Uitgebreide samenvatting (boek + colleges!) Inleiding Internationale Organisaties
46 views 3 purchases
Course
Inleiding Internationale Organisaties
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Book
International Organizations
Uitgebreide samenvatting van het eerstejaars IP vak Inleiding Internationale Organisaties. In dit bestand staan zowel aantekeningen uit het boek (4455) als van de colleges van dr. Van Willigen. Deze samenvatting bevat dus praktisch alle informatie die je moet kennen voor het tentamen.
1 Introduction to International Organizations
IO’s zijn instituties. Er zijn twee vormen:
1. Internationale gouvernementele organisaties: IGO’s zijn organisaties van drie of meer staten,
met activiteiten in meerdere staten, die worden opgericht d.m.v. een verdrag, handvest of
statuut, met een hoofdkantoor, uitvoerende hoofden, bureaucratieën en een budget. Er zijn
ongeveer 250 IGO’s.
2. Internationale non-gouvernementele organisaties: NGO’s zijn private, vrijwillige organisaties,
wiens leden individuen of gemeenschappen zijn, die samenkomen om een bepaald,
gemeenschappelijk doel te bereiken. Operationele NGO’s helpen met de uitvoering van
beleid (met/van staten). Activistische NGO’s lobbyen en proberen dingen te veranderen. In
deze cursus gaat het over non-profit NGO’s (Greenpeace, Amnesty International).
Je kan IGO’s op verschillende manieren categoriseren:
Lidmaatschap
- Universeel: iedere staat kan in principe lid worden (bijvoorbeeld de VN)
- Beperkt: alleen een specifieke groep van staten kan lid worden (bijvoorbeeld de EU)
Taken
- Beperkt: de IO houdt zich bezig met een specifiek thema (bijvoorbeeld de WTO)
- Alomvattend: de IO houdt zich bezig met heel veel verschillende thema’s (bijv. VN)
Functie (meestal kun je niet goed onderscheid maken, doen IO’s beide)
- Programmaorganisatie: maakt beleid en stelt regels op (bijvoorbeeld de ILO)
- Operationele organisatie: voert beleid uit (bijvoorbeeld Internationaal Atoom Energie
Agentschap, IAEA)
Gezag
- Intergouvernementeel: interactie van staten o.b.v. soevereine gelijkheid, elke staat heeft
een gelijke stem, horizontaal gezag (bijvoorbeeld Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling, OESO)
- Supranationaal: interactie van staten waarbij er een hoger gezagsorgaan wordt
opgericht, er is sprake van hiërarchie, verticaal gezag (bijvoorbeeld de Europese
Commissie, VN Veiligheidsraad)
Kenmerken van IGO’s: de meeste IGO’s zijn regionaal, na WO2 opgericht, zijn klein met slechts
enkele staten als leden, hebben een beperkt/specifiek mandaat en Europa heeft de grootste
dichtheid aan IGO’s. IGO’s zijn rechtspersonen, dus als er iets misgaat kan de organisatie
aansprakelijk worden gesteld. Daarnaast is de internationale rechtspersoonlijkheid een belangrijk
onderdeel van de autonomie.
Alle IGO’s bestaan uit bepaalde onderdelen:
Plenair orgaan
Administratief orgaan: vormt een supranationaal element binnen een IGO (i.t.t. de plenaire
en uitvoerende organen). Aan het hoofd staat een Secretaris-Generaal of een Directeur-
Generaal. Bestaat uit internationale ambtenaren die onafhankelijk van hun land
functioneren. Vaak speelt regionale spreiding een rol bij de benoeming. Afhankelijk van de
IGO heeft dit orgaan zowel ondersteunende als inhoudelijke taken.
Uitvoerend orgaan: vormt het dagelijks bestuur van een IGO en bestaan uit de
vertegenwoordigers van de lidstaten. Ze zijn kleiner dan het plenaire orgaan en iet alle
lidstaten zijn vertegenwoordigd. Soms zijn er permanente en niet-permanente leden. Ze
komen vaker bijeen dan de plenaire organen (vaak één keer per week). Brede IGO’s hebben
er meerdere, zoals de VN (VR, ECOSOC, Beheerschapsraad).
Juridisch orgaan
Het belang van internationale organisaties neemt toe door de groeiende wederzijdse afhankelijkheid
tussen staten. De internationale politiek kan niet begrepen worden zonder na te denken over
1
,internationale organisaties. IO’s kunnen gebruikt worden voor een breed scala aan doelen en hun
politieke effecten hangen af van door wie ze gebruikt worden en voor welk doel. IO’s vormen
samenwerking evenveel als conflict. De IO’s in dit boek vormen de omgeving van staten, de belangen
en doelen die ze hebben, en wat normaal en redelijk is in de internationale politiek. De IO’s in dit
boek zijn gebaseerd op interstatelijke verdragen. Wanneer staten lid worden van IO’s beloven ze de
regels en verplichtingen die in deze verdragen staan te accepteren. Dit zijn zowel directe
verplichtingen (expliciete regels meteen in het verdrag vermeld), als indirecte verplichtingen die in de
loop van de operatie van de organisatie tot stand komen (juridisch bindende besluiten van IGO’s).
Bijna allee IO’s hebben een oprichtingsverdrag. In het verdrag wordt de ingewikkelde balans tussen
statelijke macht en de macht van de aanklager gedefinieerd. Een IO bestaat uit de constitutionele
structuur (oprichtingsverdrag) en institutionele structuur (de organen).
Op twee momenten is de instemming van staten expliciet bij IO’s: op het moment van lid worden en
op het punt waar staten een mogelijkheid zien om de regels te schenden of juist te volgen. Het is
zeldzaam dat IO’s de verplichtingen en regels effectief kunnen handhaven met directe middelen om
afspraken met af te dwingen, maar toch houden staten zich er vaak aan (‘compliance without
enforcement’). De vraag is waarom ze dat doen. IO’s zijn afhankelijk van subtielere middelen, zoals
overtuiging, reputatie en status.
De spanningen tussen statelijke verplichtingen en staatssoevereiniteit leveren de brandstof die de
wereldpolitiek drijft. Soevereiniteit is een internationale institutie, dus een aantal regels dat de
sociale en politieke praktijk organiseert. Staten worden gezien als de hoogste politieke en wettelijke
autoriteiten in het moderne systeem, waardoor de regels van het internationaal recht en van IO’s
altijd ondergeschikt zijn aan de rechten van staten. De instemming van staten is daardoor een
cruciaal element, waarmee de internationale verplichtingen tot stand komen. Staatssoevereiniteit
versterkt het internationaal recht (wanneer staten ermee instemmen zich te houden aan de regels
van een IO), maar het ondermijnt het ook (wanneer staten besluiten niet gebonden te zijn aan de
regels). IO’s bestaan alleen, omdat staten ze hebben opgericht en hun macht reikt alleen in de staten
die instemming hebben gegeven. IO’s zitten vast in een positie waarbij ze proberen te actoren te
beïnvloeden, die het wettelijke recht en ook de politieke macht hebben die invloed te weerstaan.
In de jaren ’90 kwam de term ‘global governance’ op door de groeiende complexiteit van mondiale
problemen, de groei van het aantal niet-statelijke actoren, en de erkenning van de beperkingen van
het multilaterale stelsel. Global governance is de som van informele en formele ideeën, waarden,
normen, procedures en instituties, die actoren (staten, NGO’s, burgerlijke maatschappij en MNO’s)
helpen grensoverschrijdende problemen te identificeren, begrijpen en aanpakken. De term
benadrukt dat IO’s veranderen en past bij het optimisme van de jaren ’90. Global governance
verzacht de anarchie, die bestaat omdat we geen wereldregering hebben. Het verschil tussen de
twee is dat een wereldregering alleen formele autoriteit heeft, terwijl er bij een global governance
ook NGO’s en dergelijke inspraak hebben (informele autoriteit). Daarnaast heeft een wereldregering
alleen gouvernementele mechanismen, terwijl er bij global governance ook sprake is van non-
gouvernementele mechanismen. Overeenkomsten: doelbewust gedrag, doelgerichte activiteiten en
een systeem van regels. Kritiek op de global governance: het is a-historisch (gekoppeld aan einde 20 e
eeuw, maar al te vinden in het midden van de 19 e eeuw), het is analytisch vaag (gaat overal, dus
nergens over), en het is normatief geladen (gekoppeld aan de notie van een betere wereld).
Internationaal regime: impliciete of expliciete principes, normen, regels en
besluitvormingsprocedures waar de verwachtingen van actoren samenkomen in een bepaald gebeid
van de internationale betrekkingen. De principes zijn geloven van feit en oorzaak (heel abstract). Met
de normen, standaarden van gedrag gedefinieerd in termen van rechten en plichten, worden de
principes hooggehouden. Regels zijn specifieke voorschrijvingen en verbanningen voor actie (heel
concreet). Besluitvormingsprocedures zijn heersende praktijken voor het maken en toepassen van
collectieve keuzes.
In 1815 werd de eerste IGO opgericht: Central Commission for Navigation on the Rhine. Deze
organisatie had vijf lidstaten en was gezeteld in Straatsburg. In de 19 e eeuw waren de IGO’s vooral
functionele/technische organisaties (uitzondering: Concert van Europa). Door WO1 kwam er
2
,behoefte aan collectieve veiligheid en werd de oude wereldorde vernietigd. Er moest een organisatie
komen die verder ging dat het Concert van Europa. Burgerbewegingen roepen op tot vrede en een
League of Nations -> op 28 april 1919 wordt het Convenant van de Volkenbond aangenomen door de
geallieerde mogendheden (de winnaars). Pas later werden de centrale mogendheden toegelaten. De
organisatie was voor het aantal landen dat er in die tijd was vrij universeel met 58 leden (op haar
hoogtepunt). Het Convenant is vrij kort (26 artikelen) en (vergeleken met de VN) vrij bescheiden in
de belangrijkste doelstelling (bevorderen van internationale samenwerking en het bereiken van
internationale vrede en veiligheid), met name omdat het geen alomvattend geweldsverbod heeft. De
Volkenbond had drie belangrijke instrumenten om de internationale vrede en veiligheid te
bevorderen: ontwapening, vreedzame oplossing van conflicten, conflictpreventie. Dit was allemaal
vrij nieuw en modern toen. De organen:
Assemblee (vergadering): alle lidstaten zijn vertegenwoordigd en ieder land heeft één stem.
Vrij informeel, mag zich bezighouden met bijna alles. Taken: kiezen niet-permanente leden
van de Raad, benoemen Secretaris-Generaal, toelaten nieuwe leden. Besluiten werden
meestal genomen op basis van unanimiteit.
Raad: uitvoerende orgaan van de Volkenbond, komt minstens 1x per jaar bijeen, bestaat uit
zes permanente leden (GB, FR, IT, Japan, SU) en vier niet-permanente leden. Besluiten
moesten meestal worden genomen op basis van unanimiteit -> elk land heeft een veto. De
Raad is vooral een praatclub, omdat het geen enforcementmechanismen had en niet op
eigen initiatief conflicten mocht bespreken.
Secretariaat: geleid door de Secretaris-Generaal. Verschillende afdelingen, waaronder
mandaatgebieden (14 koloniën van verliezers WO1). Bereid de agenda van de Raad en de
Assemblee voor.
Permanent Hof van Justitie (voorloper Internationaal Gerechtshof): ontstaan in 1921,
gezeteld in Den Haag, bestond uit negen rechters (o.b.v. geografische spreiding), gesloten
met de Duitse bezetting van Nederland.
Functionele commissies: zoals ontwapeningscommissies, Internationale Arbeidsorganisatie,
Mandaten Commissie, Gezondheidsorganisatie (voorloper WHO).
Verschillende crises, waarbij met name in 1931 en 1935 blijkt dat de Raad te weinig middelen heeft
om beleid af te dwingen. De zwakte van de Volkenbond werd veroorzaakt door de beperkte
bevoegdheden, vooral gebaseerd op normen, waarden en soft-power. Men was ervan overtuigd dat
de Volkenbond gefaald had vanwege het te beperkte mandaat -> veel sterkere VN na WO2.
3
, 2 Theory, methods, and international organizations
De verschillende theorieën over internationale organisaties:
Realisme: staten zijn uit op macht om hun belangen te behartigen. Macht is materieel. IGO’s
zijn belangrijk in relatie tot de mate waarin zij invloed hebben op het nastreven van de
relatieve voordelen van een staat t.o.v. andere staten. Rationale keuze theorie: staten
gebruiken IGO’s om hun belangen op een rationele manier te behartigen. IGO’s kunnen de
constante machtsstrijd niet verzachten, omdat ze het probleem van internationale anarchie
niet oplossen. Realisten zijn niet tegen IGO’s, maar zien ze als mogelijke bondgenoten van
machtige staten. Er zijn twee benaderingen:
- Empirische benadering: hoe en of IGO’s de besluiten van staten (met name de
grootmachten) kunnen beïnvloeden bij het nastreven van militaire doelen.
- Normatieve benadering: IGO’s zouden niet mogen interveniëren bij het nastreven van
militaire doelen door grootmachten.
Liberalisme: staten zijn de belangrijkste collectieve actoren, maar ze zijn pluralistisch, dus
binnenlandse factoren hebben invloed op de belangen en het beleid van de staat. IGO’s
worden beschouwd in contractuele termen, als een serie van overeenkomsten, waaraan
staten deelnemen om winst te behalen. Toenemende samenwerking leidt tot grotere
interdependentie, meer kennis, meer communicatie en de verspreiding van liberale waarden,
wat weer leidt tot vrede, voorspoed en welvaart. Macht speelt een belangrijke rol, maar
binnen de context van instituties. Internationale instituties (waaronder IGO’s) maken
internationale samenwerking makkelijker. IGO’s spelen een grote rol in het coördineren van
beleid en de naleving van door staten gemaakt afspraken. Het gaat om de kosten en baten
die IGO’s bieden aan verschillende actoren. Het doel van IGO’s is om de transactiekosten te
verminderen en optimalere uitkomsten onder wederzijds afhankelijke maar autonome
eenheden te vinden. Verschillende subsets van het liberalisme over IGO’s:
- Interest-group liberalism (ook wel new liberalism): legt de nadruk op de belangen, positie
en relatieve macht van substate actoren die bijdragen aan de definiëring van het
collectieve nationale belang d.m.v. onderhandelingen. Het nationaal belang is dus geen
automatisch gegeven, zoals de realisten beweren.
- Regime theory: is geïnteresseerd in het netwerk van internationale regels en normen die
een kwestie reguleren. Onderzoeksvragen: het ontstaan en voortbestaan van regimes en
veranderingen binnen regimes verklaren.
- Principal-agent theory: gaat over de relatie tussen een actor die taken delegeert (de
besluitvormer/principal) en een actor die de taken uitvoert (de uitvoerder/agent). De
lidstaten zijn de principals en de IGO en haar organen de agents. De staten zijn echter
niet in staat om de IGO’s volledig onder controle te houden, vanwege de impliciete
bevoegdheden, die niet in een oprichtingsverdrag of andere formele stukken staan.
- Rational design: verklaart waarom IGO’s een bepaalde structuur hebben en gaat uit van
een rationeel en door logica gedreven besluitvormingsproces bij het oprichten van IGO’s.
De recente variant houdt zich bezig met het verklaren waarom IGO’s in toenemende
mate NGO’s accepteren als actoren die mogen meepraten (functioneel rationalisme).
Kritiek: weinig ruimte voor toevalligheden, miscommunicatie, cognitieve processen van
besluitvormers, etc.
Constructivisme: veel van de internationale politiek wordt gevormd door de ideeën die
staten en mensen over zichzelf en de wereld om hen heen hebben, en dat deze ideeën
kunnen veranderen door de tijd heen. Naast materiële factoren zijn normen, identiteit en
cultuur belangrijk (ideële factoren). IGO’s zijn het product van deze processen en dragen
eraan bij. Ze vormen de wereldpolitiek. Constructivisme bekijkt hoe het proces van interactie
in de wereld de belangen en ideeën van actoren vormt. De interactie tussen staten en IGO’s
verandert beide spelers: de regels veranderen wanneer staten ze inroepen en interpreteren
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brechtjem. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.