Dit is een samenvatting met alle onderdelen van de hogeschooltaal toets voor het HBO. Het is gemaakt met het bijgekochte materiaal van hogeschooltaal. Alle onderdelen van zowel 3f als 4f-niveau zitten erin.
,Inhoud
Spelling van werkwoorden.....................................................................................................................5
Hoe vind je de persoonsvorm? 3 4......................................................................................................5
Twee of meer persoonsvormen 3 4....................................................................................................5
Stam van het werkwoord 3 4.............................................................................................................5
‘Je’ achter de persoonsvorm 3 4.........................................................................................................6
Gebiedende wijs 3 4...........................................................................................................................6
Tegenwoordige tijd 3 4......................................................................................................................6
Verleden tijd zwak 3 4........................................................................................................................7
Verleden tijd zwak met valse -s of -f 3 4............................................................................................7
Voltooid deelwoord 3 4.....................................................................................................................7
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord 3 4...........................................................................7
Vervoeging van Engelse leenwerkwoorden 3 4..................................................................................8
Scheidbaar en niet-scheidbaar samengestelde werkwoorden 4........................................................8
Spelling algemeen..................................................................................................................................9
Samenstelling met tussenletter -n- 3 4...............................................................................................9
Afleiding met tussenletter -n- 3 4.......................................................................................................9
Samenstelling en afleiding met tussenletter -s- 3 4............................................................................9
Los, aaneen of met een streepje........................................................................................................9
Samenstelling 3 4............................................................................................................................9
Samenstelling met verwisselbare elementen 3 4...........................................................................9
Samenstelling met bijzondere na- of voorbepalingen 3 4............................................................10
Samenstelling met een bijzondere vorm 3 4................................................................................10
Samenstelling met Engelse woorden 3 4......................................................................................10
Telwoorden en breuken 3 4..........................................................................................................10
Hoofdletter of kleine letter...............................................................................................................11
Hoofdletter begin aan de zin 3 4...................................................................................................11
Persoonsnamen 3 4......................................................................................................................11
Aardrijskundige namen 3 4..........................................................................................................11
Tijdsindeling 3 4............................................................................................................................11
Titels van teksten 3 4....................................................................................................................11
Volkeren, etnische en religieuze groepen 3 4...............................................................................11
Organisaties en merken 3 4..........................................................................................................12
Algemene regels klinkerbotsing 3 4..................................................................................................12
Regels voor afkortingen 3 4..............................................................................................................12
, Woordvolgorde 3 4.......................................................................................................................17
Algemeen taalgebruik...........................................................................................................................17
Taalkwesties.....................................................................................................................................17
Dan ik of dan mij 3 4.....................................................................................................................17
Hun of zij 3 4.................................................................................................................................17
Dat, wat of die 3 4........................................................................................................................17
Als of dan 3 4................................................................................................................................17
Beide of beiden 3 4.......................................................................................................................18
Te danken aan en te wijten aan 3 4..............................................................................................18
Hun of hen 4.................................................................................................................................18
Mits of tenzij 4..............................................................................................................................18
Stijl in woorden.................................................................................................................................18
Contaminatie 3 4..........................................................................................................................18
Dubbele ontkenningen 3 4...........................................................................................................18
Synoniem 4...................................................................................................................................18
Overbodige herhaling 3 4.............................................................................................................18
4
, Achter het onderwerp staat een nummer; 3 of 4 of beide. Een onderwerp met het getal 3 erbij is alleen
voor de spellingtoets van 3F-niveau, een onderwerp met het getal 4 erbij is alleen voor de
spellingtoets van 4F-niveau en een onderwerp met zowel het getal 3 als 4 is van toepassing op de
spellingtoets van 3F-niveau en 4F-niveau.
Spelling van werkwoorden
Hoe vind je de persoonsvorm? 3 4
Een persoonsvorm is altijd een werkwoord. Je kan de persoonsvorm gemakkelijk vinden door de tijd
van de zin te veranderen of het getal van het onderwerp. Alleen de persoonsvorm zal dan van vorm
veranderen en dan vind je de persoonsvorm in de zin. Je kan de persoonsvorm ook vinden om de zin
vragend te maken, de persoonsvorm zal dan vooraan komen te staan.
Voorbeeld (tijd veranderen van de zin):
Ze wil graag haar nieuwe kleren aan.
Ze wilde graag haar nieuwe kleren aan. wil veranderd in deze zin, dus wil is het onderwerp.
Voorbeeld (onderwerp veranderen naar mv. of ev.):
Mijn broer vindt mijn kleren niet leuk.
Mijn broers vinden mijn kleren niet leuk. vindt veranderd in deze zin, dus vindt is het onderwerp.
Twee of meer persoonsvormen 3 4
Je hebt enkelvoudige zinnen en meervoudige zinnen. Een zin met één persoonsvorm is een
enkelvoudige zin, een zin met twee of meer persoonsvormen is een samengestelde zin.
Als je de persoonsvormen in een samengestelde zin wilt zoeken, haal je de zin uit elkaar. Dan ga in
elke zin opzoek naar de persoonsvorm. Dit doe je door bovenstaande methodes te gebruiken.
Voorbeeld:
Als je veel voetbalt moet je veel drinken. als je veel voetbalt / moet je veel drinken.
Zodra ik weet wat de opdrachten zijn zal ik meteen gaan beginnen
Zodra ik weet / wat de opdrachten zijn / zal ik meteen gaan beginnen.
Stam van het werkwoord 3 4
6 regels om te bepalen wat de stam van het werkwoord is.
1. Meestal vind je de stam door -en van de infinitief (hele werkwoord) af te halen.
voorbeeld: stam van lopen loop, stam van fietsen fiets, stam van kussen kus
2. Voor werkwoorden als doen en zien, vind je de stam door alleen -n eraf te halen.
voorbeeld: stam van doen doe, stam van zien zie
3. Bij lopen zou de stam eigenlijk lop zijn, maar door de regel voor de klinker in gesloten
lettergrepen is dit niet het geval. De regel: Een lange klinker (uitspreekt als: -aa, -ee, -oo)
wordt in een gesloten lettergreep (is een lettergreep dat eindigt met een medeklinker)
geschreven met twee tekens. Vb: lopen loop, kopen koop.
4. Een eindmedeklinker wordt nooit dubbel geschreven.
Voorbeeld: Bij woorden als bakken -en bakk bak.
5. Als de stam eindigt op een -z of -v wordt dat vervangen door een -s of -f.
Voorbeeld: De eigenlijke stam van verhuizen is verhuiz, de geschreven stam is dan verhuis.
6. Als de stam van een woord eindigt met een -b of -d dan schrijf je dat ook.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberkay. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.