PYC3704 Assignment 1 (COMPLETE ANSWERS) 2024 (886603) - DUE 18 April 2024
PYC3704 EXAM PACK 2023
All for this textbook (6)
Written for
Tilburg University (UVT)
Psychologie
MTO A
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
AnoukVroegindeweij1
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk en hoorcollege 1:
Intuïtie: Speelt een belangrijke rol bij het verwerven van kennis en kan het begin
zijn van een wetenschappelijke ontdekking. Maar het is geen legitieme evidentie
voor een theorie of hypothese omdat intuïtie vaak obscuur en niet repliceerbaar
is.
Persoonlijke ervaring: Wat ik heb waargenomen, is belangrijk bij het genereren
van nieuwe ideeën maar is ook geen legitieme evidentie. Drie belangrijke
redenen:
- Sampling bias: Je waarnemingen zijn mogelijk niet representatief voor de
populatie. Je herinnert je toevallig die ene keer dat je hetzelfde dacht en vergeet
alle andere keren dat dat niet het geval was.
- Observer bias: Komt voor wanneer je waarnemingen worden beïnvloed door je
verwachtingen.
- Confounding bias: Treedt op wanneer de factor waarin je geïnteresseerd bent
systematisch samenhangt met andere factoren die ook een effect kunnen
hebben. Een alternatieve verklaring voor wat je waargenomen hebt, een
samenhanging. ‘nee het komt doordat…’
Cold reading: Char het medium
1. Visen naar info, hagelschot benadering sampling bias
2. Letten op uiterlijk en nonverbale cues observer bias
3. Forer-effect (informatie die altijd uitkomt) confounding
bias
Deze biassen zijn validiteitsbedreigingen omdat ze alternatieve verklaringen
vormen voor de hypothese. Persoonlijke ervaringen zijn ‘rommelig’ en dus
onvoldoende evident omdat er altijd wel een alternatieve verklaring te verzinnen
is.
Common sense: ‘Iedereen weet dat…’. Probleem hierbij is dat massa’s mensen
het volstrekt verkeerd kunnen hebben.
Autoriteit: We geloven veel dingen omdat iemand die wij voor een autoriteit
houden zegt dat ze waar zijn. Dit geld voor het grootste deel van je
wetenschappelijke kennis. Er is hooguit een verschil in je vertrouwen in de
autoriteiten die deze stellingen verkondigen.
De wetenschappelijke methode: Look and see
- Look: Wees bereid om je ideeën tegen observaties te toetsen.
- See: Respecteer de observaties, ook als ze je geliefde ideeën om zeep helpen.
Wetenschappelijk onderzoek werkt door haar open methodologische karakter. Dit
open karakter maakt het ook mogelijk voor de wetenschap om zichzelf te
corrigeren.
De empirische cyclus:
Observatie Theorievorming Voorspelling Toetsing Evaluatie
Observatie etc.
,Mook’s theorie-data cyclus:
Theorie Voorspelling Data Komt voorspelling uit? Etc.
Replicatie: Onderzoeken vertrouwen vrijwel nooit op één enkel onderzoek.
Resultaten moeten worden gerepliceerd door verschillende onderzoekers op
verschillende plekken met verschillende methodes.
Er zijn maar twee echte correctiemechanismen:
- Tijdens het publicatieproces (peer review). Reviewers worden door de editor
uitgekozen en zijn letterlijk peers (gelijken).
- Na het publicatieproces (replicatie)
Hoofdstuk en hoorcollege 2:
Een theorie is een stelsel van algemene principes dat pretendeert ons te
vertellen ‘hoe de wereld denkt’. Bijvoorbeeld het container-principe: Als je je
emoties niet uit, komen ze er op een andere manier toch wel uit.
Een theorie is niet direct toetsbaar omdat deze per definitie algemeen is, en
onderzoek altijd een concrete situatie betreft. Toetsen moet via uit de theorie
afgeleide hypotheses.
Een voorspelling is concreet, er wordt precies gespecificeerd wat er wanneer en
bij wie zal gebeuren.
Dus van algemeen naar specifiek: theorie hypothese voorspelling
Bystander effect: Wanneer je in een groep bent verplaatst het
verantwoordelijkheidsgevoel zich. In een noodsituatie is men minder geneigd te
helpen wanneer anderen in de buurt zijn.
Als een voorspelling uitkomt is een theorie niet bewezen, hij is niet weerlegd. Het
is vrijwel onmogelijk om een theorie te bewijzen omdat
Ja Ne
je nooit alle alternatieve verklaringen kunt uitsluiten en
e
slechts één concrete voorspelling nagaat, terwijl een
Ja
theorie eigenlijk oneindig veel doet.
Nee ?
Als een voorspelling niet uitkomt ontstaat er een anomalie; een onbegrepen
inconsistentie tussen theorie en data. De theorie is niet zomaar weerlegd, maar
er is wel een probleem.
Present-present bias: We hebben alle vier de cellen nodig om iets te kunnen we
zeggen over de samenhang tussen voorspelling en werkelijkheid.
, Je hebt categorische (kwalitatieve) en continue (kwantitatieve) variabelen.
Bellcurve: normaalverdeling.
- Het gemiddelde bepaalt de locatie van de verdeling.
- De variantie bepaalt de spreiding van de verdeling.
Operationaliseren: Het meetbaar maken van een theoretisch construct (zoals
extraversie).
Diagnostiek: Het vaststellen aan wat voor een stoornis iemand lijdt. Nu vooral
aan de hand van standaardcategorieën van symptomen zoals bepaald door een
commissie van experts. Als je meer dan (bijvoorbeeld) 5 symptomen hebt, heb je
de stoornis.
Low-level theorie: Specifiekere gevallen met een limiet/grens
High-level theorie: Algemenere gevallen
Een theorie is in de wetenschap geen hypothese maar een gedachtegang die
onderzocht is.
Counterintuïtief: Het resultaat gaat tegen ons gevoel in.
Falsificeren: Aantonen dat iets in het onderzoek niet klopt.
Theorie-data cyclus: We zeggen nooit van een theorie dat hij door onderzoek
bewezen is, want theorieën worden in een continue cyclus (her)onderzocht.
Hoofdstuk en hoorcollege 3:
Wat een meetinstrument doet:
- Probeert niet de mens in al zijn facetten en complexiteit te ‘vangen’.
- Probeert eerder één eigenschap te isoleren, en daarvan te zeggen in welke
mate iemand die heeft.
- Geeft dus opzettelijk een onvolledige beschrijving van de werkelijkheid.
Betrouwbaarheid gaat over de vraag hoe precies de metingen zijn.
Validiteit gaat over de vraag of het plaatje wel klopt.
Betrouwbaarheid in de methodologie: Hoe precies zijn de metingen?
Betrouwbaarheid in de volksmond: Deugt de test wel?
Toevallige meetfout: Door toevallige omstandigheden een meetfout.
Systematische meetfout: Meetinstrument slaat consistent te hoog of te laag uit.
Stel even:
- Een geobserveerde score bestaat uit een ware score + toevallige meetfout.
- En de ware score blijft over de tijd hetzelfde.
- Dan is ‘hoeveelheid variatie vd herhaalde meetresultaten’ een maat voor de
hoeveelheid meetfout.
- Hoe groter die variatie, hoe meer toevallige meetfout.
Dus dit betekent dat je, onder de aanname dat de ware score hetzelfde blijft,
de hoeveelheid toevallige meetfout kan schatten zónder dat je de ware score
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AnoukVroegindeweij1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.