Sociologie
Week 1
Sociologie: samenleving, cultuur, normen en waarden
De wetenschap die het samenleven van mensen binnen grotere en kleinere
verbanden empirisch bestudeert
Socialisatie: leerproces hoe je moet omgaan met anderen
Proces waarin je bewust en onbewust aangeleerd krijgt je sociaal te gedragen
binnen de groepen waartoe je behoort
Socialisators: mensen
Socialiserende instanties
Sociale bril: lens waardoor de leden van een groepering of samenleving de dingen op
ongeveer dezelfde wijze zien en interpreteren
Selectieve perceptie/waarneming: het ‘zien’ van slechts die (sociale) verschijnselen waaraan
vanuit het eigen (sociaal) referentiekader zin kan worden gegeven
Je selecteert wat je wilt zien, dus hoe jij het waarneemt
Referentiekader: uit collectieve ervaringen van een groepering voortvloeiend geheel van
waarden, normen, overtuigingen en vanzelfsprekendheden op grond waarvan de leden van die
groepering waarnemen, oordelen en handelen.
Het referentiekader kan wijzigen dmv verhuizing, werkloosheid, andere baan
etc
Selective exposure: je kan niet alles om je heen zien (als je je ergens op focust), waarvoor wij
ons openstellen of bloot geven
Selective retention: iedereen onthoudt iets anders/iedereen herinnert zich iets op een andere
manier, wat wij hebben waargenomen
Zakelijke werkelijkheid: feitelijk bestaande situatie
Beleefde werkelijkheid: wijze waarop mensen hun omgeving ervaren
Men maakt onderscheid tussen de zakelijke werkelijkheid (objectief) en de
beleefde werkelijkheid (subjectief). Deze twee werkelijkheden hoeven elkaar
niet te dekken(ziek zijn/ziek voelen). De beleefde werkelijkheid hoeft dus niet
wáár te zijn, maar is wel realiteit in de zin dat dit het gedrag van mensen
beïnvloedt.
Primaire socialisatie =
Enculturatie: het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de
samenleving of het milieu waarin men wordt geboren
Secundaire socialisatie
Acculturatie: het later nog overnemen van een vreemde (sub)cultuur of
elementen daaruit na reeds gevormd te zijn in een eigen (sub)cultuur
Primaire groepen -> gezin, familie en aanverwanten
,Secundaire groepen -> In een secundaire groep is niet de sociaal-emotionele verbondenheid
het belangrijkste, maar wel het gemeenschappelijk doel dat de leden voor ogen hebben. Er is
sprake van meer formele relaties tussen de groepsleden en in tegenstelling tot de primaire
groep is uit- en intreding van leden veel gemakkelijker. (collega’s)
De vraag waarom samenlevingen bestaan wordt beantwoord met interne en externe
factoren.
Interne factoren: datgene wat in de mens zit, aangeboren is (instincten -> veiligheid, seks).
Sommige zien de maatschappij als uitvloeisel van het feit dat mensen zich van ‘nature’ tot
elkaar aangetrokken voelen.
Externe factoren: economische en sociale factoren (sociale situatie, klimaat en geografische
omstandigheden). Mensen voelen zich niet tot elkaar aangetrokken, maar om te overleven
worden ze gedwongen om samen te werken en te leven.
Nature -> aangeboren / Nurture -> omgeving
Psychologisme: eenzijdig sociale verschijnselen en menselijk gedrag menen te kunnen
verklaren uit wat men ziet als de aangeboren en natuurlijke aanleg van de mensen
Mensbeeld: uitspraak over hetgeen wordt gezien als het ‘wezen’ van de mensen, overal in
alle tijden.
Instinct: natuurdrift, biologisch van generatie op generatie overgedragen (in principe)
onveranderlijke gedragswijze
Er bestaat weliswaar vaak een verband tussen bepaalde vormen van gedrag en biologische
verschillen. Onder agressie wordt aanvallend en gebruik van geweld jegens soortgenoten
verstaan.
Dierlijke opvattingen, dan is agressie natuurlijk en dus onvermijdelijk.
Frustratie-agressie: als mensen in hun streven naar bepaalde doelen worden gedwarsboomd.
Instrumentele-agressie: om hun doeleinde te bereiken.
Gelegenheidsagressie: die door bepaalde situatie wordt uitgelokt.
Socialisatie en opvoeding berusten op de potentie, het vermogen van mensen tot leren.
Sociologisme: sociale verschijnselen en menselijk gedrag eenzijdig te kunnen verklaren uit
sociale factoren
Vulgair marxisme: gesimplificeerde marxistische maatschappijbeschouwing die alles direct
herleidt tot de materiele onderbouw
Waarden: collectieve voorstelling over wat mensen goed en juist vinden en daarom ook als
nastrevenswaardig word beschouwd
Normen: je gedragt je, gedragsregels hoe je je wel moet gedragen.
Onder dezelfde waarde kunnen verschillende normen ontstaan
Belangen:
, Waarde: gastvrijheid
Normen:
1. koekje bij de koffie
2. mee mogen eten
3. zo lang als je wilt op bezoek mogen blijven
Wat wij als normaal zien (de norm), komt voort uit een overtuiging die we hebben (de
waarden). Normen zijn dus afgeleid uit de waarden, het zou dus logisch zijn als we spreken
van waarden en normen.
Je staat op voor zwangere vrouwen en oudere mensen (norm)
Respect (waarde)
Als iemand valt help je diegene (norm)
Behulpzaamheid (waarde)
Als iemand aan het pinnen is, hou je afstand (norm)
Respect voor privacy (waarde)
Institutie: vast, collectief bepaald patroon van gedragsvormen: procedure volgens welke men
bepaalde dingen in een samenleving of groep doet omdat het zo hoort
individuele behoeften
maatschappelijke behoeften
Reïficatie: het aan een begrip toekennen va de mogelijkheid tot handelen
Internalisatie: het zich zodanig eigen maken van de groepswaarden en normen dat deze niet
meer van buitenaf opgelegd worden
sociale karakters:
de sociale karakters horen bij 3 verschillende maatschappijen:
1. Tradition directed
2. Inner directed
3. Other directed
We hebben gedaan alsof we binnen de samenleving slechts één stelsel van waarden, normen
en instituties bestaat, waarover alle leden het in principe met elkaar eens zijn. Alsof de
samenleving wordt gekenmerkt door consensus ( samen voelen of overeenstemmen ).
Algemeen gezegd gaat het bij consensus om het idee dat alle leden van een samenleving
dezelfde waarden en normen onderschrijven en zich daaraan gebonden achten, niet alleen
rationeel, maar ook gevoelsmatig. Mede aan het feit dat zij dezelfde waarden en normen
onderschrijven, ontlenen zij het gevoel bij elkaar te horen en een band met elkaar te hebben.
een vraag zou dus kunnen luiden: is er in Nederland spraken van consensus? Het antwoord
zou dan zijn; ‘nee, want niet iedereen is het over alles met elkaar eens.’
Er zijn twee vormen van consensus.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller michellekorving. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.