1. Communicatie
- De student kan aangeven wat communicatie is. Hij kent de begrippen interpersoonlijke
communicatie, massacommunicatie en intrapersoonlijke communicatie.
o Communicatie is de uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen die
zich van elkaars onmiddellijke of gemediëerde aanwezigheid bewust zijn. Deze
informatie wordt deels bewust, deels onbewust gegeven, ontvangen en
geïnterpreteerd.
o Interpersoonlijke communicatie = mensen in elkaars nabijheid(tussenmensen)
o Massacommunicatie = communicatie loopt altijd via een medium, voor iedereen
toegankelijk(krant, radio, televisie, internet, ezv).
o Intrapersoonlijke communicatie = In jezelf/denken. (gek zijn als je het te vaak
doet)
- De student kent het verschil tussen inhouds- en betrekkingsniveau.
o Inhoudsniveau = de letterlijke inhoud (just the inbox)
o Betrekkingsniveau = alles wat aangeeft hoe de inhoud moet worden opgevat
(meaning)
- De student kan aangeven waarom mensen communiceren. (Biologische motieven,
transactie, behoefte aan aandacht, zelfbeeld, interpersoonlijke motieven, indeling
Schutz.)
o Biologische motieven = alle niet-sociale motieven, al leiden ze wel tot sociale
interactie (Maslow)
o Transactie; elk contact tussen mensen houdt een ruil in
o Behoefte aan aandacht; mensen kunnen niet zonder communicatie/zijn niet zonder
communicatie
o Het zelfbeeld berust op communicatie
o Interpersoonlijke motieven = afhankelijkheid, agressie, aandacht en
ondersteuning van het zelfbeeld
o Indeling Schutz: erkenning, invloed en genegenheid.
Binnen of buiten – de mate waarin men elkaar als persoon erkent
Boven of onder – de invloedsverdeling tussen de betrokkenen
Dichtbij of veraf – de genegenheid die al dan niet over en weer wordt
getoond
- De student kent de verschillende modellen van communicatie
o Zender Boodschap/reactie Ontvanger
o Kanaalruis
o Selectieprocessen;
Selectief uitzenden (situatie gebonden)
Selectieve kennisname(kan niet alle boeken,kranten lezen. Niet alle tv
programma’s, internet paginas kijken)
Selectieve aandacht(oog kan 5 miljoen eenheden per seconde
aan,binenkomende informatie wordt opgeslagen in KTG, slaap en
honger beinvloeden onze aandacht)
Selectieve waarneming (iedereen neemt iets anders waar dan die ander
[vooral iemand van andere cultuur])
Selectief onthouden (Verdringin: kwijt raken wat we niet prettig vinden)
, Selectief aanvaarden (‘roken is toch niet zo erg als andere drugs
gebruiken’)
Selectief over dingen praten (situatie gebonden)
2. De taal van het lichaam
- De student kan aangeven wat lichaamstaal is
o Non-verbale communicatie (70% v.d. communicatie)
- De student kent de belangrijkste functie van lichaamstaal
o Gevoelens uiten (7% in woorden, 38% met de klank v.d. stem en 55% door
gezichtsuitdrukkingen)
o Waarheid
- De student kent de functies van non-verbale communicatie
o Aanvulling van de boodschap
o Benadrukking van de boodschap
o Vervanging van de boodschap
o Regeling van het gesprek
o Terugkoppeling of feedback
- De student kent de verschillende soorten lichaamstalen
o Erkenning
o Invloed
o Genegenheid
3. De dragers van non-verbale informatie
- De student kan de invloed van het uiterlijk in relatie met communicatie aangeven
o Geslacht, leeftijd
o Endomorf (kort, dik) – gemoedelijk, gezellig
Ectomorf (mager, pezig) – gevoelig, introvert, serieus en precies
Mesomorf (krachtig, gespierd) – lichaamskracht, doortastendheid, roekeloosheid,
opvliegendheid en zelfvertrouwen
o Lengte - overwicht
- De student kent de invloed van lichaamshouding en lichaamsbeweging t.o.v.
communicatie
o Dominantie- onderdanigheid
o Genegenheid- afkeer
o Gespannenheid- ontspannenheid
o Manier van lopen
o Embleemgebaren –V van victorie
o Status, sekse en herkomst
- De student kent het belang van gezichtsuitdrukking in de communicatie
o 55% v.d. communicatie
o geluk- blijdschap
o verbazing
o angst- verdriet- lijden
o boosheid- vastberadenheid
o afkeer- minachting
o Oogcontact
(H)erkenning, invloed en genegenheid
Des te meer knipperen – des te minder geïnteresseerd
, - De student kan de invloed van de stem aangeven binnen de communicatie
o Stem(ming)
o Geluidssterkte, toonhoogte, duidelijkheid, stemkwaliteit, melodieusheid,
eentonigheid, spreeksnelheid, ritme en wisselingen in deze aspecten
o klemtoon
- De student kent de invloed van aanraken en nabijheidgedrag t.o.v. communicatie
o Meest primitieve vorm van communicatie = aanraking
o Behoefte om aan te raken én aangeraakt worden
o Genegenheid – agressie en overheersing
o Territorium
o Intieme zone (0-45 cm)
Persoonlijke zone (45-120 cm)
Sociale zone (120-360 cm)
Publieke zone (360-750+ cm)
- De student kan de relatie ruimtelijke oriëntatie en communicatie aangeven
o Plaats aan tafel
o Naast elkaar liever dan tegenover elkaar – minder contact
o Verschil tussen mannen en vrouwen – vrouwen zoeken sneller contact, zijn meer
gewend aan aanraking, gaan sneller naast iemand zitten dan tegenover
5. Communicatiepatronen
- De student weet wat communicatiepatronen zijn
o Herkenbare situaties, het gevoel dat je weet hoe het afloopt
o Sociale programmering (handen schudden)
Communicatiewetten = kan niet weerlegd worden (men kan niet niet
communiceren)
Communicatieregels = regelmatigheden (non-verbale informatie
wordt bij tegengestelde informatie als de meest ware ervaren)
Communicatiepatronen = reeksen interacties, in hoge mate
voorspelbaar
- De student kent de functies van communicatiepatronen
o Ze maken communicatie mogelijk
o Ze maken integratie van het individu met de sociale omgeving mogelijk
o Ze zijn een voorwaarde voor de ontwikkeling van mentale processen
o Ze bevorderen de regulering van gedrag
- De student kent de standaardreacties, de bouwstenen van communicatiepatronen
o A – onderwerp B – zelfde onderwerp
o Gebaren spiegelen
o Als A kortere of langere zinnen maakt, doet B dat ook
o Woordgebruik en/of accent overnemen
o (Imitatie en wederkerigheid; imitatie is de reactie gelijk aan de actie, bij
wederkerigheid is hij gelijkwaardig – langzamer en bewust)
- De student kent een aantal communicatiepatronen (Berne, transactionele analyse en
Watzlawick)
o Defensieve communicatie (voelt zich aangevallen, tegenaanvallen)
o Vrij(st)ersdans – opeenvolging van gedragingen op seksuele aard
o ‘Na- u’ – onbekende situatie jezelf verloochenen en andere ophemelen
(overdreven)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JonathanH26. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.