Mensen hebben middelen nodig om in hun behoeften te voorzien, maar de behoeften van mensen
zijn oneindig terwijl de middelen beperkt zijn.
Schaarste = de spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen
Het is een relatief begrip. Een product is schaars als er middelen (tijd en geld) opgeofferd moeten
woerden om het te maken.
Producten: goederen en diensten samen
Vrije goederen = als producten niet schaars zijn en er dus geen offers voor nodig zijn
Arbeidsindeling = het opdelen van het arbeidsproces in afzonderlijke taken
Dit leidt tot specialisatie en een stijging van de arbeidsproductiviteit. Tegelijkertijd leidt dit tot ruil
want producenten maken meer dan ze voor eigen behoeftebevrediging nodig hebben.
Directe ruil/ruil in natura = ruil van goederen tegen goederen
Indirecte ruil = fungeert een algemeen begeerd geld (=geld) als ruilmiddel
Transactiekosten = alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen en af te
wikkelen
Geld is naast een ruilmiddel ook een rekenmiddel en een spaarmiddel
Ruilmiddel = goederen worden tegen geld geruild en dat geld wordt weer geruild tegen goederen
(indirecte ruil). Functie van geld: je kunt ermee betalen
Rekenmiddel = functie van geld: de waarde van verschillende goederen kan met elkaar vergeleken
worden
Spaarmiddel = functie van geld: je kunt het bewaren
Formele (witte) economie = transacties worden geregistreerd
Informele (zwarte of grijze) economie = transacties niet geregistreerd
Bestaat uit:
- transacties die verzwegen worden voor de belastingdienst (zwarte circuit)
- economische activiteiten waarbij geen geld wordt gebruikt (grijze circuit)
dit deel van de informele economie, die niet-geld economie, kan worden verdeeld in:
-> huishoudelijke arbeid: werkzaamheden als koken, stofzuigen en kleren wassen
-> vrijwilligerswerk: onbetaald werk bij een sportvereniging, onbetaalde zorg voor zieken/bejaarden
-> doe-het-zelf-arbeid: tuinonderhoud, schilderen, repareren fietsband
Bij de formele economie maken we onderscheid in de marktsector en de niet-marktsector. Op een
markt worden producten aangeboden en gevraagd en komt de prijs tot stand door vraag en aanbod.
Tot de niet-marktsector behoren de activiteiten van de overheid en de non-profitsector zoals
onderwijs en ziekenhuizen.
H2 Ruiltransacties en welvaart
Betalingsbereidheid = het is het maximale bedrag dat een persoon wil betalen voor een product
Kosten = bestaan uit de waarde van de opgeofferde schaarste middelen
Baten = worden gevormd door de mate van behoeftebevrediging
Bij een economische keuze worden de kosten en baten tegen elkaar afgewogen, dit noemen we een
kosten-batenanalyse. Er wordt dan gekeken of de baten van de investering opwegen tegen de kosten
1
, De welvaartstheorie gaat ervan uit dat de welvaart kan toenemen door ruiltransacties. Door de
totstandkoming van een ruiltransactie kunnen consument en producent een surplus realiseren en
dat vergroot de welvaart. De totale welvaart is Pareto-efficiënt of Pareto-optimaal als de welvaart
van één persoon niet kan toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt.
Kritiek op de welvaartstheorie is dat zijn geen rekening houdt met activiteiten in de informele sfeer
en geen rekening houdt met externe effecten.
Individuele consumentensurplus = het verschil tussen het bedrag dat een koper maximaal bereid is
te betalen en de prijs die hij in werkelijkheid betaalt (boven de prijslijn)
Totale consumentensurplus = consumentensurplus van alle consumenten bij elkaar
Leveringsbereidheid = de laagste prijs waarvoor een aanbieder zijn product wil verkopen
Individuele producentensurplus = het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs
waartegen je het product wil aanbieden en geeft het voordeel weer dat de aanbieder heeft van de
ruil (onder de prijslijn)
Totale producentensurplus = producentensurplus van alle producenten bij elkaar
Totale surplus / welvaartswinst = de som van consumentensurplus en producentensurplus
De vraaglijn geeft de betalingsbereidheid van de consumenten weer.
De aanbodlijn geeft de leveringsbereidheid van de producenten weer.
Een producent zal zijn product niet aanbieden beneden de marginale kosten. De marginale kostenlijn
geeft dus aan hoeveel een product aanbiedt bij een bepaalde prijs. Dus bij volledige mededinging valt
de marginale kostenlijn samen met de aanbodlijn.
Marktevenwicht = de situatie waarin vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn
Evenwichtsprijs = de prijs die bij het marktevenwicht hoort
Evenwichtshoeveelheid = de hoeveelheid die bij het marktevenwicht hoort
Op een markt van volledige mededinging ligt de evenwichtsprijs op een bepaald moment vast. Op
een markt van volledige mededinging is het totale surplus en dus de totale welvaart, maximaal bij het
marktevenwicht.
Bij het marktevenwicht is het onmogelijk het totale surplus te vergroten.
De markt selecteert de vragers met de hoogste betalingsbereidheid en de aanbieders met de laagste
leveringsbereidheid. De aanbieders met de laagste leveringsbereidheid zijn de aanbieders die tegen
de laagste kosten kunnen produceren.
De markt selecteert dus de bedrijven die tegen de laagste kosten kunnen produceren. Op deze
manier worden aanbieders geprikkeld om hun kosten zo laag mogelijk te houden. Dit kunnen ze
bereiken door zo efficiënt mogelijk te werken. Bij het marktevenwicht is de welvaart maximaal en
worden de productiefactoren die bedrijven gebruiken het meest efficiënt aangewend of gealloceerd.
Het totale surplus van consumenten en producenten samen is dan maximaal.
Hoewel de arbeidsmarkt niet alle kenmerken van volledige mededinging heeft, wordt deze markt
toch vaak opgevat als een markt van volkomen concurrentie. Vraag en aanbod bepalen de prijs (loon)
en de hoeveelheid (werkgelegenheid). De veronderstelling is dan dat arbeid homogeen is en de
arbeidsmarkt transparant.
Evenwichtsloon = het loon waarbij vraag en aanbod op de arbeidsmarkt aan elkaar gelijk zijn
Werknemerssurplus = het verschil tussen het evenwichtsloon en het minimale loon waartegen je
bereid bent arbeid te leveren (onder de prijslijn)
Werkgeverssurplus = het verschil tussen de betalingsbereidheid en het evenwichtsloon (boven de
prijslijn)
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller valeriep123. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.01. You're not tied to anything after your purchase.