hoofdstuk 1 t/m 4 volledig uitgewerkt, aan de hand van het boek, de officiele eindtermen en belangrijke dingen uit lessen. voor overige eindtermen/hoofdstukken; kijk mijn profiel!
Filosofie CT-week 1:
Hoofdstuk 1:
1, de mens, de vraag naar het goede leven en de filosofie:
‘wat is het goede leven?’ -> typisch menselijke vraag. Dieren vragen zichzelf dit niet af. De
mens verhoud zich tot zichzelf in de wereld. We kunnen reflecteren.
- Augustus: ‘qeaestio mihi factus sum’ (ik ben voor mezelf een vraag geworden).
We drukken alles uit in symbolen (kunst, taal, religie, wetenschap, filosofie) -> Cassirer ->
mens is animal symbolicum. Deze symbolen worden vaak met andere gedeeld.
- Nietzsche -> ‘mens is een ziek dier’, omdat we hier veel reflexiteit stress van hebben.
Nietzsche = tegen het gezamenlijke (is voor kuddes).
übermensch is iets om naar te streven (= mens die echt vrij is, schept eigen
waarden, heeft vrijheid om creatief te zij, etc.).
Reflexive imperative = het continue reflecteren op alle keuzes die je maakt. Haal je er wel
alles uit? Geluk imperatief = je moet het maximale uit je leven halen en gelukkig zijn.
Het goede leven gaat NIET over piekmomenten, maar het langdurige levenspatroon.
2, de vrije markt als een bijzonder economisch systeem:
De vrije markt= de manier waarop de uitwisseling van kapitaal, goederen en diensten tussen
mensen, bedrijven, organisaties en landen worden georganiseerd. Niet vanzelfsprekend!
(Zouden ook een deel-, gifteconomie, herverdeling, zelfvoorziening, kunnen hebben). Ofwel:
het wereldwijde systeem van ondernemingen en privépersonen goederen kunnen
ontwikkelen en aanbieden. Hierbij kunnen ze vrije keuzes maken. Primaire prijs bepaald.
Kernelementen: privé eigendom, concurrentie, vraag en aanbod, homo economicus
(vermogen om rationele afwegingen te maken), geld, kapitalisme (rol van geld), innovatie.
‘manier van organiseren van economisch verkeer’.
- Consumenten: degene die geld uitgeeft om behoeftes te bevredigen. Consumeren is
deel van goede leven (maar is er een drang ontwikkeld?). Wat zijn onze voorkeuren
en waar komen deze vandaan?
- Producenten: degene die de producten maken. Hele lange keten, dus wie is
verantwoordelijk?
- Financiers: degene die het betalen. Is ons huidige financiële systeem wel het meest
nuttig en voegt het wel het meest ‘maatschappelijke waarde’ toe? Wat verstaan we
eigenlijk onder ‘nut’ en ‘waarde’?
‘Het moraal’ wordt vaak niet genoemd wanneer we het over de vrije markt hebben.
‘Agora’ = plein in oude Athene waar werd gehandeld, vergaderd, etc. > Stads- en marktplein.
Ons marktsysteem is heel nieuw en uniek. Veel vragen over: waarom nu? Is dit het
eindpunt? Werkt het overal hetzelfde? Bestaat het wel in zuivere vorm?
De vrijemarkt is verbonden met de westerse cultuur. Ergens anders is het dus ook anders.
Ook is het verbonden met de ideologie (= hoe mensen over dingen denken).
- Liberalen; Smith, Hayek, Friedman. Verbinden goede leven aan vrije markt. Vanaf
jaren 70 > neoliberalisme > Reagan, Thatcher (overheid moet handhaver zijn).
De rol van filosofie hierin -> kritische ondervraging van opvattingen omtrent het goede leven.
, 3, opvattingen over het goede leven; Martha Nussbaums capability approach:
Martha Nussbaums: was het niet eens met het bepalen van een lands welvaart/ontwikkeling
en hoe ‘goed’ het gaat/het leven ergens is, doormiddel van het BNP. Gaf hier als 1e kritiek
op. Vindt andere aspecten zoals gezondheidszorg en analfabetiseringsgraad belangrijker.
Ze ontwikkelde de ‘capability approach’ (Iedereen kan ontwikkelen in hoeverre jezelf wilt.
Voor alle aspecten die hierin nodig zijn, moet een minimale potentie gegarandeerd worden).
Er wordt gekeken naar meerdere ‘capabilities’ (opgesteld door echt naar de mensen te
kijken), waarvoor mensen de ruimte moeten krijgen om het goede leven te kunnen leiden:
leven, lichamelijke gezondheid, lichamelijke integriteit, zintuigelijke waarneming, plannen
maken, relaties met andere kunnen/mogen hebben, andere soorten (leven in combinatie met
dier/natuur), spel (kunnen lachen, spelen, recreëren), zeggenschap over de eigen omgeving,
emoties (in staat zijn relaties aan te gaan).
Gaat niet om de uitkomsten, maar om de vrijheid om deze keuzes te kunnen maken. (in lijn
met liberaal denken) legt Nussbaums dus alle nadruk op vrijheid van keuze. Maar kunnen we
alles wel kiezen? Sommige dingen moeten wij ons tot verhouden > natuur, dieren, instituties.
4, vijf dimensies van het goede leven: relaties, instituties, lichaam, natuur en zin:
Er zijn 5 ‘condities’ van het mens zijn en het goede leven. Deze kiezen we niet, ze zijn er.
We gaan niet uit van het kiezende individu, maar de meet van de context.
- Relaties (met medemensen): vanaf je geboorte ben je verbonden met andere.
Lichamelijk en sociaal. Moeten rekening houden met de sociale rationaliteit.
- Instituties: (= gemeenschapsvormen/gedeelde handelingspatronen waardoor we
gezamenlijk iets kunnen realiseren). Vanaf moment 1 ben je hier al deel van (de
maatschappij) > School, staat, gezin, rechtspraak, omgangsvormen, morele regels. *
- Het lichaam: je moet bepaalde dingen > eten, drinken, ademen, etc. en dit verbindt
ons aan het concrete leven in een bepaalde tijd en plaats. *
- De natuur: onder de ecologische dementie vallen voedsel, lucht, levende wezens.
Niet duurzaam als het met het goede leven te maken heeft.
- Het geestelijke/de zin: de mens verhoudt zich tot zichzelf-in-de-wereld. We willen dat
ons leven betekenis heeft. > zindementie/geestelijke dementie.
Verschillen met Nussbaums:
1. Alle dimensies hebben een dubbele rol: ze maken het mens-zijn mogelijk maar
begrenzen het ook.
2. Je kiest als individu, maar we moeten wel rekening houden met het collectieve.
3. Er komen ook verplichtingen kijken bij de dimensies.
4. Er is ruimte voor verschillende culturen in de opvattingen.
5. Iedereen hangt aan de verschillende dimensies een verschillend gewicht in belang.
Nussbaums vindt dat de mogelijkheid er moet zijn, het boek dat het er echt is; je kunt niet 1
ding verwaarlozen. Centraal probleem: ‘in hoeverre kan ‘de vrije markt, bijdragen/afbreuk
doen aan het goede leven met de 5 dimensies?’.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller boschellekens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.53. You're not tied to anything after your purchase.