referentiekader is het geheel van gewoonten, regels, ervaringen, normen en waarden waarop de ontvanger zijn
denken een handelen baseert.
Ruis = zijn factoren die het communicatieproces verstoren.
Interne ruis = als de communicatie verstoord word door factoren binnen het directie communicatie.
Externe ruis = factoren die veroorzaakt worden buiten het communicatieproces om.
Redundantie = overtollige informatie
Disfunctionele redundantie = onnodige herhalingen bijvoorbeeld stopwoorden of steeds herhaalde tekst in een artikel
of presentatie.
Functionele redundantie = Zinnige redundantie bijvoorbeeld in de vorm van een samenvatting die de ontvangers
helpen de boodschap te onthouden.
Twee grote beperkingen van het basismodel zijn:
• De ontvanger is nooit passief
• Verschuiving van de macht naar de ontvanger
De ontvanger is nooit passief
In het basismodel krijgt de ontvanger een vrij passieve rol toebedeeld. Dat klopt niet, want hij selecteert steeds zelf
die informatie en geeft er vervolgens een eigen, individuele betekenis aan. Een ontvanger komt dus altijd tot een
persoonlijke selectie en verwerking en dus ook tot een eigen waarneming en interpretatie van de boodschap.
Verschuiving van de macht naar de ontvanger
Door online ontwikkelingen verandert er veel in de communicatie. Vroeger lag de macht aan de kant van de zender,
nu ligt de macht bij de ontvangers. De ontvanger kan uit vele zenders van boodschappen kiezen. Is de boodschap
niet interessant, dan zapt de ontvanger naar iets anders
Verbale communicatie = Schriftelijke en mondelinge communicatie. De zender gebruikt gesproken en geschreven
taal.
Non-verbale communicatie = Communicatie die uit beelden, klanken, gebaren, smaken of geuren bestaan in plaats
van uit woorden.
Non-intentionele communicatie = een vorm van communicatie waarbij de zender niet de bedoeling heeft te
communiceren, maar waarbij wel een boodschap overkomt.
Metacommunicatie = communicatie over communicatie
Communicatiemodaliteiten = een communicatiewijze die zich onderscheidt van andere vormen van communicatie.
Zo zijn reclame en public relations modaliteiten.
, Informatie = communicatie met een neutraal karakter. Denk bijv. aan reisinformatie: hoe laat de trein naar Utrecht
gaat.
Voorlichting = bewust gegeven hulp bij menings- en besluitvormingen door middel van communicatie. Bij
voorlichting staat het belang van de ontvanger voorop. Denk bijv. aan patiëntenvoorlichting in het ziekenhuis.
Public Relations = het stelselmatig bevorderen van wederzijds begrip tussen een organisatie en haar
publieksgroepen. Wederzijds houdt in dat er tweerichtingsverkeer is tussen een organisatie en haar
publieksgroepen. Wederzijds houdt ook in de organisatie bewust maken van wat de maatschappij en de
stakeholders verwachten en maatschappelijk duidelijk maken wie de organisatie is en waarom zij doet wat ze doet.
Het doel is het versterken van het imago van de organisatie.
Reclame = overtuigende informatie over merken of organisatie waarbij meestal gebruik wordt gemaakt van betaalde
ruimte in de media. Het doel is meestal het opbouwen van een sterk merk.
Propaganda = gericht op het overbrengen van ideeën. Aanhangers van een bepaalde religieus of politiek idee
hebben als doel anderen te overtuigen van hun ideaal. Het doel is te beïnvloeden en te overtuigen.
Massacommunicatie = openbare, voor iedereen toegankelijke communicatie die meestal wordt verspreidt via
technische middelen als radio, tv en kranten.
Interpersoonlijke communicatie = communicatie tussen 2 of meerdere personen waarij een directie wisselwerking
plaatsvindt. Voorbeelden: gesprekken, discussies, telefoongesprekken en chatten.
Theorieën over de invloed van massacommunicatie:
- Stimulus-respons
- To step flow
- Uses and gratifications
- Agendasetting
- Netwerkmodellen
Stimulus respons
Vroeger dachten mensen dat het eenvoudig was om de grote massa te beïnvloeden en te sturen. Het idee was dat
de ontvangers klakkeloos accepteren wat de zender hen voorschoot. Het publiek speelt hierbij in het
communicatieproces een zeer passieve rol. De boodschap indringend overbrengen, was volgens deze theorie dus
het enige wat de zender moest doen. Voor deze theorie werd het beeld van een injectienaald gebruikt. Het lijkt alsof
de ontvangers de informatie ingespoten kregen en dat passief ondergingen. Een andere benaming voor deze theorie
is dan ook de injectienaaldtheorie.
Two step flow
De two step flow-theorie stelt dat mensen bij verschillende keuzes zich meer laten sturen door elkaar dan door de
media. Eerst wordt een beperkt aantal opinieleiders beïnvloed die vervolgens intermediair zijn tussen de ‘zender’ en
grotere (doel)groepen. De theorie benadrukt dus dat opinieleiders een belangrijke (doel)groep zijn bij de
beïnvloeding van de uiteindelijke doelgroep.
Uses and gratifications
Legt nadruk op de actieve rol van de ontvanger in het communicatieproces en stelt dat je zelf keuzes maakt over
welke media je gebruikt en wanneer je die gebruikt en welke boodschappen je wilt ontvangen. De keuzes en
beslissingen die je hierbij maakt als individu zijn gebaseerd op persoonlijke behoefte. De basisgedachte is niet: wat
doen de media met mensen? Maar: wat doen mensen met de media? Mensen hebben behoefte aan entertainment
en informatie. Ze gebruiken (use) media als tv en social media om deze behoefte te bevredigen (gratify). Door online
communicatie bepalen mensen nog meer zelf wat ze lezen en zien. Van broadcasting – waarbij een beperkt aantal
zenders een grote doelgroep proberen te bereiken – gaan we naar narrowcasting. Centraal staat daarbij een
persoon die op een bepaald moment iets aangeboden krijgt of iets wilt zien en dan zelf zijn keuze bepaalt. Voorbeeld
van broadcasting zijn de soaps die om 7 uur ’s avonds worden uitgezonden. Een voorbeeld van narrowcasting is een
digitale nieuwsbrief van bol.com met alleen nieuws over items dat bij het profiel van de ontvanger past.
Agendasetting
De volgende zin geeft de agendasettingstheorie helder weer: de massamedia bepalen niet wat we denken, maar wel
waarover we denken. De agendasettingstheorie geeft aan dat massamedia niet alleen feiten en gebeurtenissen
bekendmaken. De media bepalen ook over welke feiten wordt nagedacht en gesproken, dus eigenlijk welke items
hoog op de agenda staan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Roootje. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.