Dit tentamen bestaat uit 5 opgaven. In totaal kunnen er 100 punten behaald worden. Als je in
totaal 55 punten hebt, heb je een voldoende.
De punten voor de afzonderlijke onderdelen staan bij de onderdelen aangegeven.
Let op: Indien bij een vraag een berekening vereist is geldt dat je altijd je motivering/berekeningen
op moet schrijven. Aan het eindantwoord alleen worden geen punten toegekend, ook niet als dit
juist is!
Succes!
Opgave 1
In verband met compensatie van de gok kans zijn voor de eerste twee goede antwoorden geen
punten te verkrijgen. Daarna 3 punten per goed antwoord.
1. In het financiële onderdeel van het ondernemingsplan komen een prognose van de
resultatenrekening en een liquiditeitsbegroting voor. Welke van de volgende posten komt wel voor
op de verwachte resultatenrekening, maar niet op de liquiditeitsbegroting?
a. Afschrijvingen.
b. Betaalde rente.
c. Lonen en salarissen.
d. Aflossing van een lening.
2. De commanditaire vennootschap NAD heeft twee beherende vennoten en een commanditaire
vennoot. Beherende Vennoot N heeft € 300.000 aan vermogen ingebracht, beherende vennoot A €
300.000 en de commanditaire vennoot D neemt voor € 400.000 deel. De vennootschap heeft in
totaal een schuld van € 500.000. Voor welk bedrag kan vennoot N aansprakelijk worden gesteld?
a. € 150.000
b. € 300.000
c. € 400.000
d. € 500.000
3. Als de current ratio kleiner is dan 1, dan geldt:
a. Dat het netto werkkapitaal positief is.
b. Dat de vlottende activa kleiner zijn dan de vaste activa.
c. Dat de vaste activa deels gefinancierd zijn met kort vreemd vermogen.
d. Dat het kort vreemd vermogen kleiner is dan de vlottende activa.
4. Wat is de meest nauwkeurig omschrijving van het begrip ‘hefboomwerking’ van de financiële
structuur?
a. Het verhogen van de omloopsnelheid van het vreemd vermogen.
b. het financieren met vreemd vermogen om de rentabiliteit van het eigen vermogen te
verhogen.
c. Het financieren met obligaties om de rentabiliteit van het aandelenkapitaal te vergroten,
d. Het financieren met lang vreemd vermogen om de rentabiliteit van het eigen vermogen te
vergroten.
, 5. Van een productieproces is het volgende verband bekend tussen productiehoeveelheid en totale
variabele kosten:
Productie (in eenheden) Kosten (in euro’s)
0 0
2.000 5.000
4.000 9.000
6.000 12.000
Van welk soort kosten is hier sprake?
a. Vaste kosten.
b. Degressief variabele kosten.
c. Proportioneel variabele kosten.
d. Progressief variabele kosten.
6. Welke stelling omtrent absorption costing en direct costing is juist?
a. De winst is onder direct costing zowel afhankelijk van de productie als van de afzet.
b. De winst is onder absorption costing alleen afhankelijk van de productie.
c. De winst is onder absorption costing alleen afhankelijk van de afzet.
d. De winst is onder direct costing alleen afhankelijk van de afzet.
7. Wat wordt verstaan onder de solvabiliteit van een onderneming?
a. De mate waarin een onderneming in geval van liquidatie kan voldoen aan haar financiële
verplichtingen jegens alle vermogensverschaffers.
b. De mate waarin een onderneming in staat is nieuw vermogen aan te trekken.
c. De mate waarin een onderneming uit de opbrengst van vlottende activa de
vreemd vermogenverschaffers kan aflossen.
d. De mate waarin een onderneming in geval van liquidatie kan voldoen aan haar financiële
verplichtingen jegens vreemd vermogenverschaffers.
8. Bij welke rechtsvorm is de eigenaar het minst aansprakelijk bij schulden?
a. De eenmanszaak.
b. De besloten vennootschap.
c. De maatschap.
d. De vennootschap onder firma.
Opgave 2
Belastingtarieven en mogelijk te gebruiken aftrek/kortingen staan aan het eind van het tentamen
in bijlage 1!
Mevrouw de Haan, Mevrouw Zeegers en de heer van Santen hebben samen al ruim 5 jaar een
adviesbureau op het gebied van huisvestingsmanagement. De onderneming is een vennootschap
onder firma. De vennoten hebben alle drie recht op een zelfde deel van de winst.
De onderneming heeft in 2020 een winst € 256.200 gemaakt.
Vraag: Bereken het totaal over 2020 te betalen bedrag aan belasting dat door de drie vennoten
samen over de winst betaald moet worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller loisdijkshoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.98. You're not tied to anything after your purchase.