2.1 Materieel en formeel belastingrecht.
In het materieel belastingrecht wordt aangegeven hoe de te betalen belasting wordt bepaald. In deze wetten
wordt vermeld wie belastingplichtig is, waarover belasting moet worden betaald en hoeveel.
Het formeer recht behandeld de manier waarop de aanslagen worden vastgesteld, hoe en wanneer we aangifte
moeten doen en wanneer moet worden betaald.
2.2 Woon- en vestigingsplaats, partner.
In de Wet IB is aangegeven dat natuurlijke personen belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting. In
Nederland wonen of werken.
Hetzelfde geld voor de Wet VPB.
Er zou twijfel kunnen ontstaan waar iemand woont. Artikel 4 lid 1 AWR.
2.3 Aangifte en aanslagen.
2.3.1 Aangifte.
Aan het doen van aangifte kan pas voldaan als alle gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
worden ingevuld, ondertekend en naar de belastingdienst wordt verzonden.
De inspecteur stelt een termijn van tenminste 1 maand op. Art. 9 en 10 AWR. De termijn kan worden verlengd.
De aangiften omzet en loonbelasting moeten meestal vaker gedaan worden namelijk maandelijks of per kwartaal,
maar eveneens binnen een maandna het einde van dit tijdvak. De aangifte omzetbelasting over januari moeten
dus uiterlijk februari gedaan worden.
Als er niets is verdient, toch aangifte doen maar alles leeg laten.
2.3.2 Aanslagen.
Als de aangifte is gedaan, zal voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting een aanslag volgen.
Er wordt een verschil gemaakt tussen aanslagbelasting en aangiftebelasting.
Aanslagbelasting:
Inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Uit de gegevens die in de aangifte zijn vermeld, zal
blijken welk bedrag aan belasting dient te worden betaald. Dit te betalen bedrag wordt vastgesteld in
een aanslag.
Aangiftebelasting:
Omzetbelasting en loonbelasting. Gelijk met het doen van de aangifte moet ook de omzetbelasting en
de loonbelasting worden betaald. De belastingplichtige rekent deze belasting zelf uit.
Aanslagbelasting:
Uit de gegevens die in de aangifte zijn vermeld, zal blijken wek bedrag aan belasting dient te worden betaald. Dit
te betalen bedrag wordt vastgesteld in een aanslag. Het vaststellen van de aanslag gebeurt door het opmaken van
een aanslagbiljet. Dit aanslagbiljet zal naar de belastingplichtige worden verstuurd. Art. 5 en 11 lid 1 AWR.
Als de vereiste aangifte niet wordt gedaan. Dan kan de inspecteur toch een aanslag opleggen. De inspecteur zal
daarbij uitgaan van een redelijke schatting van het inkomen, waarbij tevens de al bekende gegevens worden
meegenomen. In dit geval spreken we van een ambtshalve vastgestelde aanslag.
In art. 11 lid 3is het volgende opgenomen:
De bevoegdheid tot het vaststellen van de aanslag vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip
waarop de belastingschuld is ontstaan. Indien voor het doen van aangifte uitstel is verleend, wordt deze
termijn met de duur van het uitstel verlengd.
In dit artikel lezen we dat als de aanslag later dan drie jaren na het ontstaan van de belastingschuld is opgelegd,
deze aanslag te laat is. We zullen in dat geval geen aanslag ontvangen. Wanneer moet de aanslag
inkomstenbelasting over 212 zijn vastgesteld: 31 december 2012 bestaat belastingschuld. De aanslag 3 jaar later
moet voor 31 december 2015 zijn opgelegd.
1
,De termijn van 3 jaar wordt verlengd als uitstel is gegeven voor het indienen van aangifte. De verlenging is altijd
gelijk aan de aantal maanden dat uitstel is gegeven.
Voorlopige aanslag:
De voorlopige aanslag is te vinden in art. 13 en 14 AWR. Een voorlopige aanslag wordt vrijwel altijd opgelegd
binnen enkele weken na het indienen van de aangifte inkomsten of vennootschapsbelasting. De betaling kan dan
sneller plaatsvinden. Bij het opleggen van een voorlopige aanslag wordt nog niet gekeken naar de juistheid.
Een voorlopige aanslag kan ook in het begin van het jaar worden opgelegd doormiddel van een schatting van de
belastingdienst. Een voorlopige aanslag in het begin van het jaar wordt aangevraagd omdat de belastingdienst
ook rekent met rente.
Aanslagen beginnen altijd met burgerservicenummer of fiscale nummer, gevolgd door de letter H voor
inkomstenbelasting en de letter V voor vennootschapsbelasting. Gevold door het getal van dat jaar bijvoorbeeld
2013met het getal 3. Ten slotte volgt het cijfer 0 voor een voorlopige aanslag en een 1 voor een volgende
voorlopige aanslag. Bv 1235.22.448.H.30.
Definitieve aanslag:
De definitieve aanslag eindigt op 6. Voorbeeld (2013) 1235.22.448.H.36.
Ambtshalve aanslag:
De ambtshalve aanslag wordt opgelegd als er geen aangifte wordt ingediend. De ambtshalve aanslag is altijd
definitieve aanslag.
Navorderingsaanslag:
Kan alleen worden opgelegd als er al een definitieve aanslag is vastgesteld. Een navorderingsaanslag kan in de
inkomsten en vennootschapsbelasting worden opgelegd als achteraf blijkt dat de aangifte toch niet helemaal juist
was. Er zijn wel voorwaarden verbonden aan de navorderingsaanslag. Deze aanslag eindigt op 7 vb:
1235.22.448.H.37
Conserverende aanslag:
Is een aanslag die wordt opgelegd, maar nog niet betaald hoeft te worden. Dergelijke aanslagen kunnen we soms
zien bij personen die gaan emigreren.
Overigens kan een aanslag (definitief dan wel voorlopig) ook negatief zijn. Dit is dan een belastingteruggave
door de belastingdienst.
Aangiftebelasting:
De omzetbelasting en de loonbelasting zijn aangiftebelastingen. Gelijk met het doen van de aangifte moet ook de
omzet en loonbelasting worden betaald. De belastingplichtige rekent deze belasting zelf uit. Er hoeft niet eerst
een aanslag te volgen. Volgens art 10 van de AWR moeten ten minste een maand na het einde van het tijdvak
aangiften zijn ingevuld en ondertekend zijn toegestuurd.
Een voorlopige aanslag of definitieve aanslag kent de aangiftebelasting niet. Er kan wel een naheffingsaanslag
worden opgelegd. Tevens wordt een naheffingsaanslag opgelegd als er wel aangifte wordt gedaan, maar deze niet
wordt betaald. Ook kan de naheffingsaanslag volgen uit onderzoek door de belastingdienst. Art 20 ARW. Na 5
jaren na het einde van het jaar waarin het tijdvak is gelegen, kan geen naheffingsaanslag meer worden opgelegd
over dit tijdvak.
2.3.3 Navorderingsaanslag.
De regels voor het opleggen van de navorderingsaanslag zijn opgenomen in art. 16 AWR.
Navorderingsaanslagen kunnen alleen opgelegd worden bij aanslagbelastingen dus: inkomsten en
vennootschapsbelasting.
Art 16 komt er op neer dat als er te weinig belasting op de aanslagen is vermeld, alsnog een navorderingsaanslag
kan kommen.
Er moet spraken zijn van een nieuw feit, ofwel een feit dat de inspecteur niet bekend was of redelijkerwijs
bekend had kunnen zijn. Is er geen sprake van een nieuw feit dan kan niet worden nagevorderd. Er is een
uitzondering. Ook al is er geen sprake van geen nieuw feit, dan kan toch een navorderingsaanslag volgen. Dit
kan als de belastingplichtige te kwader trouw was.
2
, De inspecteur heeft onderzoeksplicht als hij vermoed dat de bedragen niet kloppen.
In art. 16 lid 2 AWR zijn tenslotte ook enkele situaties genoemd, waarin altijd kan worden nagevorderd. Wel of
geen nieuw feit en wil of geen kwader trouw zijn in dat geval dus niet van belang. Deze situaties zijn:
Een onjuiste verrekening van onder andere een voorheffing of voorlopige aanslag. Een voorheffing is
bijvoorbeeld de loonbelasting/loonheffing.
Een aanpassing in de onderlinge verdeling van gemeenschappelijke inkomsten van partners
Onjuiste of niet vaststellen van de aanslag door een redelijkerwijs kenbare fout? Als de aanslag
tenminste 30% te laag is.
Blz: 35 lezen.
2.3.4 bewijslast
Als hoofdregels geldt dat de belastingplichtige moet bewijzen of aantonen dat kosten zijn gemaakt. De
Belastingdienst heeft de bewijslast als het gaat om inkomsten.
2.4 Bezwaar en beroep.
2.4.1 Bezwaar.
De regels voor de bezwaarschriften staan vermeld in de Awb. In artikel 6:4 is aangegeven dat een bezwaarschrift
kan worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft. De belastinginspecteur heeft de
aanslag opgelegd. Dus als je het niet eens bent met de belasting aanslag dan bij de belastinginspecteur een
bezwaar indienen.
Art 6:7 awb. Het indienen van een bezwaarschrift moet gebeuren binnen 6 weken na de dagtekening van het
aanslagbiljet. Art 6:9 Awb: moet binnen 6 weken ontvangen zijn. Als het bezwaarschrift binnen 6 weken
verstuurd is en binnen 7 weken ontvangen dan telt het nog mee.
Art 6:5 Awb: dit moet in een bezwaarschrift worden vermeld:
Een handtekening.
Naam en adres indiener
Dagtekening
Omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht.
De gronden van het bezwaar.
Niet-ontvankelijk verklaard: als het bezwaarschrift niet aan de eisen heeft voldaan.
Als er bijvoorbeeld een goede reden is dat het niet op tijd is ingediend dan het nog ontvankelijk worden
verklaard.
Als het bezwaarschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard dan kan er een sprake zijn van een ambtshalve
vermindering. Dit betekend dat de aanslag bekeken wordt en verlaagd kan worden. Als je dan in beroep gaat kun
je alleen in beroep gaan tegen de niet-ontvankelijk verklaring.
De inspecteur kan een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaren. Als de inspecteur het bezwaarschrift
ontvankelijk verklaart, kan hij het bezwaarschrift afwijzen of (gedeeltelijk) aan het bezwaar tegemoetkomen.
Vervolgens zal de inspecteur de belanghebbende in de gelegenheid stellen om te worden gehoord art 7:2 Awb.
Als er sprake is van een gedeeltelijke tegemoetkoming door de inspecteur en er een vermindering van de aanslag
volgt, dan zal de dagtekening van de verminderingsbeschikking de datum van de uitspraak op het bezwaar zijn.
De brief is in dat geval een kennisgeving.
Termijn beslissingen bestuursorgaan: 6 weken, kan verlengen met 6 weken doormiddel van een schriftelijke
mededeling. In overleg met de indiener nog langer worden verlengd. Art 7:10 Awb.
2.4.2 Beroep en cassatie
Als de inspecteur het bezwaarschrift afwijst of gedeeltelijk afwijst, kan de belastingplichtige een beroepsschrift
indienen bij de rechtbank. Gelden ook de regels van 6:4, 6:5 6:6, 6:9 en 6:11 Awb.
Meestal worden beide partijen opgeroepen om bij de Rechtbank te verschijnen 8:56 Awb. Voor het indienen van
een beroepsschrift is griffierecht verschuldigd 8:41 Awb.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chrisgarstenveld. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.