samenvatting maatschappijwetenschappen Havo 4 + havo 5
9 views 0 purchase
Course
Maatschappijwetenschappen
Level
HAVO
Book
Seneca maatschappijwetenschappen havo deel 2: de 21e eeuw
In deze samenvatting vindt je al de stof die nodig hebt voor je eindexamen aan het einde van havo 5. Alles wat je geleerd hebt in het 4e en 5e jaar is terug te vinden in deze samenvatting.
Een voornaam geven aan een kind heeft ook te maken met iemand zijn referentiekader. Een
referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit
iemand denkt en handelt. Iedereen kijkt, ziet en beleefd de wereld op zijn eigen manier. Over
dezelfde gebeurtenissen denken mensen verschillend en dat komt door hun referentiekader.
Identiteit= het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij naar andere uitstraalt en van welke
groepen je deelneemt.
Drie aspecten van identiteit:
1. Persoonlijke identiteit: Het beeld dat iemand van zichzelf heeft; het zelfbeeld.
2. Sociale identiteit: Het deel van iemand zijn identiteit dat past bij de groepen waar
iemand deel van uitmaakt. Dat noem je ook wel groepsidentificatie.
3. Collectieve identiteit: het beeld dat de samenleving heeft van een groep en wel het
beeld dat ze kenmerkend vinden voor die groep. Daarnaast hebben mensen
verwachtingen van het gedrag van andere met een bepaalde identiteit.
Paragraaf 1.2
Bij wetmatigheid tijden het vak MAW kun je nooit iets 100% zeker weten. Je hebt bijv. wel
dat de kans groot is dat… Het woord kans is bij onderzoek doen heel belangrijk en betekent:
de waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
De kans dat iets gebeurd hangt altijd af van iets anders. Daarin zijn steeds verbanden gelegd
tussen verschillende variabele. Een variabele is een kenmerk van een actor of samenleving
en kan variëren.
Sociale wetenschappers zoeken naar verbanden tussen variabelen en beschrijven daarmee
de wetmatigheid in menselijk gedrag. Die is niet zo sterk als in natuurkundige vakken.
Voorbeelden van variablen
- Mensen: leeftijd, gewicht, IQ etc.
- Groep mensen: woonplaats, inkomen etc.
- Samenleving: rijk of arm, traditioneel of modern etc.
,Paragraaf 1.3
Regels buitenshuis kunnen veel zwaarder wegen aan huis. Als je op school te laat komt
heeft dat meteen gevolgen, terwijl de meeste ouders daar niet zo streng in zijn. Dat hele
proces van het gedrag aanleren en aangeleerd krijgen noemen we socialisatie.
Socialisatie= het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep en de
samenleving waar mensen bij horen.
Twee delen socialisatie
- Het proces van overdracht: mensen brengen de cultuur van een groep of
samenleving over aan ‘nieuwkomers’. Mensen proberen zich te laten gedragen zoals
van hun verwacht wordt. Nieuwkomers zijn bv: kinderen, leerlingen en immigranten.
Mensen die de cultuur aan je over willen dragen noem je socialisatoren bv: ouders,
klasgenoten, docenten en medeburgers.
- Het proces van verwerving: mensen maken de cultuur van een groep of samenleving
eigen. De waarde en normen nemen mensen over en internaliseren ze; ze maken
dan een cultuur eigen. Dit proces vindt in verschillende levensfases plaats.
Het proces van socialisatie vindt plaats waar mensen met elkaar omgaan, zoals vrienden die
samen sporten of uitgaan. Die vormen een eigen groep en ontwikkelen daarbij hun eigen
normen.
Politieke socialisatie= het proces van overdracht van verwerving van de politieke cultuur van
de groep en de samenleving waar mensen toe behoren.
Acculturatie= het aanleren en verwerven van een andere cultuur.
Bij enculturatie leert iemand de cultuur aan waarin hij geboren wordt en bij acculturatie gaat
het juist om het aanleren van een cultuur die nieuw is voor mensen. Bv migranten die een
nieuwe taal moeten aanleren.
Paragraaf 1.4
De invloed van variabele op elkaar wordt weergegeven in een conceptueel model. Dat is een
schema met pijltjes en hokjes. In de hokjes staan woorden, korte omschrijvingen van de
variabele.
Om het conceptueel model te kunnen onderzoeken staan de hokjes en pijlen in het model
voor hypothesen. Een hypothese is een toetsbaar idee over de werkelijkheid. Een hypothese
hoeft niet waar te zijn. Er wordt onderzoek gedaan tussen het verband van de variabelen.
Daarna wordt de hypothese aangenomen of verworpen.
HOOFDSTUK 2
Paragraaf 2.1
Bindingen zijn nodig om een groep te kunnen vormen.
Er zijn vier soorten bindingen.
- Affectieve bindingen: mensen geven elkaar liefde en steun en zijn daarom afhankelijk
van elkaar.
- Cognitieve bindingen: bindingen op het gebied van kennis.
, - Economische bindingen: dingen die te maken hebben met werk en goederen die
nodig zijn voor het bestaan.
- Politieke bindingen: bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten
worden voor bv zorg en verkeer.
Mensen die horen bij dezelfde groep delen iets met elkaar en beïnvloeden elkaar dat is
groepsvorming.
Of je wel of niet bij een groep hoort heeft te maken met insluiting en uitsluiting. De groep
mensen die bij elkaar horen wordt ingroup genoemd: daar is binding mee, een
gemeenschappelijke sociale identiteit.
Om de regels van zo’n groep niet te laten vervallen is er vaak sprake van sociale controle:
dan zeg je tegen elkaar dat je je aan de waarde van de groep moet houden.
Er zijn twee soorten sociale controle:
- Informele sociale controle: als groepsleden elkaar erop wijzen dat je je moet houden
aan de waarde en normen.
- Formele sociale controle: mensen die vanuit beroep of functie anderen op regels
wijzen.
Outgroup= zijn die mensen die niet bij een groep horen.
Stereotypen zijn beelden en ideeën over een bepaalde groep mensen. Vaak is dat
gebaseerd op vooroordelen: dat zijn vooringenomen meningen (geen feiten).
Paragraaf 2.2
Sociale categorieën zijn groepen die bepaalde kenmerken met elkaar delen maar hebben
geen gemeenschappelijke waarde en normen met elkaar.
Paragraaf 2.3
Gedeelde waarde en normen: hebben vorm gekregen bij het inrichten van de samenleving
en door socialisatie en acculturatie.
Het volgen van eigenbelang heeft vooral te maken met wederzijdse afhankelijkheid. Ook al
zijn mensen egoïstisch ze hebben altijd andere nodig om hun doel te kunnen bereiken.
Door dwang kunnen mensen zich ook aan elkaar binden, door macht kunnen ze je ertoe
dwingen dat je je op een bepaalde manier moet gedragen.
Sociale cohesie: de lijm die de samenleving bij elkaar houdt.
Negatieve kant van sociale cohesie:
- Soms sluit zo’n hechte groep iemand uit die er niet bij mogen horen, omdat ze anders
zijn. Het gevolg daarvan kan zijn dat er conflicten tussen die mensen ontstaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller evidhoon. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.90. You're not tied to anything after your purchase.