-Chromosomen komen in paren voor.
-Mens heeft 46 chromosomen, dus 23 paren in een celkern: gelijk in lengte en vorm.
-Karyogram: (chromosomenportret) de chromosomenparen zijn volgens bepaalde regels
gegroepeerd.
-Het aantal chromosomenparen per celkern wordt weergegeven met: 2n (n: aantal
verschillende chromosomenparen: bij de mens n23)
-Diploïd: wanneer de chromosomen in de kern van een cel in paren voorkomen.
-Haploïd: cel die enkelvoudig stel chromosomen bevat (geslachtscellen bijvoorbeeld)
-Geslachtscellen: voorplantingscellen
-Zygote: bevruchte eicel: ontstaat doordat bij de voortplanting van de mens de kern van 2
geslachtscellen versmelten: chromosomen komen in paren voor en is diploïd (bij de zygote:
dus na een bevruchting)
-Gen: (erffactor) een deel van een chromosoom die informatie bevat voor 1 erfelijke
eigenschap.
-Fenotype wordt niet alleen bepaald door genotype maar ook door milieufactoren (licht,
lucht, vochtigheid, temperatuur, voeding, ziekten en verwondingen)
-Modificatie: een verandering van het fenotype door milieufactoren
-Genenpaar: hierin ligt de informatie voor de erfelijke eigenschappen van een mens in
lichaamscellen.
-Het genotype van de nakomeling ligt vast bij de bevruchting.
-Allel: elke gen van een genenpaar=gen=allel: beide allelen vormen een genenpaar
-Homozygoot: als 2 allelen voor een bepaald erfelijke eigenschap aan elkaar gelijk zijn.
-Heterozygoot: als 2 allelen voor een bepaalde erfelijke eigenschap niet aan elkaar gelijk zijn
-Dominant allel: het allel dat in het fenotype tot uiting komt en het sterkst is. Bijv. AaBb (A
en B zijn dominant en a en b zijn recessief)
-Recessief allel: het allel dat niet tot uiting komt in het fenotype als er een dominante allel
aanwezig is en overheerst.
-Intermediair: twee ongelijke allelen komen beide tot uiting in het fenotype.
-Bij een kruising planten 2 individuen met ongelijke fenotypen zich geslachtelijk voort.
-Monohybride kruising: kruising waarbij wordt gelet op de overerving van 1 erfelijke
eigenschap (1 genenpaar betrokken)
-Dihybride kruising: kruising waarbij wordt gelet op de overerving van 2 erfelijke
eigenschappen (2 genenparen betrokken)
-P=parents
-F1= 1ste groep nakomelingen
-F2- 2de generatie nakomelingen (kan ook ontstaan door zelfbestuiving in de F1)
-Stambomen: als 2 ouders gelijke fenotypen een nakomeling krijgen met een afwijkend
fenotype, zijn beide ouders heterozygoot voor deze eigenschap (Aa): de nakomeling is dan
homozygoot recessief voor deze eigenschap (aa)
-Bij de mens in lichaamscel: 23 paar chromosomen (2n) :22 paar autosomen en 1 paar
geslachtschromosomen
-Bij de mens in geslachtscel: 23 chromosomen (n): 22 autosomen en 1 geslachtschromosoom
(man: lichaamscel XY en geslachtscel Y en vrouw: lichaamscel XX en geslachtscel X)
-Eicel X met zaadcel X: meisje
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 199. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.19. You're not tied to anything after your purchase.