BCR Periode 1
Deel 1 en 2
WC/01 Significante getallen, wetenschappelijke standaardnotatie en dimensie-analyse:
opgaven
WC/02 Dimensie analyse
WC/03 Periodiek systeem der elementen, molariteit & oplossingen maken
WC/04 Enkelvoudig en parallel verdunnen
WC/05 Serieel verdunnen, wortels en machtswortels: opgaven
WC/06 Sterke zuren en basen en hun relatie tot pH(-verandering)
WC/07 Zwakke zuren en basen en de evenwichtsconstante
WC/08 Zwakke zuren en basen en de evenwichtsconstante
WC/09 Buffers: Henderson-Hasselbalch vergelijking
WC/01 Significante getallen, wetenschappelijke standaardnotatie en dimensie-analyse:
opgaven
Aantal significante getallen bepalen
1. Nullen voor het eerste getal groter dan nul tellen niet mee voor het aantal significante getallen.
o De waarde 0,0025 heeft twee significante getallen.
o De waarde 0,01 heeft één significant getal.
2. Een nul voor de komma als laatste getal van een waarde telt alleen mee als er meer informatie
bekend is over de nauwkeurigheid van de bepaling.
o De waarde 250 heeft maar twee significante getallen aangezien over de laatste nul
niets bekend is. Dit zou ook al een afronding kunnen zijn.
o De bovenweger die hierboven genoemd is heeft een nauwkeurigheid van ±20 mg,
oftewel 0,020 g. Aangezien dit specifiek genoemd is mag je dus tot drie decimalen
significant meetellen. Een meetgewicht van 1,003 g heeft dus 4 significante getallen.
3. Er wordt afgerond op basis van het getal direct volgend op het laatste significante getal. Hierbij
wordt bij een “4” naar beneden afgerond en bij een “5” naar boven.
o De waarde 0,025 wordt, wanneer er maar twee significante getallen zijn afgerond naar
0,025.
o De waarde 1,34 wordt bij twee significante getallen juist afgerond naar 1,3.
4. Bij delen en vermenigvuldigen wordt de enkel einduitkomst van de gehele berekening
afgerond. Het aantal significante getallen van de uitkomst is gelijk aan dat van de minst
nauwkeurige beginwaarde, oftewel de waarde met het kleinste aantal significante getallen.
o 250/50 = 5,0 Er zijn in dit geval twee significante getallen aangezien het kleinste aantal
significante getallen in de deling met beginwaarden, het getal 50, twee is. De uitkomst
wordt dus weergegeven als 5,0 en niet als 5.
o Je lost 70 g natriumchloride op in 225 mL water en verdund dit vervolgens zes maal. De
berekening van de concentratie levert dan de volgende eindconcentratie op:
𝑐 𝑣𝑜𝑜𝑟 𝑣𝑒𝑟𝑑𝑢𝑛𝑛𝑒𝑛 = 70 𝑔/225 ml = 0,31111111111111 𝑔/𝑚𝑙
𝑐 𝑛𝑎 𝑣𝑒𝑟𝑑𝑢𝑛𝑛𝑒𝑛 = 0,31111111111111111 𝑔/𝑚𝑙/6 = 0,0518 = 0,052 𝑔/𝑚𝑙
5. Bij optellen en aftrekken kijk je alleen naar het aantal getallen achter de komma. Het aantal
significante getallen achter de komma van de einduitkomst is gelijk aan dat van de
beginwaarde het minste significante getallen achter de komma:
o 124,12 g + 12,1 g = 136,2 g Er is één significant getallen achter de komma.
, o 1,21 – 0,003 = 1,207 = 1,21 Het kleinste aantal significante getallen van de
beginwaarden is 2 decimalen.
o LET OP: Bij optellen en aftrekken kan het totaal aantal significante getallen dus wel
veranderen. In bovenstaand voorbeeld is dat vier ondanks dat de beginwaarde 12,1 er
maar drie heeft.
6. Exacte getallen hebben een oneindig aantal getallen. Echter, experimentele waarden zijn
nagenoeg nooit exact.
o Je mag in je berekeningen wel de verdunningsfactor als exact nemen. Wanneer je een
oplossing 4 maal verdund is het getal 4 een exact getal. Het getal 4 heeft dan oneindig
veel nullen achter de komma
o 1 meter is gedefinieerd als 100 centimeter. Eén meter is dus een 1 met oneindig veel
nullen
WC/02 Dimensie analyse
Rekenen met procent, promille, ppm en ppb
1. Procent (%) – per honderd
1% is 1 deel op de 100 delen
a. Voorbeelden
i. Massa procenten: 1% (m/m) NaCl is 1 g NaCl per 100 g
ii. Volume procenten: 1% (v/v) HCl is 1 mL HCl per 100 mL
iii. Mass/Volume procenten: 1% (m/v) H2SO4 is 1 g H2SO4 per 100 mL
2. Promille (‰) – per duizend
1‰ is 1 deel op de 1000 delen
a. Voorbeelden
i. Massa procenten: 1‰ (m/m) NaCl = 1 g NaCl per 1000 g
ii. Volume procenten: 1‰ (v/v) HCl = 1 mL HCl per 1000 mL
iii. Massa /Volume procenten: 1‰ (m/v) NaCl = 1 g H2SO4 per 1000 mL
3. Parts per million (ppm) – per miljoen
1 ppm is 1 deel op de 1.000.000 delen
a. Voorbeelden
i. 1 ppm NaCl is 1 mg NaCl per 106 mg oplosmiddel (= 1 mg NaCl per 1 kg
oplosmiddel)
In het geval water het oplosmiddel is, dan geldt: 1 ppm NaCl is 1 mg HCl per 1 L
oplosmiddel;
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xizalm. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.22. You're not tied to anything after your purchase.