Economische Crisis
Hoofdstuk 1 – De grote recessie p. 2
van kredietcrisis naar recessie
financiële markten: huizen en hypotheken, aandelen en obligaties
banken
crisisbestrijding: de klassieke visie op de economie, de crisis van de jaren 30,
de theorie van Keynes
Hoofstuk 2 – Inkomen, hoe verdien je dat p. 4
toegevoegde waarde, productie en inkomen
van micro naar macro
welvaart en bruto binnenlands product
economische kringloop
nationale rekeningen
nogmaals het bbp
Hoofdstuk 3 – Structuur en conjunctuur p. 7
structuur: arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap
conjunctuur: hoogconjunctuur en laagconjunctuur, categoriale inkomensverdeling
en conjunctuur, conjunctuurindicatoren
Hoofdstuk 4 – Overheid en economische groei p.9
overheid en structuur
overheid en conjunctuur
overheidssaldo en staatsschuld
Hoofdstuk 5 – Monetair beleid p.10
vraag en aanbod van geld
monetair beleid
de verkeersvergelijking van Fischer
geld is neutraal op lange termijn
Hoofdstuk 6 – Het geaggregeerde-vraag-aanbodmodel p.11
de geaggregeerde vraag
het geaggregeerde aanbod op korte termijn
het korte-termijnevenwicht
het geaggregeerde aan op lange termijn
het lange-termijnevenwicht
van korte-termijnevenwicht naar lange-termijnevenwicht
verschuiving van de macrovraaglijn en macroaanbodlijn
aanbodschokken en vraagschokken verstoren het evenwicht
het geaggregeerde aanbod bij de klassieken en bij Keynes
Hoofdstuk 1 – de grote recessie
1
, Recessie = een krimp die minstens 2 kwartalen aanhoudt
Depressie = een langdurige recessie
Bij een krimpende economie worden er minder goederen en diensten geproduceerd
Bruto binnenlands product (bbp) is de totale productie in een jaar, gelijk aan het
totale inkomen van dat jaar
Vermogensmarkt = het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen (bestaat
slechts in theorie)
Het aanbod van vermogen is afkomstig uit besparingen, sparen = uitstellen van
consumptie, niet-besteden van inkomen (kan gedwongen of vrijwillig zijn)
De vraag naar vermogen is vooral afkomstig van bedrijven (voor investeringen) en
gezinnen (lenen)
De spaarquote is het deel van het inkomen dat wordt gespaard
Geldmarkt = kortlopende kredieten, tot 2 jaar
Kapitaalmarkt = langlopen en soms zelfs permanent vermogen
Hypothecaire lening = langdurige lening met onroerend goed als onderpand
Aandeel = bewijs van mede-eigendom van bv/nv, met dividend als winstuitkering
aan de aandeelhouders
Obligatie = schuldbekentenis voor langlopende lening
Tijdsvoorkeur = mate van bereidheid om consumptie uit te stellen dan wel te
vervroegen, voorkeur van huidige consumptie boven toekomstige consumptie
Positieve tijdsvoorkeur is dat je niet wil wachten om iets te kopen, je spaart weinig
Debiteurenrisico = de geldgever loopt het risico zijn geld niet terug te krijgen
- kredietwaardigheid en reputatie geldnemer
- ook looptijd is van invloed
Inflatie = stijging van het algemeen prijsniveau
Deflatie = daling van het algemeen prijsniveau
Nominale rente = rentepercentage dat de bank geeft/vraagt voor sparen/lenen
Reële rente = nominale rente gecorrigeerd door inflatie (mbv indexcijfers)
Geldillusie = wanneer mensen het geld niet op de juiste waarde schatten
Selffulfilling prophecy = een voorspelling die uitkomt omdat mensen zich ernaar
gedragen
Overwaarde = wanneer een huis in waarde stijgt
Onderwaterhypotheek = hypotheek is hoger dan de waarde van het huis zelf
(beurs)koers = de prijs op de beurs op een bepaald moment
Rendement = totaal van de opbrengsten in procenten van het belegde bedrag
Hefboomwerking = het gebruik van geleend geld (vreemd vermogen) om het
verwachte rendement van het eigen vermogen te verhogen
Solvabiliteit = de mate waarin een onderneming in staat is haar schulden terug te
betalen (verhouding tussen EV en VV)
Rentemarge = het verschil tussen ontvangen en betaalde rente, bepaalt de
winstgevendheid
Geldschepping = geldcreatie zonder dat het EV toeneemt
Kredietverlening = een klant spreekt met de bank af dat hij over een bepaalt tegoed
mag beschikken, genaamd het rekening-couranttegoed
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller valeriep123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.61. You're not tied to anything after your purchase.