Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOWPWB1280)
Summary
Samenvatting Begrippenlijst Sociaal-emotionele en morele ontwikkeling RU
13 views 0 purchase
Course
Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOWPWB1280)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
In deze begrippenlijst staat alle behandelde stof uit de cursus Sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de studie Pedagogische wetenschappen. Het is een tabel, waarbij er steeds per begrip of theorie een uitleg staat. Sommige theorieën of uitleg kunnen ook uit de reader komen die is gebruikt...
Sociaal Emotionele En Morele Ontwikkeling (SOWPWB1280)
All documents for this subject (14)
Seller
Follow
lisaa2000
Reviews received
Content preview
HC1: Klassieke en moderne theorieën
Psychoanalytische Groei van de seks instincten zijn onderliggend aan de stadia van
theorie Freud persoonlijkheidsontwikkeling en hoe ouders met deze seksuele impulsen omgaan bepalen
de trekken die kinderen vertonen.
Stadia: Oraal, anaal, fallisch, latency en genitiaal
Onbewuste motieven = gevoelens, ervaringen en conflicten die onbewust het
denken en gedrag van iemand beïnvloeden.
Instinct = aangeboren biologische kracht die bepaalt wat je doet en hoe je reageert.
- Id = aangeboren instinct
- Ego = bewuste component, realistische doelen vinden.
- Superego = morele waarden
Eriksons Verschillen met Freud:
psychosociale - Kinderen zijn actief, geen passieve slaven van biologische driften.
theorie - Minder nadruk op seksuele verlangens en meer op culturele invloed.
- Zijn theorie loopt door in volwassenheid
De mens doorloopt 8 grote conflicten gedurende zijn leven. Elk conflict moet succesvol
worden vervuld om door te stromen naar het volgende conflict. Een kind moet steeds een
balans vinden tussen: vertrouwen/wantrouwen, autonomie/schuld, initiatief/schuld,
industrie/minderwaardigheid, identiteit/rolverwarring, generativiteit/stagnatie, ego-
integriteit/wanhoop.
Watsons Conclusies over menselijke ontwikkeling moeten getrokken worden o.b.v. observaties. De
behaviorisme bouwstenen van de ontwikkeling zijn habits (gewoonten) = aangeleerde associaties tussen
stimuli en responses.
Pavlov’s klassieke Dit is een methode van leren waarbij bepaalde gedragingen worden ontlokt d.m.v. een
conditionering neutrale stimulus (heeft krachtigere reactie). Hond reageert op signaal waarvan hij wist dat
het iets met eten te maken had = voorwaardelijk reflex.
Skinners operante Operante conditionering = een vorm van leren waarbij vrijwillige handelingen (operants)
leertheorie meer of minder vaak gaan optreden afhankelijk van de consequentie (straf vs beloning).
Bekrachtiger (reinforcer) = zorgt dat het gedrag opnieuw optreedt.
Bestraffing (punisher) = zorgt dat het gedrag niet opnieuw optreedt.
- Positieve bekrachtiger = iets leuks toedienen
- Negatieve bekrachtiger = iets stoms weghalen
- Positieve straf = iets stoms toedienen
- Negatieve straf = iets leuks weghalen
Bandura’s Observationeel leren = leren door observatie van gedrag van anderen. Ouders zijn vaak
cognitieve sociale rolmodel. Daarvoor heb je nodig:
leertheorie - Beschikbaarheid
- Aandacht
- Onthouden
- Motorische reproductie
- Motivatie
Verbale mediator (verbale coderingen van gemodelleerd gedrag dat de observeerder
opslaat in het geheugen) Symbolische representaties (beelden van het gedrag van het
model die worden gebruikt als mediators om te reproduceren van een persoon heeft
gezien). Ouder stuurt het kind bij creëren van symbolische representatie.
Ontwikkeling observationeel leren:
Deffered imitatie = bepaalde handelingen imiteren tot 24 uur nadat ze de handeling
hebben gezien.
Emulatie = net op een andere manier nadoen.
Imitatie = precies het gedrag nadoen.
Wederkerig Menselijke ontwikkeling reflecteert een interactie tussen een persoon, diens gedrag en de
determinisme omgeving.
Natuurlijke selectie Individuen die aan de omgeving aangepaste eigenschappen bezitten overleven, individuen
die deze eigenschappen niet hebben sterven uit.
Ethologie Onderzoek naar de bio-evolutionaire basis van gedrag en ontwikkeling.
,Sensitieve periode Periode die optimaal is voor de ontwikkeling van bepaalde capaciteiten of gedragingen en
waarbij het individu specifiek sensitief is voor omgevingsinvloeden. Tijdens de kritieke
periode gaat leren het makkelijkst en snelst.
Altruïsme Onbaatzuchtige zorg voor de welvaart van anderen, uitgedrukt in handelingen als delen,
samenwerken, troosten of helpen. (ook adaptieve eigenschap, vanuit evolutionair
perspectief)
Empathie Voelen wat de ander voelt.
Sympathie Empathische bezorgdheid = mate waarin iemand de behoeften van een ander herkent en
bezorgd is over het welbevinden van de ander.
Verschil ethologie Ethologie focust op overleving individu.
en moderne Moderne evolutie theorie focust op overleving genen.
evolutie theorie
Social baseline Je hebt sociale verbinding met andere mensen nodig (default), anders ontstaat er stress.
theory
Gedragsgenetica Dit is de wetenschap die onderzoekt hoe een genotype interacteert met de omgeving om zo
attributen als intelligentie, persoonlijkheid en mentale gezondheid te ontwikkelen.
Genotype = genetische aanleg die een individu erft. Fenotype = de manier waarop het
genotype tot uiting komt in waarneembare (of meetbare) karakteristieken.
Gen-omgevingscorrelaties = genen hebben invloed op omgeving!
Passieve gen-omgevingscorrelatie = jongetje houdt veel van muziek, groeit toevallig
ook op in een omgeving waarin veel muziek wordt gemaakt, omdat zijn ouders ook
veel van muziek houden. Hij deelt de genen om muzikale aanleg te hebben met zijn
ouders, maar die creëren ook een omgeving waarin die genen beter tot
ontwikkeling komen.
Reactieve gen-omgevingcorrelatie = als je een temperament hebt dat je heel vrolijk
bent, dan ontlok je in je omgeving ook bepaalde reacties die jou weer vrolijker
maken. Je beïnvloedt op die manier ook je omgeving met je genen.
Actieve gen-omgevingcorrelatie = Jouw genen bepalen welke omgeving je zelf gaat
opzoeken.
Selectieve Overervingsfactoren zijn onderzocht door verschillende dierlijke genotypen te ‘fokken’ om
voortplanting zo bepaalde gedragseigenschappen te krijgen.
Familieonderzoeke Mensen uit een gezin vergelijken.
n Adoptieonderzoek
Tweelingonderzoek
Verwantschap (mate waarin individuen dezelfde genen vertonen) Erfelijkheid =
hoeveelheid variatie in een trek toe te kennen valt aan erfelijke factoren. Genetische
invloeden kunnen berekend worden met de erfelijkheidscoëfficiënt (H).
Naast erfelijkheid zijn er nog 2 vormen van invloed:
- Niet-gedeelde omgevingsinvloed (NSE) = wat jou uniek maakt
- Gedeelde omgevingsinvloed (SE) = identiek voor mensen die samenleven
Differential parental Ouders behandelen hun kinderen op een ongelijke manier.
treatment
HC2: Emotionele ontwikkeling en emoties
Emoties Motivationeel construct dat wordt gekarakteriseerd door veranderingen in:
- gevoelens (affect)
- fysiologische reacties (hartslag, zweten)
- Cognities
- Doelen/openlijke gedragingen
Functionalistisch Het hoofddoel van een emotie bestaat uit het tot stand brengen, handhaven of het
perspectief veranderen van de relatie met de omgeving om een doel te bewerkstelligen. Emoties
hebben een doel (en zijn dus nog niet meteen ontwikkeld bij de geboorte). Om een emotie
te leren moet je eerst iets hebben geleerd over de situatie.
Discrete Specifieke emoties zijn biologisch geprogrammeerd en worden vergezeld door duidelijke
emotietheorie emotionele gezichtsuitdrukkingen en lichamelijke cues die al vanaf jonge leeftijd kunnen
, worden onderscheiden. Ze helpen mensen overleven (evolutionair).
Primaire/ Emoties die aanwezig zijn bij de geboorte of ontstaan in het eerste jaar = vreugde, woede,
basisemoties interesse?, afschuw, verbazing, verdriet, angst.
Sociaal lachen = gericht naar mensen lachen.
Emotionele expressief pasgeborenen: volwassenen moeten emoties baby’s
benoemen.
Cultureel onderzoek = naar gebieden in bergen gaan waar geïsoleerde groepen
mensen wonen.
Angst (6-7 maanden). Vreemdelingenangst = kind reageert behoedzaam of knorrig op een
onbekend persoon. Verlatingsangst = het kind is gehecht aan zijn verzorgers en wil niet
worden gescheiden.
Secundaire/ Ontstaan in 2e/3e levensjaar en hangen deels af van cognitieve ontwikkeling = schaamte,
complexe emoties verlegenheid/gêne, schuld, trots, jaloezie. Verschillen met primaire emoties:
- Ontstaan later
- Zelfbewustzijn noodzakelijk
- Geen universele herkenbaarheid emotionele gezichtsexpressies
- Zijn cognitief complexer
- Vergemakkelijken het bereiken van complexe sociale doelen
Verlegenheid is zelfherkenning voor nodig (rouge test).
Voor schuld en schaamte is meer cognitieve capaciteit nodig (herkenning
regels/standaarden): schaamte = I did that Schuld = i DID that.
Sociaal refereren Gebruik maken van andermans emotionele expressies om informatie in te winnen over de
betekenis van anders ambigue situaties (rond 12 maanden).
Broccoli experiment laat zien dat kinderen begrip hebben van andermans emoties (2/3 jaar).
Rond de 4/5 jaar snappen ze dat als de situatie er niet meer is, je nog steeds een emotie kan
voelen. Rond 8 jaar snappen ze dat dezelfde situatie verschillende emoties kan opwekken bij
verschillende mensen. Bij 6-10 jaar kunnen ze gemengde gevoelens hebben.
False belief Incorrect geloven dat iets waar is terwijl dat niet het geval is.
Emotionele Emoties beheersen en emotionele opwinding tot een gepast niveau brengen om zo een doel
zelfregulatie te bereiken. Aanpassen van emoties om doelen voor elkaar te krijgen (sluit aan bij
functionalistisch perspectief). Emotionele competentie (1. Competente emotionele
expressiviteit = positieve emoties vertonen 2. Competente emotionele kennis = andermans
emoties kunnen identificeren, 3. Competente emotionele regulatie = hierop reageren)
Sociale competentie = Vermogen om persoonlijke doelen te bereiken in sociale interacties
terwijl positieve relaties in stand blijven.
Emotional display Cultuurgebonden regels die stellen wanneer emoties wel of niet uitgedrukt mogen worden,
rules afhankelijk van de omstandigheden (6-12 jaar).
The process model 2 vormen van emotie regulatie:
of emotion 1. Antecedent-focused ER: je reguleert emoties al voordat ze ten volle zijn opgetreden.
regulation (Gross) Situatie selectie
Situatie modificatie (aanpassen)
Aandacht verleggen
Cognitieve veranderingen maken
2. Response-focused ER: je laat eerst de emotie ten volle optreden en probeert hem dan te
reguleren.
Response modulatie
Bij proces situatie aandacht appraisal (beoordeling) reactie
Vormen emotie- Gezond:
regulatie - Acceptatie
- Cognitieve herwaardering
- Probleemoplossend
Ongezond:
- Vermijding
- Ruminatie (= in cirkels negatieve gedachten blijven herhalen zonder tot oplossingen te
komen)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisaa2000. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.