Dit document bevat een uitgebreide en alomvattende uitwerking van de hoorcolleges van de vierde week (Week 4) van Managerial Economics. ME wordt gegeven op de VU Amsterdam, bedrijfskunde jaar 1. Het is een lastig vak en hier kun je ongetwijfeld alle hulp goed bij gebruiken!
Check ook mijn andere u...
L4.1 - Oligopoly-Game theory and the economics of information I
Chapter 8:
Onderzocht winstmaximaliserend gedrag in perfect concurrerende, monopolie- en
monopolistische concurrerende markten. Een onderscheidend kenmerk is het ontbreken van
strategische interactie tussen bedrijven op deze markten.
→ Deze is er wel bij een oligopolie.
Chapter 9:
Richt zich op hoe managers de optimale prijs en hoeveelheid selecteren in de volgende
oligopolistische markt omgevingen (4 modellen):
● Bertrand
● Sweezy
● Cournot
● Stackelberg
→ Ieder van deze modellen doen andere veronderstellingen over het strategisch gedrag
van de tegenpartij.
→ Per markt is er een ander model in meer of mindere mate toepasbaar.
Key conditions of an oligopoly:
Oligopolistische marktstructuren worden gekenmerkt door slechts een paar bedrijven, die
elk groot zijn in verhouding tot de totale industrie:
● Typisch aantal bedrijven ligt tussen 2 en 10.
● Producten kunnen identiek zijn (olie; beton) of gedifferentieerd (sigaretten, auto's)
Een oligopolie markt die uit twee bedrijven bestaat, wordt een duopolie genoemd.
Oligopolistische instellingen zijn vaak het moeilijkst te beheren, aangezien managers
rekening moeten houden met de waarschijnlijke impact van zijn of haar beslissingen op de
beslissingen van andere bedrijven in de markt.
1. Bertrand oligopoly:
Er zijn maar weinig bedrijven op de markt die veel consumenten bedienen.
Firms produceren identieke producten tegen constante marginale kosten.
Bedrijven voeren prijsconcurrentie en reageren optimaal op prijzen van concurrenten.
Consumenten hebben perfecte informatie en er zijn geen transactiekosten.
→ Dit, samen met een homogeen product, houdt in dat de consument direct zal overstappen
als hij lagere prijzen kan krijgen.
Er zijn belemmeringen voor toetreding.
De voorwaarden voor een Bertrand-oligopolie houden in dat bedrijven op deze markt
elkaar zullen ondermijnen (als in; lagere prijzen voeren, ‘undercut’) om de hele markt te
veroveren en de rivalen zonder winst te laten.
→ Alle consumenten kopen bij het goedkope bedrijf.
,Aan deze 'prijzenoorlog' komt een einde als de prijs die elk bedrijf hanteert gelijk is aan de
marginale kosten (dus geen 'opslag'/’mark-up’/winst):
- In evenwicht, P1 = P2 = MC
- Maatschappelijk efficiënt niveau van output.
→ Socially efficient level of output.
2. Sweezy oligopoly:
Er zijn maar weinig bedrijven op de markt die veel consumenten bedienen.
De bedrijven produceren gedifferentieerde producten (dus vergelijkbare goederen, maar
geen perfecte vervangers).
Elk bedrijf gelooft dat zijn rivalen hun prijzen zullen verlagen als reactie op een
prijsverlaging, maar zullen hun prijzen niet verhogen als reactie op een prijsverhoging.
Er zijn belemmeringen voor toetreding.
Dit model kan verklaren waarom concurrerende bedrijven de hoeveelheid en prijzen niet
veranderen wanneer de marginale kosten veranderen (bedrijven in een concurrerende en
istische concurrerende markt).
→ De prijzen zijn relatief ‘star’.
Gevisualiseerd ziet het er als volgt uit:
We hebben een vraagcurve, deze geldt als de concurrent zijn prijs constant houdt.
De vraaglijn is relatief vlak.
→ Dat houdt in dat als je op een bepaald punt zit en de rivaal houdt zijn prijs constant en jij
verlaagt je dan win je heel veel nieuwe consumenten.
→ Of als jij je prijs verhoogt en je rivaal doet dat niet, dan verlies je heel veel
consumenten.
,Dit is de lijn die geldt als de concurrent wel jouw prijs matcht (dus meegaat in de
prijsveranderingen).
→ Als je je prijs verlaagt en de concurrent gaat mee, dan win je veel minder markt.
→ Daarom is de lijn zo steil.
→ Als je je prijs daarentegen verhoog en de concurrent gaat mee, dan verlies je ook
minder markt.
Wat we nu veronderstellen is dat het bedrijf in punt B zit:
Gegeven dat hij in een punt zit:
→ Als het bedrijf zijn prijs verhoogt, dan gaat de concurrent niet mee.
→ Dan is je vraagcurve tussen A en B. (het relatief vlakke gedeelte).
→ Maar als je je prijs verlaagt, dan gaat de concurrent wel mee.
→ Dan is je vraagcurve van B naar beneden, de steile curve.
Dus als tussen A en B het stuk is waar je de prijs verhoogt, dan is de MR is de vlakkere
stippellijn tot het punt B.
En als na B de vraagcurve dus veranderd, omdat de concurrent de prijs volgt omdat jij je
prijs verlaagt, dan loop je in het punt B recht naar beneden tot de MR2 lijn. Dat is vanaf dat
punt jouw nieuwe MR-curve.
→ Dus de vraagcurve is nu de groene lijn.
→ De marginal revenue curve maakt ook een beetje een knik (een soort sprong).
, Dus stel dat we een kostencurve hebben, MC0:
We zitten met MC0 in het punt B.
Je kijkt naar je MR en je MC. Dan zal het punt zich onder B bevinden.
→ Je krijgt dan een quantity en een prijs.
Stel dat de kosten lager worden. Dit kan komen doordat er bijv. loonsverlaging in toetreding
speelt.
De MC verplaatst van MC0 naar MC1.
We hebben nu het snijpunt met de MR2 curve waarmee we te maken hebben. Je ziet dat
deze loodrecht onder het vorige punt zit.
→ M.a.w.: De productie blijft gelijk.
→ Je blijft ook in het punt B zitten, dus je prijs blijft ook gelijk.
Dus wat je ziet is dat bij Marginale Kosten veranderingen er eigenlijk niet zoveel gebeurt
met de q en de p.
Hierdoor kunnen we de volgende MR-curve opstellen:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller DaniTreep. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.51. You're not tied to anything after your purchase.