100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
College aantekeningen + aanvulling van het boek Ruimtelijke planning en stedenbouw $7.51
Add to cart

Class notes

College aantekeningen + aanvulling van het boek Ruimtelijke planning en stedenbouw

1 review
 60 views  5 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Deze samenvatting bestaat uit college aantekeningen van het vak Ruimtelijke planning en stedenbouw. Deze aantekeningen worden waar nodig aangevuld met een samenvatting uit het boek Ruimtelijke Economische Dynamiek: Kijk op bedrijfslocatie en regionale ontwikkeling.

Preview 4 out of 42  pages

  • November 6, 2021
  • 42
  • 2021/2022
  • Class notes
  • Dhr. stapelbroek
  • All classes

1  review

review-writer-avatar

By: rutgerslump22 • 2 year ago

avatar-seller
Samenvatting Ruimtelijke Planning en Stedenbouw

College 1
Aantekeningen hoorcollege
Locatiefactoren:
• Ligging van een land
• Infrastructuur van een land
• Cultuur
• Grondstoffen
• Belastingklimaat (A’dam gunstig belastingklimaat voor buitenlandse ondernemers)
• Beroepsbevolking
• Universiteit en hogescholen in de buurt? → hoogopgeleid personeel

Economische geografie (EG): is de wetenschap die zich bezighoudt met de ruimtelijke
variërende economische omstandigheden op aarde. Er zijn economische centra in de wereld
met bepaalde activiteiten die specifiek daar plaatsvinden. Waarom gaan al die bedrijven bij
elkaar zitten?
• Aanwezigheid van partners
• Aanwezigheid opgeleide mensen
• Klimaat
• Grondstoffen
• Ligging in de wereld

De sociaal economische geografie heeft zich altijd bezig gehouden met vragen rondom
vestigingskeuzes. Wat gebeurt waar? Waarom gebeurt het daar?

Twee soorten vragen:
- Locatievraag: waarom vestigt een bedrijf zich in regio A en niet B?
- Ontwikkelingsvraag: waarom doet het ene land, regio of stad het beter dan de andere?

Adam Smith: Wealth of nations

John Nash: Nash Equilibrium: Het Nash Equilibrium houdt in dat bij het maken van strategische
keuzes men niet alleen rekening houdt met de keuze die voor jezelf het meest optimaal is.
Maar dat je de keuze maakt die voor jou het meest optimaal is, rekening houdend met de
strategische keuzes die derden maken. Opgeteld levert dit niet altijd het meest optimale
resultaat op.

Harde locatiefactoren: Economische stabiliteit, productiviteit, geografische situatie,
strategische locatie, positie van transport en communicatiemogelijkheden, arbeidsmarkt etc.

Zachte locatiefactoren: minder goed in geld uit te drukken en hebben een veel minder
kwantitatief karakter. Kwaliteit van het leven, cultuur en recreatie mogelijkheden, flexibiliteit en
dynamiek, natuurlijke omgeving, creatieve klimaat, kennis, etc.

Samenvatting uit boek “Ruimtelijke economische dynamiek”

1. De toepassingsmogelijkheden van economische geografie
Economische geografie: wat gebeurt waar en waarom daar?

Geografie is vaak een verklarende variabele voor welvaartsverschillen. Denk aan toegang tot
natuurlijke hulpbronnen, klimaat, verbindingen met andere landen, cultuur, etc. Maar: klimaat
en ligging van een gebied zijn serieuze factoren bij het verklaren van verschillen, maar zijn
zeker niet allesbepalend (denk aan Zwitserland).

1

,Productiemilieu (Marc de Smidt): het geheel van externe condities dat van invloed is op zowel
de beslissing om op een bepaalde plaats een bedrijf te vestigen als op het functioneren van
dat bedrijf daarna. Hier komen dus twee kenmerkende aspecten van de economische
geografie aan bod: locatiekeuze en regionale ontwikkeling.




Aanvulling op bovenstaand schema: In Nederland wordt in veel regio’s (niet alle!) aan de
basisvoorwaarden om als bedrijf daar te functioneren voldaan. Er zijn wel lokale verschillen,
maar in Nederland houdt dit vooral verband met zachte locatiefactoren, zoals de uitstraling
van een gebouw. Het belang van zachte locatiefactoren verschilt wel per sector.

2. Klassieke en neoklassieke locatietheorieën
Locatietheorie: verklaring voor de locatiekeuze van bedrijven en voorzieningen. Er bestaan
verschillende locatietheorieën over hoe locatiekeuze verloopt: klassieke en neo-klassieke
uitgangspunten.

Klassieke locatietheorieën: wordt vooral rekening gehouden met ruimtelijke verschillen in de
kosten van productiefactoren en van transport
Neo-klassieke locatietheorieën: in deze theorieën worden ook ruimtelijke verschillen in
opbrengsten meegenomen.

2.2 Klassieke theorieën: minimale kosten
De klassieke locatietheorieën gaan uit van het bestaan van de volledig geïnformeerde,
rationeel handelende mens (economic man / homo economicus) en van een isotrope ruimte
(eenvormige ruimte waar de in werkelijkheid voorkomende landschappelijke barrières
ontbreken). Klassieke theorie: ondernemer kiest voor die plaats waar de totale kosten het
laagst zijn.

Adam Smith: The wealth of nations
- Elk aanbod schept zijn eigen vraag
- De beschikbaarheid van productiefactoren (arbeid, kapitaal en hulpbronnen) bepaalt
de mogelijkheden van bedrijven.
- Allocatieprobleem voor ondernemers: hoe kan tegen de laagst mogelijke kosten een
zo hoog mogelijke productie worden gerealiseerd? Kosten verschillen per locatie, dus
ook geografisch vraagstuk.

Johann Heinrich von Thünen (1826):
- Theorie over grondgebruik in de landbouw


2

, - Vraag: waarom bestaan er verschillen in agrarisch grondgebruik: bij een toenemende
afstand tot marktcentra veranderde het grondgebruik?
- Boeren kijken volgens hem per gewas naar het verschil tussen kosten en opbrengsten
- Het grondgebruik is een afgeleide van de prijs van de grond: op dure grond werden
andere gewassen (groente en fruit) verbouwd dan op goedkope grond (rogge, gras
voor slachtvee).
- Verschillen in pachtprijzen worden veroorzaakt door verschillen in vruchtbaarheid van
de grond (David Ricardo – economic rent). Von Thünen nam dit over en voegde hier
transportkosten aan toe: die kosten waren doorslaggevend.
- Doel boer die naar zo hoog mogelijke winst streeft: zorgen dat het verschil tussen de
gegeven marktprijs en de som van de productiekosten en transportkosten zo groot
mogelijk is. In formule betekent dit: hoe verder van de ‘city’ gelegen, hoe lager de winst
vanwege de transportkosten.




Formule: Winst = Vaste Marktprijs – (Productiekosten + Transportkosten)

- De situatie wordt anders als er een keuze voor meerdere gewassen is: de
productiekosten zijn voor product A lager dan voor product B, maar de transportkosten
voor product A nemen per kilometer sneller toe dan die voor product B (zie fig. 2.3
p32!!). De vraag die daarmee beantwoord wordt: waar wordt welk product verbouwd?
- In werkelijkheid zijn er verschillen in opbrengsten per product (zie fig. 2.4 p32)
- De theorie van Von Thünen geldt ook in de stedelijke ruimte: de waarde van
commercieel vastgoed neemt toe naarmate de kantoren dichter bij het centrale
zakencentrum van de stad gevestigd zijn. Daar is niet alleen de economic-rent van de
grond hoger, maar kunnen voor contactgevoelige kantooractiviteiten ook ‘location-
rent’voordelen worden behaald (zie fig. 2.6 p34).




Alfred Weber 1909:
- Theorie over de locatiekeuze van industriële bedrijven
- Bedrijven streven naar zo laag mogelijke transportkosten. Dat gold in het geval van
industrie niet alleen voor de afvoer van eindproducten, maar ook voor de aanvoer van
grondstoffen en halffabricaten.

3

, - Zijn theorie hield daarnaast rekening met ruimtelijke verschillen in arbeidskosten en
met externe schaalvoordelen (agglomeratievoordelen)
- Standortfaktoren: locatieaspecten die de locatiekeuze van industriële bedrijven
bepalen: een standortfaktor neemt voor elke locatie een andere waarde aan.
- Weber deelde zijn Standortfaktoren in op basis van drie criteria:
o Geldigheid: onderscheid tussen locatiefactoren die voor elk bedrijf gelden en
locatiefactoren die gelden voor sommige bedrijven
o Aard: onderscheid in natuurlijk technische factoren (aanleg infrastructuur) en
maatschappelijk culturele factoren (regionale steunmaatregelen overheid)
o Functionaliteit: onderscheid agglomererende kostenvoordelen en
deglomererende kostennadelen.
▪ Agglomererende kostenvoordelen: kostenvoordelen die verbonden zijn
aan de concentratie van verschillende industrieën op één locatie (elkaar
aanvullen)
▪ Deglomererende kostennadelen: kostenposten als gevolg van de
nabijheid van verschillende industrieën op één locatie
- Onderscheid twee typen grondstoffen: ubiquitäten en lokalisiertes material .
o Ubiquitäten: grondstoffen die overal voorkomen. Voorbeeld: zuurstof is
hulpmiddel in chemische industrie. Omdat lucht overal aanwezig is en het
transport van gasvormig zuurstof erg duur is, zijn zuurstoffabrieken vaak direct
naast hun belangrijkste afnemers gevestigd.
o Lokalisiertes Material: gelokaliseerde grondstoffen. Waar deze worden
verwerkt is afhankelijk van het gewichtsverlies dat optreedt bij de verwerking
ervan. Bij gewichtsverliezende grondstoffen vestigen verwerkende bedrijven
zich bij de vindplaats van de grondstof. Bijv. steenkool als energiebron bij
hoogovens: tijdens het productieproces gaat groot deel van steenkool verloren.
Het had weinig zin om steenkool over grote afstanden te vervoeren, en de
eerste hoogovens werden gevestigd bij de steenkolenmijnen. Als er geen of
minder gewichtsverlies optreedt tijdens de verwerking van grondstoffen, dan
maakt het wat betreft transportkosten niet uit waar de fabriek wordt gevestigd
- Zie figuur 2.9 p39 met uitleg want dit is mien veel te veel om te typen.
- Algemene geldt: het punt met de laagste totale kosten is de beste vestigingsplaats. Als
de ene grondstof tijdens de verwerking meer gewicht verliest dan de andere, dan
verschuift de optimale locatie in de richting van de grondstof die het meeste gewicht
verliest. Maar:
- Als lagere arbeidskosten opwegen tegen extra transportkosten kan de beste locatie
volgens weber in het gebied met de laagste arbeidskosten liggen (2.10 p. 40).
Voorbeeld: de eerste textielfabrieken in Nederland werden niet gevestigd in de
havensteden, die de belangrijkste aanvoerplaatsen waren van katoen, maar vanwege
de betere beschikbaarheid van goedkope arbeid op de zandgronden van Midden-
Brabant en Twente. Tilburg en Enschede groeiden hierdoor uit tot textielsteden.

- Ook agglomeratievoordelen kunnen ertoe leiden dat wordt afgeweken van de plaats
met de laagste transportkosten (vestigen op locaties waar zich veel mensen en
bedrijven (in dezelfde sector) bevinden). Twee soorten voordelen:
o Lokalisatievoordelen: bedrijven die op dezelfde markten opereren zijn gebaat
met de nabijheid van gespecialiseerde arbeidskrachten en diensten en kunnen
bovendien gemakkelijker iets van elkaar opsteken.
o Urbanisatievoordelen: bedrijven hebben ruime keuze tussen verschillende
arbeidskrachten en diensten en kunnen gebruikmaken van de verrassende
kennis van bedrijven die op verschillende markten opereren.
- Twee belangrijke aanvullingen op theorie van Weber:
o Factorsubstitutie: bedrijven die verhoudingsgewijs meer gebruik maken van
grondstoffen dan van arbeidskracht, zullen zich vestigen op de locatie waar
grondstof relatief goedkoop is en andersom.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller IngeSchuurman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52510 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.51  5x  sold
  • (1)
Add to cart
Added