Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten. Er bestaan twee soorten goederen: zaken en
vermogensrechten.
Zaken= de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
Twee criteria waar een zaak aan moet voldoen:
1. Voor menselijke beheersing vatbaar;
2. Een stoffelijk object.
Dieren zijn geen zaken, maar de regels met betrekking tot zaken zijn ook van toepassing op dieren.
Vermogensrecht= een recht met vermogenswaarde. Een recht met een bepaalde waarde die in geld
is uit te drukken.
Er zijn drie verschillende categorieën vermogensrechten:
Overdraagbaar: de eigenaar van een bepaald recht mag dit recht aan een ander overgeven.
Bijvoorbeeld een eigendomsrecht of een vorderingsrecht; beide rechten kunnen door de eigenaar
aan een ander worden overgedragen.
Stoffelijk voordeel: erop gericht de rechthebbende voordeel te verstrekken.
In ruil voor stoffelijk voordeel: rechten die zijn verkregen in ruil voor stoffelijk voordeel.
Onroerende zaken= zaken die niet verplaatsbaar zijn. Ook wel registergoederen behalve vliegtuigen
en sommige schepen.
Roerende zaken= zaken die verplaatsbaar zijn.
Bestanddeel= alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak. Een bestanddeel is
dus iets waarvan wij als maatschappij vinden dat het deel uitmaakt van een andere zaak. Die andere
zaak wordt daarmee de hoofdzaak. Is de zaak nog compleet zonder het bestanddeel?
Een zaak wordt met een andere zaak verbonden en kan daar niet meer van worden afgescheiden
zonder dat er beschadiging optreedt. Bijvoorbeeld: wanneer het slot eenmaal in de deur is bevestigd,
kan het niet meer zonder beschadiging worden verwijderd; de deur is de hoofdzaak en het slot is het
bestanddeel geworden.
Registergoederen= goederen waar overdracht of vestiging ingeschreven moet worden in daartoe
bestemde openbare registers.
Het Kadaster is de instantie die de openbare registers voor onroerende zaken bijhoudt en die ervoor
zorg draagt dat de gegevens van overdracht of vestiging worden ingeschreven.
Voorbeelden registergoederen:
- Een huis;
- Een bedrijfsgebouw;
- Een stuk grond;
- Grote schepen;
- Vliegtuigen.
, Natuurlijke vruchten= zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken worden
aangemerkt.
Twee vereisten:
1. Het zijn zaken.
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken aangemerkt.
Een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt afgescheiden.
Bijvoorbeeld wanneer de appel van de appelboom valt. Dan wordt de appel een zelfstandige zaak. En
op het moment dat de puppy wordt geboren, is het een zelfstandig dier.
Burgerlijke vruchten= rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen worden
aangemerkt.
Twee vereisten:
1. Het zijn rechten.
2. Deze worden volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen aangemerkt.
Een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat deze opeisbaar wordt.
In art. 3:11 BW wordt uitgelegd dat goede trouw van een persoon in de volgende gevallen ontbreekt:
1. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende;
2. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft behoorde te
kennen.
In het eerste geval betreft het een persoon die weet dat iets niet in orde is, maar niets met die
wetenschap doet. In het tweede geval gaat het om een persoon die had moeten weten dat er iets
niet klopte, maar die niets heeft ondernomen om dit te achterhalen. Je hebt een onderzoeksplicht als
je weet dat er niet klopt. Als je hieraan hebt voldaan en na de aankoop blijkt er toch iets niet te
kloppen, dan kun je je wel beroepen op goede trouw.
Hoofdstuk 2 absolute rechten en relatieve rechten
Absolute rechten zijn rechten die een persoon op een goed kan hebben. Het kan dus zowel een recht
op een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn. Een absoluut recht geldt ten opzichte van
iedereen. De rechthebbende kan bepalen wat hij met het goed doet.
Relatieve rechten worden ook wel persoonlijke rechten genoemd. Het zijn rechten die slechts
tegenover een bepaalde persoon werken.
Er zijn in totaal acht absolute rechten, die staan beschreven in Boek 3 en in Boek 5 BW.
Boek 3 BW:
- Vruchtgebruik
- Pand
- Hypotheek
, Behalve dat absolute rechten jegens eenieder werken, zijn er nog andere rechtsgevolgen verbonden
aan deze rechten:
Zaaksgevolg – droit de suite;
Prioriteitsbeginsel – droit de priorité;
Bevoorrechte positie – droit de préference.
Zaaksgevolg:
Houdt in dat het absolute recht op een goed blijft bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet meer in
de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt dus het goed waarop het rust.
Prioriteitsbeginsel:
Ingeval er meer dan één absoluut recht op een goed rust, dan gaat het eerder gevestigde absolute
recht vóór een later gevestigd absoluut recht.
Bevoorrechte positie:
Wanneer een persoon of een bedrijf failliet gaat, dan vallen in beginsel al zijn of haar goederen in het
faillissement. Bevinden zich op dat moment goederen onder de failliet waar een derde een absoluut
recht op heeft, dan vallen die goederen niet onder het faillissement.
Zowel volledige als beperkte rechten zijn absolute rechten.
Het eigendomsrecht is het enige absolute recht dat kan worden aangemerkt als een volledig recht.
De overige absolute rechten zijn alle beperkte rechten.
Met het eigendomsrecht mag een eigenaar alles doen, maar mag geen hinder veroorzaken of de wet
op andere wijze overtreden.
Beperkte rechten:
Vruchtgebruik
Het recht om goederen die aan een ander toebehoren, te gebruiken en daarvan de vruchten te
genieten.
Wanneer het gaat om het genieten van de vruchten, moet onderscheid worden gemaakt tussen
natuurlijke en burgerlijke vruchten.
Stel dat een vruchtgebruiker een recht heeft op een appelboomgaard, dan wordt hij eigenaar van alle
vruchten die van de bomen worden afgescheiden. Dit betreft natuurlijke vruchten.
Een vruchtgebruiker met een recht op een spaarrekening, wordt eigenaar van de vrijkomende rente.
Hier gaat het om burgerlijke vruchten.
Vestiging: vruchtgebruik wordt gevestigd of ontstaat door verjaring.
Verjaring: bezitter ter goeder trouw kan een recht verkrijgen op onroerende zaken/niet-
registergoederen door een onafgebroken bezit van drie jaar. betreft het andere goederen, dan geldt
een termijn van tien jaar onafgebroken bezit.
Duur van het vruchtgebruik wordt door partijen zelf bepaald. Wanneer de vruchtgebruiker een
natuurlijk persoon is, beperkt de wet de duur van het vruchtgebruik tot de duur van zijn leven.
Wanneer de vruchtgebruiker een rechtspersoon is, dan kan het recht van vruchtgebruik voor
maximaal dertig jaar worden gevestigd.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelkuiperr. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.90. You're not tied to anything after your purchase.