Bedrijfseconomie: het onderdeel van de economische wetenschap waarin het
economisch handelen van mensen binnen productieorganisaties worden
bestudeerd.
Economisch handelen: wanneer er rationeel (verstandig) wordt gehandeld.
Welvaart
Welzijn
Produceren: het beter geschikt maken van goederen voor consumptie (consumptie en
dienstverlening). Productie vindt plaats in productieorganisaties.
Productieorganisaties: particuliere productieorganisaties (ondernemingen en
gesubsidieerde instellingen) en productieorganisaties van de overheid
(overheidsdiensten en overheidsbedrijven).
Ondernemingen: zelfstandige productieorganisatie waarvan het voortbestaan (de
continuïteit) afhankelijk is van de geboekte resultaten.
Gesubsidieerde instellingen: particuliere organisaties die alleen kunnen
voortbestaan dankzij bijdragen van buitenstaanders.
Overheidsdiensten: organisaties die zogenaamde collectieve goederen leveren,
worden door de overheid gefinancierd.
Overheidsbedrijven: kunnen in principe net zo opereren als ondernemingen in de
particuliere sector.
Hoofdstuk 2: De kostprijs
De kosten die een onderneming moet maken om, door het gebruik van de benodigde
productiemiddelen, een product te kunnen produceren, vormen met elkaar de
kostprijs. Bij het bepalen van de kostprijs is het gebruikelijk om uit te gaan van
vooraf vastgestelde normen, normatieve kostprijs. Dit betekent dat we in de kostprijs
van een product alleen de kosten opnemen die de onderneming maakt als er zo
doelmatig mogelijk wordt gewerkt. Met eventuele verspillingen van
productiemiddelen wordt geen rekening gehouden.
Historische inkoopprijs: de prijs die de ondernemer er destijds voor heeft betaald.
Vervangingsprijs: de prijs die de ondernemer nu zou moeten betalen als hij de
gebruikte grondstoffen zou willen vervangen door nieuwe, om daarmee een volgend
product te kunnen maken. Dit zou hij gebruiken mbt rationeel handelen.
Rentekosten moeten ook worden meegenomen in de kostprijs, rente vreemd
vermogen en rente eigen vermogen.
Alternatieve aanwending of opportunity costs: de gemiste rente opbrengst door eigen
vermogen te beleggen in staatsobligaties.
Samenvattend kunnen we stellen dat bij de berekening van de kostprijs 3 aspecten
aan de orde komen:
- een hoeveelheidsaspect: dit houdt in dat we moeten vaststellen welke
hoeveelheid productiemiddelen bij doelmatig gebruik nodig is om 1 product te
maken. Deze hoeveelheid wordt de standaardhoeveelheid genoemd.
- Een prijsaspect: dit is de vervangingsprijs van de verbruikte
productiemiddelen
, - Een renteaspect: dit houdt in dat de rentekosten over zowel het eigen als het
vreemde vermogen in de kostprijs moeten worden opgenomen.
Iedere productietechniek kent haar eigen specifieke hoeveelheden productiemiddelen
die nodig zijn om tot 1 eindproduct te komen: de kosten per productietechniek
kunnen verschillend zijn, en dat de uiteindelijke kostprijs afhangt van de gekozen
productiemethode. Bij rationeel handelen zal de ondernemer kiezen voor de
productietechniek met de laagste kostprijs.
Irrationeel handelen: verspilling die niet mag worden meegenomen in de kostprijs.
Bij het bepalen van de kostprijs wordt uitgegaan van de standaardhoeveelheid: de
hoeveelheden productiemiddelen die nodig zijn om volgens de meest doelmatige
techniek te produceren.
Op het moment dat wordt besloten om op een andere productietechniek over te
stappen, worden de standaardhoeveelheden in de kostprijs ook anders. De
standaardhoeveelheden zijn dan de hoeveelheden die horen bij de nieuwe (meest
doelmatige) productietechniek.
Soorten kosten:
1. constante en variabele kosten
constante kosten reageren binnen bepaalde grenzen niet als de
productiehoeveelheid toe- of afneemt. Moet ook worden betaald als er geen
productie plaats vindt. Variabele kosten zijn wel afhankelijk van de
geproduceerde hoeveelheden.
2. directe en indirecte kosten
directe kosten staan staan rechtstreeks in verband met een bepaald product,
terwijl dit rechtstreekse verband bij indirecte kosten ontbreekt.
Voorcalculatie: als de kostprijs vooraf wordt bepaald, dus voor het begin van het
productieproces. Wordt opgesteld met behulp van standaardhoeveelheden en
standaardprijzen.
Nacalculatie: achteraf, dus nadat het productieproces is voltooid, kan ook een
kostprijs worden berekend. Dient vooral om vast te stellen of de productie volgens de
normen heeft plaatsgevonden en om de eventuele verschillen ten opzichte van de
voorcalculatie te analyseren.
De kostprijsberekening, en dan met name de voorcalculatie, heeft de volgende
functies:
- als de verkoopprijs van een product niet door de onderneming zelf kan
worden vastgesteld, maar bepaald wordt door vraag en aanbod op de
afzetmarkt, is de kostprijs een middel om te beoordelen of een bepaald
productieproces winstgevend zal zijn. Het achteraf vaststellen dat de
productie niet winstgevend was, verandert niets meer aan de feiten die door
een goede voorcalculatie voorkomen hadden kunnen worden.
- de kostprijs kan dienen als basis voor het vaststellen van de verkoopprijs.
Veel ondernemingen bepalen de verkoopprijs door de kostprijs te verhogen
met een bepaalde (winst)percentage.
- De kostprijs kan worden gebruikt om een offerte op te stellen. Een aannemer
stelt bijvoorbeeld eerst via een voorcalculatie vast wat de kosten van het
, bouwproject zullen zijn en komt dan, in een offerte, met een prijs waartegen
hij het werk wil uitvoeren.
- Door de kostprijs van een product te berekenen, weet een ondernemer tegen
welke prijs hij zijn eventuele voorraad kan waarderen op de balans.
- De kostprijs (op basis van voorcalculatie) kan in combinatie met de
nacalculatie worden gebruikt om te beoordelen of de productie voldoende
doelmatig heeft plaatsgevonden
Hoofdstuk 3: De kostensoorten
Kostensoorten (gebeurt op basis van de verschillende soorten productiemiddelen die
bij het productieproces worden gebruikt) worden ook wel kostencategorieën
genoemd, we spreken dan van een categorische kostenindeling:
- kosten van grond
Grond heeft 2 functies: winning van delfstoffen, vestigingsplaats. Als sprake
is van winning van delfstoffen is er sprake van slijtage. Bij een
vestigingsplaats is er normaliter geen sprake van slijtage, de grond wordt
immers niet minder waard, geen sprake van afschrijvingskosten. Over het in
de grond geïnvesteerde vermogen moet de onderneming daarom jaarlijks
interestkosten berekenen.
- kosten van duurzame productiemiddelen
- kosten van grond- en hulpstoffen
in eerste plaats kosten veroorzaakt door gebruik tijdens productie. Maar
daarnaast zijn er ook nog kosten voor het kopen (bestellen) en opslaan van de
grond- en hulpstoffen, bestelkosten en opslagkosten. Dit samen zijn de
voorraadkosten. Ook zijn er rentekosten over het in de voorraden
geïnvesteerde vermogen.
- kosten van arbeid
financiële prikkels, in de vorm van salaris en andere geldelijke beloningen,
kunnen de prestaties van werknemers sterk verbeteren, hierbij heeft de
onderneming de keuze uit verschillende beloningssystemen:
tijdloon
als de beloning die een werknemer ontvangt, volledig losstaat van de
prestaties die hij levert.
Stukloon
De beloning van een medewerker is volledig afhankelijk van de prestatie
die hij levert.
Premieloon
Als werknemers naast een basisloon, dat gebaseerd is op tijdloon, een
premie ontvangen voor de tijdsbesparing die bij de productie wordt
gerealiseerd.
Personeelsopties
Een werknemer krijgt naast zijn salaris 1 of meer opties uitgekeerd.
Bonussen
als een individuele medewerker een extra beloning krijgt voor het leveren
van een vooraf afgesproken prestatie.
- kosten van diensten van derden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlotje14. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.