Begrippenlijst Privaat- en publiekrecht
Hoofdstuk 1; Terreinverkenning
Aanvullend recht: Recht waarvan burgers mogen afwijken. Regels van aanvullend
recht gelden alleen wanneer partijen over de betreffende inhoud niks hebben
afgesproken.
A-contrarioredenering: Redenering waarbij de rechter ervan uitgaat dat een bepaalde
rechtsregel niet van toepassing is, omdat die regel uitsluitend geschreven voor de
gevallen die uitdrukkelijk in die regel worden genoemd.
Bestuursrecht: Recht dat betrekking heeft op de mogelijkheden van de
overheid/wetgever het maatschappelijke leven te regelen, bijvoorbeeld op het terrein
van het onderwijs.
Burgerlijk recht: Ook wel genoemd civiel recht of privaatrecht. Het burgerlijk recht valt
uiteen in twee rechtsgebieden: het personen- en familierecht en het vermogensrecht.
Het vermogensrecht omvat alle regelingen met betrekking tot de op geld waarneembare
handelingen tussen particulieren (inclusief de overheid als particulier).
Dwingend recht: Recht waarvan de burgers niet mogen afwijken. Doen zij dit toch dan
zijn gewoon de wettelijke regels van toepassing.
Formeel recht: Procesrecht. Het formele recht heeft betrekking op het recht van
procederen. Het gaat daarbij om vragen als: bij welke rechter moet ik zijn, hoe moet er
worden geprocedeerd, welke termijnen moeten in acht worden genomen?
Gewoonterecht: Ongeschreven regel dat geldt omdat er door een groep inwoners van
een bepaalde regio van het land steeds naar wordt gehandeld, terwijl deze groep het
als een rechtsplicht ziet deze gewoonteregel(s) op te volgen.
Interpretatiemethode: Hulpmiddel dat ten dienste staat aan de rechter teneinde een
vaag woord of vage zinsnede nader uit te leggen. Voorbeelden zijn de grammaticale, de
wethistorische, de anticiperende, de rechtsvergelijkende, de systematische en de
teleologische interpretatiemethode.
Interpretatie naar redelijkheid en billijkheid: De interpretatiemethode waarbij de
rechter onduidelijke bewoordingen uitlegt met een beroep op de redelijkheid en
billijkheid.
Jurisprudentie: Rechtsspraak; de beslissingen afkomstig van een rechter of
rechtscollege.
Materieel recht: Recht dat betrekking heeft op wat men mag en niet mag, welke
rechten en welke verplichtingen men heeft.
Monopoliepositie: Heeft betrekking op de staat die op het terrein van het strafrecht via
het OM het alleenrecht heeft, sancties als gevangenisstraf en boete op te leggen.
,Objectief recht: Positief recht. Het recht dat uit de geldende rechtsbronnen; wet,
verdrag, jurisprudentie en gewoonte voortvloeit.
Ondernemingsrecht: Recht dat betrekking heeft op alle regels die verband houden
met het uitoefenen van een bedrijf en activiteiten in club- en teamverband.
Organieke wet: Wet die in opdracht van de Grondwet is uitgevaardigd.
Privaatrecht: Zie ook Burgerlijk recht. Recht dat geldt tussen burgers onderling.
Procederen: Naar de rechter stappen om je gelijk op te eisen.
Publiekrecht: Recht dat betrekking heeft op de regels die van kracht zijn tussen de
overheid als zodanig (en dus niet als particulier) en de burger.
Redenering naar analogie: Redenering waarbij de rechter zich op het standpunt stelt
dat een bepaalde, niet wettelijke geregelde kwestie zoveel lijkt op een kwestie waarin
de wet wel voorziet, dat die laatste regel ook van toepassing wordt verklaard op de niet-
geregelde kwestie.
Staatsrecht: Recht dat de wijze regelt waarop het Nederlands staatsbestel vorm wordt
gegeven en de invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen.
Strafrecht: Recht waarbij de staat d.m.v. van het OM actief optreedt teneinde normen
via sancties af te dwingen van burgers.
Subjectief recht: Recht dat individuen in concreto bezitten omdat het objectieve recht
dit met zoveel woorden verklaard.
Verdrag: Overeenkomst tussen 2 of meer staten. Een verdrag kan bilateraal (tussen 2
staten) of multilateraal (tussen 2 of meer staten) zijn.
Wet in formele zin: Ieder besluit dat tot stand is gekomen op grond van samenwerking
tussen regering en Staten-Generaal.
Wet in materiële zin: Ieder besluit dat gericht is tot een onbepaald aantal en dus niet
bij name genoemde personen. Dit besluit moet natuurlijk afkomstig zijn van een daartoe
bevoegd overheidsorgaan.
Hoofdstuk 2; Verbintenissenrecht- de overeenkomst
Aanbod en aanvaarding: Handelingen verricht door ten minste 2 personen die
tezamen leiden tot het ontstaan van een overeenkomst.
Aanvullende schadevergoeding: Eis waarbij uitsluitend of naast nakoming, ontbinding
of vervangende schadevergoeding, vertragingsschade of gevolgschade wordt
gevorderd als resultaat van wanprestatie door de schuldenaar.
, Aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid: Rechtsfiguur die ertoe kan
leiden dat tussen partijen iets van kracht is, hoewel dit niet met zoveel woorden was
afgesproken.
Beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid: Rechtsfiguur die ertoe kan
leiden dat een onderdeel van de overeenkomst voor niet-geschreven wordt gehouden
en dus ook niet van toepassing is op de juridische relatie tussen de betrokken partijen.
In plaats van beperkende werking wordt ook wel gesproken over de derogerende
werking.
Blote rechtsfeiten: Feit waaruit rechtsgevolgen voortkomen zonder dat de betrokkene
in staat is daarop wezenlijke invloed uit te oefenen. Voorbeelden: geboorte, overlijden,
bereiken van het 18de en 65ste levensjaar.
Duurovereenkomst: Overeenkomst die op continuïteit gericht is en die moet worden
opgezegd, wil zij ten einde komen.
Eenzijdige overeenkomst: Overeenkomst waaruit slechts één verbintenis voortvloeit
en waarbij dus de ene partij een recht krijgt en de andere partij een plicht heeft.
Exoneratiebeding: Beding waarbij een van de contracterende partijen haar
aansprakelijkheid voor mogelijke schade van de wederpartij heeft uitgesloten.
Feitelijke handeling: Handeling waarbij een bepaald rechtsgevolg intreedt, geheel los
van de vraag of dit rechtsgevolg ook gewild is. Prototype is de onrechtmatige daad.
Garantieverplichting: Clausule waarbij een van de contracterende partijen ermee
instemt dat zij bepaalde schade posten zal vergoeden als deze zich zullen voordoen,
hoewel zij zonder deze clausule daartoe niet gehouden zou zijn.
Genuszaak: Soort zaak die niet geïndividualiseerd is.
Handelingsonbekwaamheid: Onmogelijkheid om onaantastbare rechtshandelingen te
verrichten. Handelingsonbekwaam zijn minderjarigen en onder curatele gestelden.
Ingebrekestelling: Schriftelijke sommatie aan de schuldenaar om alsnog binnen een
redelijke termijn aan zijn contractuele verplichting te voldoen.
Nakoming: Eis waarbij wordt gevorderd dat de wederpartij zal handelen zoals zij
contractueel heeft toegezegd.
Nietige rechtshandeling: Rechtshandeling die van de aanvang af nooit geacht wordt
te hebben bestaan.
Obligatoire overeenkomst: Afspraak tussen 2 of meer personen waaruit een of meer
verbintenissen (rechten & plichten) voortkomen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller annabelmarkenstein. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.65. You're not tied to anything after your purchase.