Marktwerking = De confrontatie tussen vraag en aanbod in een concurrerende
omgeving.
Dit houdt ondernemers scherp op drie gebieden van efficiëntie:
1. Allocatieve efficiëntie = Doelgerichtheid. Produceren wat de markt vraagt;
2. Statische efficiëntie = Doelmatigheid. Produceren met geringe inzet van
arbeid, geld en natuur;
3. Dynamische efficiëntie = Nieuwe producten. Toepassing van nieuwe
producten en technieken.
1.2. Productie, toegevoegde waarde en inkomensvorming
Productie = Waarde toevoegen. De markt moet weer willen geven dan het de
ondernemer heeft gekost.
Intermediaire producten = Producten gekocht voor de productie.
Toegevoegde waarden = omzet – intermediaire leveringen
Som van de toegevoegde waarden = verkoopbedrag detaillist (zijn alle
toegevoegde waarden van intermediaire leveringen al in verwerkt.
Nationale productie = som van toegevoegde waarden
Nationale inkomsten = Som bruto/primaire-inkomens voor aftrekking belasting.
= Nationale productie
Het is belangrijk een goede balans te vinden tussen het uitbetalen van de lonen
het de winst voor het bedrijf.
1.3. Vormen van concurrentie
Ondernemers concurreren in de bedrijfstak (rivaliteit om het marktaandeel). Dit
noemt met interne concurrentie. En in de bedrijfskolom (rivaliteit om
winstmarge). Dit noemt men externe concurrentie. De concurrentie die opkomt
noemt men potentiële concurrentie. Zowel buitenlands als binnenlandse
concurrentie valt hieronder. Dit kan op gebied van extern en intern.
Interne concurrentie bestaat volgens Daems en Douma uit de volgende factoren:
Concentratiegraad
De concentratiegraad wordt vaak uitgedrukt met de vier grootste
bedrijven (C4 methode). Hoeveel procent zij van het marktaandeel
bezitten is het percentage. Bijvoorbeeld ze bezitten 50%. C4 = 0,5. Hoge
concurrentiegraad kan zorgen voor zwakke interne concurrentie. Verschilt
wel hoe het is verdeeld onder de vier. Gelijke verdeling zorgt juist wel voor
concurrentie.
Andere maatstaf HHI houdt rekening met deze verdeling. Tel de
kwadraten van de percentages bij elkaar op. Bijvoorbeeld grootste drie
bedrijven 30, 15, 55.
HHI = 55^2 + 15^2 + 30^2 = 4150. De HHI is 4150.
Hoe hoger de HHI, hoe meer marktmacht er heerst. Dit wil een overheid
voorkomen aangezien er dan minder interne concurrentie heerst. Wordt
gebruikt bij fusies.
Mate van productdifferentiatie
, Bij productdifferentiatie neemt de interne concurrentie af omdat men een
ander segment bedient of het op een andere manier bedient. Men bindt
klanten.
Ontwikkeling van de bedrijfstak
Het maakt uit in welke fase de bedrijfstak zich bevindt. Bevindt het zich in
de expansiefase dan is er nog weinig concurrentie. Is de markt verzadigd
dan is er veel interne concurrentie.
Kostenstructuur
Bedrijven met hoge vaste kosten hebben moeten de prijs laag houden om
de afzet te vergroten. Dit zorgt voor onderlinge concurrerende prijzen.
Mate van overcapaciteit
Ondernemers investeren individueel in voorraad en producten dit zorgt
voor overcapaciteit.
Uittredingsdrempels
Wanneer het moeilijk is uit de bedrijfstak te stappen door moeilijk
verkoopbare activa of hoge marketingkosten loopt de interne concurrentie
op en zorgt voor verscherping.
Mate van marktonderzekerheid
Hoe minder bekend over de concurrentie. Hoe scherper de interne
concurrentie.
Factoren die invloed hebben op de externe concurrentie:
Het belang van de leverancier of afnemer = Dit kan te maken hebben met
het merk, grootte, graag wil leveren etc.
De kosten die moeten worden gemaakt bij overstappen = Wanneer
overstappen veel tijd en geld kost heb je als leverancier een voordeel.
Door de standaard verlenging abonnementen af te schaffen verscherpt dit
de interne, externe en potentiële concurrentie.
Scherpe interne concurrentie = Wanneer er veel interne concurrentie
heerst is er een lage machtspositie tegenover de afnemers.
Potentiële concurrentie kan worden beïnvloed door de strategische
toetredingsdrempels te verhogen:
Lage prijzen stellen zodat de potentiële concurrentie wordt uitgeschakeld.
‘Stay-outprijzen’;
Door middel van productdifferentiatie elk gat in de markt vullen;
Overstapkosten en moeite groter maken. De afnemer binden.
Ook de structurele toetredingsdrempels hebben invloed. Dit is markt
gerelateerd en heeft te maken met hoge investeringskosten. Dit kan zijn op
marketinggebied door grote merknamen of investeringskosten voor machines
etc. welke geen tot weinig geld opleveren bij uittreding. Ook de schaalgrote
van het bedrijf is van belang. Iedere markt heeft een ideale grote voor een
optimale winst. Wanneer deze heel hoog ligt is het voor concurrentie moeilijk
toe te treden.
Door marktverzadiging is het moeilijk om als nieuwkomer op de markt de
concurrentie weg te drukken. Door weinig ervaring en wellicht hoge
marketingkosten zijn de overhead kosten duurder en is het vrijwel onmogelijk
om te concurreren.
Als laatste is er de tijdelijke toetredingsdrempel. Dit kan de economische
staat van het land zijn. Bij laagconjunctuur is er scherpe interne concurrentie
en is het onaantrekkelijk om te investeren in bepaalde markten.
, 1.4. Prijszetting of aanpassen?
Volkomen concurrentie = Homogeen product en de prijs wordt bepaald door
concurrentie en daarop met de ondernemer zich aanpassen. Sterke interne en
externe concurrentie.
Monopolistische concurrentie = Heterogeen product en men bepaalt gedeeltelijk
zelf de prijs. Iets minder, maar wel scherpe concurrentie.
Homogene oligopolie = Marktaanbieders bepalen de prijs zelf, maar zal één prijs
zijn.
Heterogene oligopolie = Verschillende prijzen, maar concurrentie wordt niet
uitgevochten op gebied van prijs, maar op service en productverschillen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller carolinevancappellen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.