100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting GZW1023 - uitwerking van alle taken $5.34   Add to cart

Summary

Samenvatting GZW1023 - uitwerking van alle taken

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Een uitgebreide uitwerking van alle taken uit het blok introductie wetenschappelijke onderzoeksmethoden in jaar 1 van gezondheidswetenschappen. Gemaakt in studiejaar 2020/2021. Zelf heb ik hiermee een 9 gehaald voor mijn tentamen.

Preview 3 out of 29  pages

  • October 30, 2021
  • 29
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Taak 1

1. Wat is de empirische cyclus?




Empirische cyclus= De opeenvolging van onderzoeken met vraagstellingen die voortkomen uit eerder
onderzoek, hierdoor neemt het begrip van hoe het betreffende onderdeel van de werkelijkheid in elkaar zit
gestaag toe. Vaak beschreven als een empirische spiraal omdat eerder onderzoek leidt tot nieuw onderzoek en
dit steeds zo doorgaat(leerboek epidem.).

a. Verschillende stappen van de empirische cyclus (systematische waarnemingen, onderzoeksdesign,
paradigma shift).
1. Theorie: de onderzoeker gaat uit van een bepaalde theorie= een uitspraak of samenhangende reeks van
uitspraken met een algemeen geldend karakter, soms ontstaan door overlevering maar meestal mede
gebaseerd op waarnemingen van concrete gebeurtenissen  systematische-(resultaten van eerder verricht
onderzoek over hetzelfde onderwerp) en niet-systematische waarnemingen(toevallig mee geconfronteerd)
(leerboek epidem.)
2. Deductie: het proces van een abstracte theorie naar één of meerdere te toetsen hypothese(n) waarnaar
men onderzoek wilt doen.
3. Vraagstelling/hypothesen: een hypothese is een toetsbare stelling op grond van systematische
waarnemingen in het onderzoek uiteindelijk dan al niet kan worden verworpen. Een vraagstelling is een
nauwkeurige formulering van de vraag waarop de onderzoeker een antwoord wilt geven
4. Onderzoeksontwerp kiezen:

Ten eerste de scheiding tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
 Kwalitatief onderzoek: uitgegaan van emic perspectief: er wordt gekeken vanuit de ervaring van
het subject. Gaat om het begrijpen van de ervaringen van de proefpersonen
 Kwantitatief onderzoek: waarnemingen zijn objectief bepaald en staan los van het subject (etic
perspectief). Het gaat hierbij om cijfermatig onderzoek

Verder is er een scheiding tussen experimentele en niet-experimentele/observationele onderzoeksdesigns:
 Experimenteel  RCT(randomized controlled trial)
 Niet-experimenteel  onderzoeker blijft aan de zijlijn
o Ecologisch onderzoek(populatieniveau, hypothese genererend)
o Patiëntenserie(=gedetailleerd kenmerken patiënten beschrijven, op individueel niveau,
hypothese genererend)
o Dwarsdoorsnede onderzoek(=blootstelling en ziekte meten op zelfde moment,
prevalentie onderzoek, wel controlegroep)
o Longitudinaal onderzoek

,  Cohortonderzoek(beste)(=incidentieonderzoek, baselinemeting met follow-up
metingen)
 Patiëntcontrole onderzoek(=patiënten die al ziekte hebben  achterstevoren
van uitslag  blootstelling
5. populatie/steekproef kiezen: er wordt gekeken naar welke populatie men onderzoek wilt doen en
nemen een steekproef hieruit  de respondenten voor het onderzoek
6. geschikte meting/observaties kiezen: er zijn verschillende meetwijzen mogelijk, bijv met interviews,
vragenlijsten, biomarkers(bloed/urine)
7. onderzoek uitvoeren
8. resultaten
9. data analyse: de gegevens worden geanalyseerd met behulp van tabellen en grafieken(kwantitatief
onderzoek)
10. Conclusies en rapportage: in de conclusie wordt antwoord op de vraagstelling van het onderzoek
gegeven en vindt verificatie of falsificatie van de hypothese plaats. Met deze resultaten kunnen
onderzoekers:
- bevestigen: confirmatie
- tegenspreken: contradictie
- weerleggen: falsificatie
- nader specificeren: elaboratie
- ondersteunen: verificatie
11. inductie: het integreren van al deze systematische en niet systematische waarnemingen tot een
theorie

Empirie= leer van de ervaring/kennis door ervaring
Paradigma shift= vanuit een heel ander perspectief kijken naar een bepaalde theorie aan een gheel nieuwe
cirkel beginnen van de empirische cyclus.
Paradigma: theorie die slechts als tijdige leermening gezien kan worden
Wetenschappelijke paradigma: groep wetenschappers die gedeelde opvattingen over wetenschap hebben,
en waar een theorie aan moet voldoen

2. Waarvoor gebruiken we de empirische cyclus?
De empirische cyclus wordt gebruikt bij wetenschappelijk onderzoek, om kennis op te doen uit eerdere
ervaring door middel van hypothesen op te stellen en deze vervolgens te toetsen.
Waarom  om een onderzoek op een goede manier uit te voeren, vastigheid voor onderzoeker.
Volgorde is niet altijd gelijk, soms worden stappen toegevoegd of weggelaten, ligt aan het onderzoek dat
iemand doet.


3. Wat is inductie en deductie?
Inductie= proces van concrete waarnemingen naar een meer abstract, algemeen geldend beeld van de
werkelijkheid. Deze manier van redeneren stelt dat een nieuwe theorie niet alleen opgaat voor de waargenomen
gevallen maar ook opgaat in alle vergelijkbare gevallen. Of dit echt zo is gaat men na door nieuwe systematische
waarnemingen uit te voeren(leerboek epidem). Als dit dan klopt is het een bevestiging dat iemand op het goede
spoor zit.
Deductie= het proces van een abstracte theorie naar een of meerdere te toetsen hypothese(n). Dit komt
overeen met het vertalen van een globaal onderzoeksidee in een of meer onderzoeksvraagstellingen. Zo kun je
kijken of wat er in de theorie staat ook daadwerkelijk terug komt in het echt leven.



4. Hoe verliep de empirische cyclus op HIV en aids?

1981

 Theorie = homoziekte

,  Deductie  Vraagstelling/hypothese: alleen homoseksuele mannen kunnen GRID (Gay Related Immune
Deficiency) krijgen
 Onderzoeksontwerp: ?
 Populatie: Homoseksuele en heteroseksuele mannen in Haïti.
 Geschikte meting/observaties kiezen: Onderzoek of deze mannen GRID hebben
 Onderzoek uitvoeren  Resultaten: 34 homoseksuele mannen en heteroseksuele Haïtiaanse mannen
worden gediagnosticeerd met GRID
 Analyse  Conclusie: De ziekte GRID beperkt zich niet alleen maar tot homoseksuele mannen
 Inductie  Theorie: GRID is geen homoziekte

1981/1982

 Deductie  Vraagstelling/hypothese: Is GRID een seksueel overdraagbare aandoening, wordt het alleen via
sperma verspreid, kunnen vrouwen het ook krijgen en is de letaliteit 100 procent?
 Onderzoeksontwerp: Patiëntcontrole onderzoek bij mannen en sociologisch onderzoek bij GRID patiënten
 Populatie: Mannen en GRID patiënten
 Geschikte meting/observaties: ?
 Onderzoek uitvoeren  Resultaten: geen mogelijk oorzakelijke factoren, 285 gevallen van GRID in 17 staten.
Sociologisch onderzoek: één man, homeseksuele stewart, die tussen verschillende staten vliegt en zeer
seksueel actief is. Intraveneuze drugsgebruikers worden gediagnosticeerd met GRID.
 Analyse  Conclusie: men weet nog weinig van de oorzakelijke factoren, maar wel dat het zich kan
verspreiden via seksueel contact en bloedtransfusies.
 Inductie  Theorie: geen oorzakelijke factoren van GRID bekend, het wordt overgedragen via seksueel
contact en bloedtransfusies. GRID wordt nu AIDS genoemd.

1984

 Deductie  Vraagstelling/hypothese: Waardoor wordt Aids veroorzaakt?
 Onderzoeksontwerp: ?
 Populatie: ?
 Geschikte meting/observaties: ?
 Onderzoek uitvoeren  Resultaten: onderzoeksgroepen in de VS en Frankrijk identificeren een retrovirus
dat verantwoordelijk is voor het ontstaan van AIDS: human T-lymphotropic virus-III: het human
immunodeficiency virus (HIV).
 Analyse  Conclusie: AIDS wordt veroorzaakt door het HIV virus.
 Inductie  Theorie: AIDS wordt veroorzaakt door het HIV virus en overgedragen via seksueel contact en
bloedtransfusies.

1984:

 Deductie  Vraagstelling/hypothese: Hoe kan men HIV/AIDS testen?
 Onderzoeksontwerp: ?
 Populatie: Mensen met HIV/AIDS
 Geschikte meting/observaties: bloedonderzoek?
 Onderzoek uitvoeren  Resultaten: met behulp van een bloedscreeningstest kan HIV/AIDS worden
gediagnosticeerd
 Analyse  Conclusie: met een bloedscreeningstest kan HIV/AIDS worden gediagnosticeerd.
 Inductie  Theorie: AIDS wordt veroorzaakt door het HIV virus en overgedragen via seksueel contact en
bloedtransfusies. Met een bloedscreeningstest kan HIV/AIDS worden gediagnosticeerd.

1986/1994

 Deductie  vraagstelling/hypothese: Hoe kan men aidspatiënten behandelen?
 Onderzoeksontwerp: placebo-gecontroleerde trial
 Populatie: aidspatiënten en HIV besmette zwangere vrouwen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller chantalvb1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.34. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72042 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.34
  • (0)
  Add to cart