100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting arbeids- en sociaalzekerheidsrecht $7.07   Add to cart

Summary

Samenvatting arbeids- en sociaalzekerheidsrecht

 5 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een samenvatting van de belangrijkste punten met verwijzingen naar belangrijke bladzijden en opsommingen.

Preview 3 out of 28  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 , hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5
  • November 3, 2021
  • 28
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Arbeids- en sociaalzekerheidsrecht voor de werknemer h1 t/m h5

Hoofdstuk 1 inleiding in de sociale zekerheid

Een belangrijk uitgangspunt van sociale zekerheid is collectiviteit en solidariteit: het door middel van
wetgeving gezamenlijk dragen van de individuele risico’s.

Uitgangspunt van de Nederlandse sociale zekerheid is dat de overheid een belangrijke rol speelt bij
het opvangen van de verschillende sociale risico’s. We noemen dit de verzorgingsstaat.

Dat de overheid een belangrijke rol speelt op het gebied van sociale zekerheid is niet altijd zo
geweest. Pas in het begin van de twintigste eeuw ontstond de Ongevallenwet (1901), die met name
was bedoeld voor het opvangen van de gevolgen van de bedrijfsongevallen in de industrie. Voor de
behoeftigen bestond toen al de Armenwet uit 1854. In 1929 trad de Ziektewet (ZW) in werking. 1939
de Kinderbijslagwet.

Inkomenszekerheid:

Valt het inkomen weg vanwege werkloosheid, langdurige arbeidsongeschiktheid of ouderdom, dan
zorgen de Werkloosheidswet (WW), de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en
de Algemene Ouderdomswet (AOW) ervoor dat de uitkeringsgerechtigde kan terugvallen op een
inkomen in de vorm van een periodieke, meestal maandelijkse uitkering om het verlies aan inkomen
op te vangen.

Voor diegene die van jongs af aan wegens medische redenen nooit in staat is geweest een inkomen
te verdienen, geldt de Wajong (Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten). De
Participatiewet kent een uitkering voor iedereen die geen inkomen heeft. Soms gaat het niet om een
uitkering ter vervanging van inkomen, maar om een tegemoetkoming/bijdrage die de overheid
verstrekt voor bepaalde kosten. Voorbeelden daarvan zijn de kinderbijslag en een
maatwerkvoorziening zoals een scootmobiel op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
(Wmo).

De waarborgfunctie inkomenszekerheid is een belangrijk punt van sociale zekerheid. Het sociale
minimum de ondergrens van de sociale zekerheid vormt daarbij een kernbegrip. Dit betekent dat de
sociale zekerheid een inkomen op minimumniveau garandeert in de situatie dat het inkomen lager is
dan het geldende sociale minimum. Verdient iemand minder dan het geldende minimum voor
hem/haar dan bestaat recht op aanvullende bijstand. De netto uitkering is gekoppeld aan het
nettominimumloon. Stijgt het minimumloon, dan stijgen ook de uitkeringen (loonindexering). Dit
noemen we de koppeling.

Het wettelijk minimum bedraagt €1684 bruto (2021) per maand voor werknemers van 22 jaar en
ouder. Het sociale minimum is van het wettelijk minimumloon afgeleid en bedraagt:

- Voor gehuwden en samenwonenden die de kosten niet met een ander kunnen delen, 100% van het
wettelijk minimumloon;
- Voor een alleenstaande die de kosten niet met een ander kan delen, 70% van het minimumloon.

Meebetalen aan de sociale zekerheid gebeurt op twee manieren. De financiering van de
werknemersverzekeringen en de volksverzekeringen. De werknemersverzekeringen worden
opgebracht door de werknemers en werkgevers, de volksverzekeringen door alle ingezeten (het
volk), als iemand inkomsten heeft en inkomstenbelasting betaalt. Over dat inkomen betaalt met dan
dus premies. De sociale voorzieningen, zoals de bijstand (Participatiewet) en de Wmo, worden
gefinancierd uit de algemene middelen, de belastingopbrengst.

, Privatisering:

Onder invloed van individualisering en de economische recessie van de jaren tachtig is de
collectiviteit in de sociale zekerheid onder druk komen te staan. Dit leidde tot bezuinigingen.

Een zieke werknemer werd vanaf 1996 niet meer uit een centrale ziekenkas betaald, maar de
individuele werkgever moet voor een bepaalde periode minimaal 70% van het loon doorbetalen aan
zijn zieke werknemer art. 7:629 BW.

Bij de uitvoering van de ZW en de WGA is het sinds enige jaren mogelijk eigenrisicodrager te zijn en
dit is dan de werkgever. Dit betekent dat de zieke of arbeidsongeschikte ex-werknemer niet alleen
met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) te maken krijgt, maar ook met een
private partij, bijvoorbeeld een re-integratiebureau of een arbodienst.

Lees de eerste paar bladzijden van hoofdstuk 1: 24 t/m 30

In de sociale zekerheid maken we een onderscheid tussen werknemersverzekeringen,
volksverzekeringen en sociale voorzieningen. Deze driedeling heeft te maken met:

- De kring van verzekerden: wie is verzekerd en dus rechthebbend;
- De financiering: wie betaalt;
- De uitvoering: waar moet men de uitkering aanvragen en wie verstrekt de uitkering; en
- De voorwaarden: wat is de hoogte en de duur van de uitkering en kent de regeling een
inkomenstoets en/of een vermogenstoets?

De werknemers- en volksverzekeringen zijn verplichte verzekeringen. Dit komt omdat anders jonge,
gezonde mensen zich niet zullen verzekeren en daardoor zouden de sociale risico’s door minder
mensen worden gedragen, dat leidt weer tot een verhoging van de premies.

De verzekering gaat van rechtswege in met uitzondering van de Zwv.

Voor de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen geldt een maximuminkomen waarover
premie moet worden betaald. In 2021 is dit €224,27 per dag. Een uitkering is nooit hoger dan 70%
van €224,27 is €157 per dag.

Bij de sociale voorzieningen gaat het niet om een verplichte verzekering, mar om een voorziening die
betaald wordt uit de algemene middelen.

Onder de werknemersverzekeringen vallen de WW, de WAO (geldt voor mensen die voor 1 januari
2004 arbeidsongeschikt werden), de Wet WIA (geldt voor mensen die op of na 1 januari 2004
arbeidsongeschikt zijn geworden) en de ZW.

Kenmerken werknemersverzekering bladzijde 33.

Onder de volksverzekeringen vallen de AOW, de Wet langdurige zorg (Wlz), de Algemene
nabestaandenwet (Anw) en de Zwv.

Kenmerken volksverzekering bladzijde 33.

Onder de sociale voorzieningen vallen de bijstand (Participatiewet) en de Algemene Kinderbijslagwet
(AKW). Dit zijn algemene regelingen. Daarnaast zijn er nog regelingen met een bijzondere doelgroep,
zoals de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
(Wet IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW), de Toeslagenwet (TW), de Wet
arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Wmo. Maar ook de

, zorgtoeslag en het kindgebonden budget (Wet kgb) kan men onder de sociale voorzieningen laten
vallen, omdat ook deze regelingen inkomensondersteuning bieden.

Kenmerken sociale voorzieningen bladzijde 34.

Hoofdstuk 4 arbeidsongeschiktheid

Werknemers die werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst hebben tijdens de eerste 104
weken van hun arbeidsongeschiktheid recht op doorbetaling van ten minste 70% van hun loon door
hun werkgever op grond van artikel 7:629 BW.

Voor bepaalde groepen die niet (meer) werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, zorgt
de Ziektewet (ZW) voor een vangnet door middel van een loondervingsuitkering gedurende een
periode van maximaal 104 weken.

Duurt de arbeidsongeschiktheid langer dan 104 weken, dan is een beroep op de Wet Werk en
inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) mogelijk. De Wet WIA geldt alleen voor nieuwe gevallen.
Oude gevallen hebben recht op de WAO (voor 1 januari 2004).

Bij ziekte bestaat op grond van artikel 19 lid 1 ZW recht op een Ziektewetuitkering, maar op grond
van artikel 29 lid 1 ZW wordt deze uitkering niet uitbetaald als tevens recht bestaat op doorbetaling
van loon op grond van artikel 7:629 lid 1 BW. De werkgever betaalt dan het loon door.

Situatieve arbeidsongeschiktheid:

Je kunt te maken krijgen met situatieve arbeidsongeschiktheid. Situatieve of situationele
arbeidsongeschiktheid is arbeidsongeschiktheid die te maken heeft met werk. Van situatieve
arbeidsongeschiktheid is sprake als bij de werknemer lichamelijke of psychische klachten bestaan als
gevolg van omstandigheden in de werksfeer. De werknemer raakt bijvoorbeeld overspannen door
pesten op het werk. De werknemer kan dan op medische gronden niet zijn eigen werk verrichten. Hij
is dan arbeidsongeschikt in de zin van art. 7:629 lid 1 BW.

Een andere situatie is als er een conflict voordoet met de leidinggevende. De vraag of de werkgever
gehouden is het loon door te betalen, wordt dan beantwoord door art. 7:628 BW.

Een werknemer die door ziekte de afgesproken arbeid niet kan verrichten, heeft in beginsel
gedurende 104 weken recht op doorbetaling van zijn loon. Dit is de wachttijd voor de WIA. Voor
dienstverleners aan huis en voor AOW-gerechtigden geldt een doorbetalingsplicht van zes weken.

In art. 7:629 lid 1 BW is de hoogte van deze loonbetalingsplicht gemaximeerd op 70% van het
maximumpremieloon uit de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). In 2021 bedraagt dit
maximumpremieloon €219,28 per dag. Een werkgever hoeft dus niet meer te betalen dan 70% van
€224,27 (x 21,75) is €3415 per maand bruto, volgens lid 1 van artikel 7:629 BW.

Onder loon wordt het loon verstaan dat de werknemer zou hebben verdiend als hij niet ziek zou zijn
geworden, dus ook een overwerkvergoeding, onregelmatigheidstoeslag etc.

De wet kent behalve de bovengrens van het maximumpremieloon ook een ondergrens. Tijdens de
eerste 52 weken van ziekte heeft de zieke werknemer minimaal recht op betaling van het
minimumloon. Verdient een weknemer bijvoorbeeld net iets meer dan het minimumloon dan moet
de werkgever aan de werknemer met een volledige werkweek bij ziekte toch het minimumloon
betalen, ook al bedraagt 70% van het loon minder dan het minimumloon. Deze verplichting geldt
alleen in het eerste jaar van ziekte. Daarna kan de werknemer een beroep doen op een toeslag op
grond van de Toeslagenwet (TW).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelkuiperr. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

75323 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.07
  • (0)
  Add to cart