Nederland is een verzorgingsstaat, dat wil zeggen dat de overheid zich actief bemoeit met de
welvaart
en het welzijn van haar inwoners. Welvaart betekent over voldoende inkomen beschikken om
behoeften
te vervullen. Welzijn betekent hoe we ons geestelijk en lichamelijk voelen. We spreken van
solidariteit als er bereidheid is in een groep of samenleving om risico’s met elkaar te delen.
De verzorgingsstaat steunt op drie belangrijke pijlers: Goed onderwijs, goede
gezondheidszorg en sociale zekerheid.
- Goed onderwijs: met een goede opleiding vergroot je je kansen op de arbeidsmarkt.
- Goede gezondheidszorg: als je ziek bent kun je beroep doen op een van de vele regelingen.
- Sociale zekerheid: sociale premies en belasting betalen in ruil voor zekerheid van een
inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsongeschiktheid.
Nederland is ook een sociale rechtsstaat, dat wil zeggen dat burgers sociale grondrechten
hebben. Deze rechten zijn niet afdwingbaar bij de rechter, maar de grondwet verplicht de
overheid wel om er actief naar te streven. Een paar belangrijke sociale grondrechten zijn o.a.:
voldoende werkgelegenheid, bestaanszekerheid en welvaart, een goed leefmilieu,
volksgezondheid, voldoende woongelegenheid en goed onderwijs.
Nederlanders hebben ook plichten: de sollicitatieplicht, de leerplicht en het betalen van
premies.
Wat doet de overheid? De overheid:
- is verantwoordelijk voor collectieve voorzieningen;
- garandeert een inkomen aan mensen die daar zelf niet in kunnen voorzien;
- stimuleert werkgelegenheid;
- zet zich in voor goede arbeidsomstandigheden;
- helpt om goede arbeidsvoorwaarden te scheppen;
- bevordert het welzijn van mensen.
Niet alleen overheid draagt bij aan welvaart en welzijn → organisaties helpen ook →
maatschappelijk middenveld = organisaties tussen de overheid en burgers.
Vb: Rode Kruis , voedselbanken.
Werknemers zijn verenigd in vakbonden, organisaties die de collectieve en individuele belangen
van werknemers behartigen. Als vakbonden samenwerken, spreken we van een vakcentrale.
Bekende vakcentrales zijn de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging) en het CNV
(Christelijk Nationaal Vakverbond).
, Werkgevers hebben zich georganiseerd in werkgeversorganisaties, zoals het VNO-NCW,
bestaande uit het Verbond voor Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands Christelijk
Werkgeversverbond, en MKB-Nederland voor het midden- en kleinbedrijf.
Werkgeversorganisaties en vakcentrales noemen we samen de sociale partners. Zij maken
afspraken die voor alle werknemers en werkgevers gelden.
Op bedrijfstakniveau stellen vakbonden en werkgeversorganisaties samen een collectieve
arbeidsovereenkomst op (een cao). In een cao worden de arbeidsvoorwaarden vastgesteld
voor de werknemers in één hele bedrijfstak.
Niet ieder land is een verzorgingsstaat: de Sovjet-Unie was lange tijd een communistische
planeconomie, waarin de productiemiddelen in handen waren van de overheid.
In Amerika hebben ze het vrijemarktmechanisme. Hierin staat de waarde vrijheid centraal en
de overheid bemoeit zich nauwelijks met de economie. De belastingen zijn laag maar daardoor
moet iedereen zichzelf verzekeren tegen werkloosheid en ziekte.
Paragraaf: 2 - Ontwikkeling van de verzorgingsstaat:
In de negentiende eeuw was de Nederlandse economie volledig gebaseerd op het principe van
de vrije markt; iedereen kon produceren wat hij wilde, er waren geen regels over minimumloon
en je kon zomaar ontslagen worden. De overheid bemoeide zich niet met de economie. In zo’n
geval spreken we van staatsonthouding op economisch gebied. Zo’n land heet een
nachtwakersstaat, een staat waarin de overheid zich vooral beperkt tot de veiligheid en
bescherming van de rechtsorde. De nachtwakersstaat duurde tot 1850. Zorg was een gunst en
geen recht: zwakkeren zoals zieken en ouderen werden geholpen door rijke burgers, de kerk of
liefdadigheidsinstellingen.
De keerzijden van de liberale vrije markteconomie (= nachtwakersstaat) werden zichtbaar: de
lonen waren zo laag dat mensen werkdagen van zestien uur moesten maken. Op zaterdagen
werd gewerkt. Kinderen werkten al vanaf een heel jonge leeftijd. Een minimumloon bestond
niet. Er waren geen voorzieningen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Als je geen werk had,
dan was je aangewezen op liefdadigheid, bedelarij of diefstal.
Nadelen:
● Lage lonen (= diepe armoede)
● Slechte huizen
● Slecht drinkwater en riolering
● Kinderarbeid
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller pelloschildwacht. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.97. You're not tied to anything after your purchase.