H1 Terreinverkenning
1.2. Vier functies van recht:
- Normatieve functie: Dit zijn rechtsnormen die zijn opgeschreven en worden bestraft als ze
worden overtreden. Legt vast wat goed of fout is.
- Geschil oplossende functie: De rechtelijke macht die besluit of iemand moet worden
gestraft en hoe in een conflict. Heeft betrekking op twee partijen.
- Additionele functie: Aanvullende regels waar je bij het sluiten van een overeenkomst niet
allemaal over nadenkt.
- Instrumentele functie: Regels waar het niet gaat om normen of waarden, maar om chaos te
voorkomen zoals bij het verkeersrecht. De wet staat hier boven zelf afgesproken regels.
Heeft betrekking op de gehele samenleving.
1.3. De vier rechtsbonnen van het Nederlands recht:
- De wet
- Het verdrag
- De jurisprudentie
- De gewoonte
Wetten met betrekking tot privaatrecht: Het burgerlijk/civiel recht.
Valt uiteen in:
- Personen- en familierecht (huwelijk, adoptie, vermogen echtgenoten, ondercuratelestelling
(bijv. gehandicapte meerderjarige)) BW 1
- Vermogensrecht (Alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling met
juridische gevolgen. Voorwerpen, maar ook huurrecht) BW 3, 5, 6
- Ondernemingsrecht (Recht met betrekking tot bedrijven en ondernemingen, hoe
verschillende rechtsvormen zijn georganiseerd) BW 2
Wanneer een burgers en/of rechtspersonen een geschil heeft op gebied van de bovengenoemde
privaatrechten dan kan de persoon naar de rechter stappen. Wanneer iemand naar de rechter stapt
noemt men dit ‘Burgerlijk procesrecht’ (Regels die op het voeren van juridische procedures op het
terrein van het privaatrecht van toepassing zijn) Wetboek voor burgerlijke rechtsvordering (Rv)
Wetten met betrekking tot publieksrecht: Tussen overheid en burger
Valt uiteen in:
- Strafrecht (Openbaar ministerie treedt actief op met sancties, alleen OM kan dit en heeft
een monopolypositie) Apart Wetboek voor strafrecht
- Staatsrecht (Manier hoe het Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven) Staat in de
Grondwet
, - Bestuursrecht (Regels tussen overheid en burger. Heeft betrekking op de mogelijkheden die
de overheid heeft om regulerend op te treden ten aanzien van de maatschappij) Staat
opgenomen in Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Wetgevers:
- Wetgevers op centraal niveau (Nationale wetgever) bestaat uit regering en Staten-Generaal
(Eerste en Tweede kamer). Vormt de regelgeving uit Den Haag (Het Binnenhof).
- Decentrale wetgevers (Op provinciaal en gemeentelijk niveau, wetten die zij opstellen zijn
verordeningen. Treden vaak op voor bestuursrechtelijk of strafrechtelijk terrein voor hun
eigen gemeente)
- Andere instanties (Waterschap of Sociaal-Economische raad. Ook verordeningen)
Volgorde van wetgevers:
- Hoog boven laag. De nationale wetgeving gaat boven decentrale wetgeving.
- Bijzondere regels gaan boven algemene regels.
- Jong boven oud. De nieuwste wet gaat boven de oudere wet, mits ze gelijkwaardig zijn.
Wet in formele en materiële zin
Wet in formele zin: Gemaakt door nationale wetgever (regering en Staten-Generaal gezamenlijk)
Wet in materiële zin: Wet die bedoeld is voor een onbepaald aantal en dus niet bij name genoemde
mensen personen. Dit zijn wetten bepaald door Provincie of gemeente, maar ook de meeste wetten
van de nationale wetgever. Vaak zijn wetten in formele zin ook materieel. Soms niet. Bijvoorbeeld de
goedkeuring van het huwelijk van een kroonprins.
Het kan ook zijn dat het noch wet in formele zin noch wet in materiele zin is. Dit gaat om
bijvoorbeeld het verstrekken van vergunningen.
,Verdrag
Verdragen zijn afspraken tussen twee staten of landen. Een verdrag staat boven de nationale
wetgever. De verdragen worden opgesplitst in:
- Bilateraal verdrag: tussen twee staten
- Multilateraal verdrag: tussen meerdere staten
Jurisprudentie = rechtspraak
Uit vorige uitspraken komen ook rechten voort. Sommige zinssnede in een wet kunnen in situaties
voor discussies zorgen de rechter doet in deze situaties uitspraken en kan deze specificeren.
Wanneer dit gespecificeerd is weten andere die met datzelfde te maken hebben dat dit ook voor
hen geldt. Dit heet jurisprudentie. Er wordt hierin een uitleg gegeven van de rechtsregel
Er zijn verschillende interpretatiemethodes van de zinsdelen om deze te kunnen specificeren:
- Grammaticale interpretatie (Letterlijke betekenis van woorden, woordenboek)
- Wetshistorische interpretatiemethode (Kijken naar de beraadslaging van de Staten-
Generaal)
- Anticiperende interpretatiemethode (Kijken naar wetten die in de toekomst liggen en
daarop al een beroep doen)
- Rechtsvergelijkende interpretatiemethode (Uitleg van de buitenlandse wetten gebruiken)
- Systematische interpretatiemethode (Kijken naar de wet waar het onder valt en deze
gebruiken)
- Teleologische interpretatiemethode (Kijken naar het beoogde doel van de wet toen deze
werd opgesteld)
- Precedenteninterpretatie (Kijken naar vorige interpretaties in andere zaken)
- Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid (Kijken naar wat redelijk is, vooral met privaat)
Redeneerwijzen
- A-contrarioredenering (Wat er in de wet staat geldt, wat er niet in staat geldt niet.)
- Redenering naar analogie (Omdat iets wat er heel erg op lijkt of vergelijkbaar is wel staat
opgenomen in de wet, geldt voor dit niet geregelde hetzelfde)
Gewoonte
Wanneer iets een gewoonte is kan dat ook een recht worden. De rechten zijn onbeschreven. Het
recht moet wel aan twee voorwaarden voldoen:
- Vaste gedragslijn (Binnen een bepaalde groep handelt iedereen overeenkomstig de
gegroeide opvatting)
- Rechtsplicht (Men moet het moreel verplicht achten de regel te volgen)
, 1.4. Materieel en formeel recht
Materieelrecht heeft betrekking op wat mag en wat niet mag. Geboden en verboden. Hieronder
vallen de wetten.
Formeel recht (procesrecht) geeft de regels aan voor het procesrecht. Burgerlijk procesrecht,
strafprocesrecht en bestuursprocesrecht vallen onder het formele recht.
Dwingend en aanvullend recht
Dwingend recht= recht waarvan burgers niet mogen afwijken. De rechter kan in zijn of haar
uitspraak niet afwijken van deze wetten, ook al zou hij of zij dat graag willen. Het betreft dwingend
recht als:
- De wet het woord ‘moeten’ bevat
- Wanneer er in de wet in enige woorden staat: ‘Afwijking van het gestelde in bovenstaande is
nietig’
- Wanneer de wet de openbare orde raakt
Aanvullend recht = De rechter kan afwijken van dit recht, mits beide partijen akkoord zijn. Het
betreft aanvullend recht als:
- De wet het woord ‘Kunnen’ bevat
Bij verschil van een dwingende of aanvullende wet zal de rechter daar uitspraak over doen.
Objectief en subjectief recht
Objectief recht = geldende/positieve recht, verzameling van alle regels
Subjectief recht = Het recht van een individu dat voortvloeit uit het objectieve recht
Privaatrecht en publiekrecht
In privaatrecht fungeert de overheid als burger. Bij het publiekrecht gaat het tussen de burger en de
overheid. De overheid is dan als zodanig.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carolinevancappellen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.