Rechtstaat:
Staat zelf is gebonden aan het recht. Bedoeling is dat Staat niet willekeurig
handelt. Elke staat moet zich gronden op een basisdocument (Grondwet) een
soort oprichtingsakte waar staat zich aan moet houden. Daarin
machtenscheiding. Geen willekeur, 3 machten. Verdeling moet zo zijn
gegarandeerd in dat wetten worden gemaakt in overeenstemming met
volksvertegenwoordiging, we binden ons zelf. Bestuurlijke macht mag daar niet
van afwijken. Legaliteitsbeginsel staat moet zich daar aan houden. Geen
willekeur en bestuursorgaan moet zich houden aan de wet.
Rechter onafhankelijk van bestuur, geschillen o.b.v. de wet. Garantie van
machten verdeling en er staat vast wat er in de toekomst gaat gebeuren.
Komt sterk tot uiting in bestuursrecht, Awb door GW voorgeschreven en geeft
basis voor elke bestuurshandeling. Ook veel in strafrecht, nulla poena beginsel.
GW ook in art. 16 GW voor bestuursrecht en strafrecht, eerst regels en dan pas
handelen.
Koninklijke onschendbaarheid:
Koning niet strafrechtelijk vervolgen en veroordeelden, en bij burgerlijke rechter
hoeft hij niet te verschijnen, geen proces tegen Koning.
Begonnen met gedachte Koning is heel bijzonder, van vroeger uit. Koning heeft
ook geestelijke lichaam, Koningschap. Koning is soort vertegenwoordiging van
God was. Koningschap ingevoerd in 1815 in NL, maar toch Koning geen gewoon
mens. 1848 Koning onschendbaar in GW en gekoppeld aan Ministeriële
verantwoordelijkheid. hij staat boven de partijen maar hij moet wel gecontroleerd
worden bij uitoefening bevoegdheden. Koning en ministers moeten
samenwerken.
Ministeriële verantwoordelijkheid:
Dat een minister kan worden aangesproken voor alles wat in zijn naam gebeurd.
Sleutel voor parlementaire controle op al hetgeen de overheid doet op centraal
niveau. Ingevoerd toen Koning zelf regie voerde over NL. Kamer had vermoeden
dat Koning dingen onrechtmatig deed, besloten om ministers mee te laten
tekenen (contraseign). Koning was verplicht minister te betrekken bij besluiten.
Ministers stonden in voor de besluiten van de Koning. Ministers konden voor de
rechter verschijnen om te verklaren dat Koning rechtmatig gehandeld had. 1848
Koning moest mee gaan met liberale grondwetsherziening.
Politieke: alles wat namens de Koning gebeurd komt voor rekening van ministers,
die verantwoording jegens parlement. De ministers zijn Koning gaan ontstijgen.
Nu ook verantwoordelijk voor ambtenaren, ambtenaren kunnen niet in de kamer
ter verantwoording worden geroepen. Zij moeten inlichtingen verschaffen en
verantwoording over wat in hun naam gebeurd. Als kamer niet mee eens is,
minister naar huis sturen. Vertrouwensregels sanctie op verantwoordelijkheid.
Kwestie Meijer 1866 en Luxemburgse Kwestie 1868:
1848 belangrijke grondwetsherziening invoering minister. Verantwoordelijkheid.
Wat nou als het parlement niet tevreden is met verantwoording afleggen van
ministers? Wel strafrechtelijk vervolgd maar wat kan parlement doen?
Meijer: regering nieuwe gouvenaar benoemd, in Tweede Kamer veel verzet tegen
benoeming. De ministers moesten daarover verantwoording afleggen, ministers
,vonden van niet omdat dit behoorde tot Koninklijk prerogratieven (voorrechten
van de Koning) dus daarvoor geen verantwoording. Dat vond de Tweede Kamer
niet, sprak afkeuring uit en toen is de Kamer ontbonden en Kabinet bleef zitten. 2
jaar later tot nieuw conflict
Luxemburgse kwestie: Koning willem 3e was ook staatshoofd van Luxemburg.
Nederland had verdrag van Londen ondertekent, TK vond dat slecht idee. Veel
verzet tegen verdrag bij TK. Ministers hoefde geen verantwoording af te leggen
door Koninklijk prerogratief. Kamer werd ontbonden en 2 e kamer kwam terug in
zelfde samenstelling en hebben toen begroting voor buitenlands beleid
afgekeurd. Regering kon geen geld meer uitgeven aan buitenlands beleid. Toen
wilde kabinet TK weer ontbinden. Willem 3e wilde niet dat de TK weer ontbonden
weer, Koning zei dat kabinet maar moest opstappen. Daardoor hebben we nu de
regel dat als kabinet en TK onenigheid hebben en nieuwe verkiezingen lossen dat
niet op dan moet het kabinet opstappen. De kamer wint dus. Nooit tweemaal
voor zelfde conflict kamer ontbinden, nooit in de GW. We weten daardoor niet
zeker of vertrouwensregel ook wel voor 1e kamer geldt.
Vertrouwensregel:
NL heeft dualistisch stelsel parlement en regering: nevengeschikt hiërarchisch
even hoog. Moties zijn dus niet bindend voor de regering. Maar tussen beide
geldt wel vertrouwensregel. Juridisch is het denken ze mogelijk dat de regering
na de motie van wantrouwen de Kamer ontbind en nieuwe verkiezingen
voorschrijft. Kabinet blijft dan gewoon zitten. Maar regering altijd gesteund
worden door de meerderheid van de Kamer, bij vertrouwenscrisis is er altijd
sprake van ruzie in een partij of ruzie in de coalitie dus eigenlijk niet denkbaar
dat regering kan blijven zitten en Sg naar huis. Vooral niet omdat het nu
standaard is dat het kabinet zijn ontslag aanbied aan de vooravond van de
verkiezingen. Hoe blijkt wantrouwen? Bijna altijd motie van afkeuring. Er zijn
standaard manieren waarop at kan blijken, kabinet zegt in het debat standaard
over wat hij van de motie vindt, bijv. onaanvaard vinden. Als hij dat woord
gebruikt dat vindt kabinet dat het een motie van wantrouwen is. Of het kan in het
debat blijken uit de woorden die kamer gebruikt. Kamer gaat erover wat er met
de motie wordt bedoeld, maar minister vindt ook wat van de motie. Als voor hem
blijkt dat het vertrouwen is opgezegd moet hij opstappen. Dus afleiding uit
wisselwerking tussen Kamer en regering. Als het kabinet vindt dat het vertrouwen
is opgezegd, moet kabinet opstappen ook al vind kamer het geen motie van
wantrouwen. Als kabinet meent dat het geen motie van wantrouwen is, neemt
Kamer een tweede motie aan waarin het uitdrukkelijk vermeld dat zij het
vertrouwen opzeggen, dan moet kabinet opstappen. Als minister ontslag aanbied
aan de Koning is hij niet ontslagen, hij wordt benoemd door Koning dus Koning
moet ook eerst tekening voordat hij is ontslagen.
Bevoegdheid maken AMvB:
Rechtstaat en democratie brachten met zich mee dat het niet goed was dat de
regering allemaal regels kon uitvaardigen zonder dat het parlement daaraan zijn
zegen had verleend. In 1879 Meerenberg arrest, de vraag naar de bevoegdheid
van de Koning moet worden afgeleid aan de systematie van de GW (eerste
systematisch interpretatie van de GW) stelsel van de GW brengt mee dat het niet
de vraag is of de bevoegdheid van de Koning is ontzegd maar of een
bevoegdheid aan de Koning is toegekend. De Koning mag dus alleen
bevoegdheden uitoefenen die hem uitdrukkelijk zijn toegekend. Wijziging in de
GW 1887 art. 89 GW. GW heeft alleen maar formeel AMvB begrip, dus niet over
de inhoud. AMvB hebben niet altijd avv. AMvB = bij KB en art. 73 RvS wordt
gehoord en bekendmaking in Staatsblad. AMvB’s moeten door delegatie worden
, gemaakt als het gaat om geboden of verboden. U mag niet dit of dat… dan moet
dat krachtens de wet (delegatie voorafgaand). Wet bepaalt altijd op te leggen
straf. AMvB mag wel bepalen dat er sprake is van een strafbaar feit. Uit de tekst
van GW blijkt dat regering zelfstandige AMvB’s mag maken maar in praktijk heeft
wetgever en literatuur algemeen aanvaard dat alle AMvB’s op een wettelijke
grondslag moeten berusten. Bij alle bindende bepalingen voor burgers.
Gemeentelijke verordeningen:
Gemeenteraad is bevoegd tot het maken van verordeningen volgens Gemw en
GW. Er zijn uitzonderingen op. Aan die bevoegdheid zijn grenzen gesteld:
1. Grondgebied van gemeente:
Geen verordening die betrekking hebben op ander grondgebied.
2. Huishouding van de gemeente: (beneden grens)
Art. 124 GW huishouding aan besturen. Ook 108 Gemw. En 149. Buiten
gemeentelijke belang is onbevoegd gemaakt. Dus niet op privé belang.
3. Verhouding tussen hogere recht: (boven grens)
121 en 122 Gemw. Maakt onderscheid tussen posterieure verordeningen
en anterieure regelingen. Art gebruikt woord onderwerp: betekent niet
alleen object van de regeling maar ook motivering (de bedoeling). Heeft
pas hetzelfde onderwerp wanneer hetzelfde materie is en dezelfde
bedoeling. Uitputtende hogere regeling neemt alle vrijheid voor lagere
overheid om aan te vullen weg, dat kan rechter afleiden uit systematiek en
toelichting op wet.
Toetsingsverbod art. 120 GW
Richt zich tot de rechter, voor 1983 zei GW ‘wetten zijn onschendbaar’ dat hield
in dat elk orgaan een toetsingsverbod had opgelegd gekregen. Nieuwe tekst richt
zich ook tot de regering en decentrale overheden. Grondwettig:
Formeel: overeenkomstig procedureregels van GW.
Materieel: inhoudelijk in overeenstemming met GW.
In 1989 mag formele wet getoetst worden aan ongeschreven recht,
Harmonisatiearrest. Toetsing aan ongeschreven recht is niet toegestaan ook al
lijkt de nieuwe tekst maar ruimte te bieden dan eerste tekst van GW. Vraag of
wet in overeenstemming is met GW ligt alleen bij wetgever dus niet bij rechter,
regering of decentrale overheden.
De leer van de bijzondere beperkingen:
Grondrechten meest elementair en fundamenteel. Soms wegen belangen
zwaarder dan grondrecht. Daarom zijn er beperkingen op grondrechten. Leer van
de algemene beperkingen: af laten hangen van praktijk welke beperkingen
toelaatbaar zijn. Dat heeft grondwetgever niet gewild, heeft in 1983 een
opsomming gegeven van belangrijke grondrechten en ook beperkingen (leer van
bijzondere beperkingen). Een grondrecht kan alleen worden beperkt als dat
grondrecht dat zelf aangeeft. Competentievoorschrift: wie kan het grondrecht
beperken? Grondwetgever kan ook aangeven in welk belang er een beperking
kan worden gegeven (doelcriterium). Soms ook procedureregels over
beperkingen (bijv. binnentreding huizen). In Nederlandse GW geen mate van
beperkingen, in meeste verdragen wel. Bijv. mate van noodzakelijkheid. Dat geeft
rechter een maatstaaf om te kijken of bestuursorgaan misschien te ver is gegaan
met beperking. Maatstaven kunnen zijn: subsidiariteit en proportionaliteit.
Beperking van grondrecht vind je dus altijd in de formulering van het grondrecht,
zo zijn grondrechten gegarandeerd omdat elke beperking te herleiden moet zijn
in formulering. Anders is beperking niet toegestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller LobkeB. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.