Readings Global Governance
Week 1: Informal Game Theory
Martin: Interest, Power and multilateralism
Allerlei internationale organen maken beslissingen op verschillende manieren
(meerderheidsstemmen, tweeledig, iedereen betrokken maken, een klein deel). Dit
artikel gaat over de functional imperatives die bijdragen aan de variatie in
besluitvorming. Daarbij wordt er gebruik gemaakt van het concept multilateralisme.
Het artikel beargumenteerd twee dingen: Studies naar staatkeuze kunnen lonend zijn
door aandacht te geven aan functionele argumenten waarin instituties gezien worden
als een oplossing voor dilemma’s over strategische interactie. Het overwegen van de
macht en interests van actoren in verschillende situaties geeft hypotheses over de
modale neigingen in de normen en organisaties die de staat maakt om hun eigen
interests te behalen (form of succesful cooperation).
Multilateralisme: Wordt gebruikt als metric waarmee we interactiepatronen
kunnen zien.
Drie principes in Institution of Multilaterism:
- Onverdeelbaar
o Collectieve veiligheid; een aanval op 1, is een aanval op allen
- Nondiscrimination (gegeneraliseerde organisatieprincipes)
o Alle partijen zijn gelijk
- Verspreide interactie
o Staten gaat het niet om quid pro quo uitwisseling, maar lange termijn
zekerheid over een goede relatie.
IM moet een middel zijn, geen doel! De keuze van tools is echter afhankelijk van de
verdeling van macht en interests. Er wordt dus uitgegaan van een politiek
perspectief.
IM kwam op de WO2 toen er vraag was naar internationale verbanden.
Multilaterale organisaties: formeel verband met meer dan 2 leden. (zijn niet allemaal
multilateraal). Er zijn verschillen in de organisartieprincipes.
Daar wil dit artikel antwoord op. Waarschijnlijk verklaarbaar
door strategische problemen.
Maken onderscheid in de rol van multilaterisme in drie punten in het
samenwerkingsproces:
1. Arriving at decision
a. Bilateraal, multilateraal?
2. Scope of state decisions
a. Alleen gedupeerde of meer?
3. Implementatie
Strategische interactie en multilateralisme
1
,Voor multilateralisme moeten staten een deel flexibiliteit opgeven en short-term
verleidingen weerstaan. Hierom is het onmogelijk om multilateralisme te verwachten
van staten. We moeten meer nadenken over de rol van IM en MOs in speciale
omstandigheden. Daarom focussen we op het probleem van strategische interactie
om IM en MOs te kunnen beoordelen.
Typologie van samenwerkingsproblemen:
1. Collaboration
a. Situaties waarbij uitkomsten suboptimaal zijn. ‘Het’ probleem. Zoals
prisoners dilemma.
i. Beide partijen moeten hun optimale keuze afstaan om er samen
beter uit te komen.
b. Hoe overkom je dit probleem?
i. Goede strategie, Toekomstdenken, vertrouwen op centrale
mechanismes.
ii. MOs kunnen helpen, MIs niet echt als staten eigen interests
willen.
c. Bij dit probleem is het handiger om niet samen te werken. Hierom is
enige promotie van samenwerken het onderhouden van een relatie.
i. Als het doorgaat is grote monitoring te verwachten of de ander
nog wel goed meedoet. Delen in dit probleem vaak pas
informatie achteraf
ii. Staten moeten zoeken naar mechanismes om langetermijn
samen te kunnen werken.
d. MI normen passen niet goed bij dit probleem in implementatie fase
(Verspeide interactie, onverdeeldheid)
i. Is oplosbaar door niet deelnemende staten te straffen (free
riders)
e. Decision making stage
i. In een moeilijk beraad is MI helemaal niet handig, duurt lang. Is
oplosbaar door kleinere groep te laten bepalen.
2. Coördination
a. Battle of the Sexes: twee uitkomsten, eentje is iedereen het meeste
mee eens. Beide spelers zijn niet dominant dus actie is
afhankelijk van hoe de ander gedraagt. Veel
onderhandelen. Grote verdeeldheid. Als oplossing
gevonden is, is er geen incentive om weg te gaan. Iedereen is
blij.
b. Geen zware monitoring nodig. In onderhandelfase is IM hier heel handig
en bespaart gedoe. Bilateraal is erg onhandig. MOs zijn echter niet zo
efficiënt, want hun rol is niet nodig (informatie/monitor/sanctie). MOs
kunnen wel gebruikt worden voor informatie delen op voorhand over
wat de ander gaat doen.
3. Suasion
a. Bijv Amerika die dominant is en iedereen wil controleren. Veel free-
riders, want Amerika fixt wel. Amerika moet anderen overhalen om
samen te werken. Een actor gaat altijd ontevreden zijn. Twee manieren
om over te halen:
2
, i. Dreigen
ii. Tactical issue linkage
b. IM? Voor kleine staten kan handig zijn, maar heeft geen impact op
decision making over samenwerking. Credibility is vooral belangrijk
voor de grote staat dus MOs zijn handig.
4. Assurance
a. Iedereen wil samenwerken. Instituties zijn niet nodig. Zijn wel twee
redenen waarom men toch niet samenwerkt:
i. Onzekerheid over andere partij payoffs
ii. Verdenken van niet rationeel zijn van de ander
b. Bijvoorbeeld: land A wil assurance, maar is bang dat land B
collaboration wil, dan wil A niet meer.
Twee samenwerkingsproblemen van Stein: Coordination Games and Collaboration
games.
Hier voegt schrijver dus twee games aan toe want:
Coordination and Collaboration neemt aan dat er symmetrische interests zijn.
Dit is bij Suasion niet zo (iemand is sowieso niet tevreden dus).
Genschel: State Transformations
Perspectieven op staatstransformaties
Er is transformatie gaande van autoriteit. De staat is niet meer belangrijkste orgaan.
Non-state actors spelen steeds grotere rol. Zijn twee kampen: statists en post-
statists. Hebben we nog controle als staat over non-state actors?
Dit artikel: Staat blijft autoriteit, juist door de verspreiding van nonstate autoriteit.
Alleen is het geen monopolist meer. Meer een manager.
De staat als terrirotiale monopolist van politieke autoriteit
De staat heeft supreme autororiteit. Drie dimensies:
1. Regulering
2. Operationele macht
3. Legitimiteit
Net na de oorlog waren beide IR en CPE erg statistisch. Het debat is nu of dat nog
kan. Post-statisten vinden van niet. Want grote macrosociale veranderingen dwingt
staten internationaal te opereren. Statisten vinden van wel, architectuur van controle
is nog altijd vanuit de staat. Alle intstituties zijn nog altijd afhankelijk van staat.
Verliest de staat controle aan internationale organisaties? – IR post-statist
Twee hoofdredenen:
1. Internationale organisaties hebben hun regulerende autoriteit vergroot
a. Bemoeien zich meer met gedrag van burgers in het land.
3
, b. Stemmen is niet meer via unanimiteit, maar meerderheid
2. Ze hebben onafhankelijke vormen van legitimiteit
a. Democracy deficit. IGOs hebben macht, maar kunnen niet
verantwoordelijk worden gehouden.
b. Ze hebben legitimiteit opgebouwd als managers van echte problemen
die grenzen overschrijden.
c. Ze staan heel erg open voor stake-holder deelnames.
Tegenargument statisten:
Drie redenen:
1. Overdrijven van shift autoriteit naar internationalen
a. Is niet nieuws concept, altijd zo geweest. Zijn belangrijk voor de
autoriteit van staten.
b. Soms heeft IGO de macht nodig om op te staan tegen de staat, in best
interest voor iedereen.
2. Negeren van zwakheden internationalen
a. Als ze geen autoriteit of autonomie hadden, waren ze useless. Je kan
als staat altijd nog kiezen niet mee te doen en behoudt controle.
3. Zegt niets over de beperkingen van internationalen door te weinig input
legitimiteit
a. Geen elections en kunnen niet verworpen worden.
Verliest de staat controle aan private market actors? – CPE post-statist
Twee hoofdredenen:
1. PMA hebben operationele autoriteit verkregen
a. Privatisering. PMAs zijn internationaal gegaan, wat hun losmaakt van
nationale markten en dus interests. Dit ondermijnt staatscontrole. Als
ze internationaal gaan, kunnen we ze niet meer dwingen hier shit te
fixen.
2. PMA hebben veel macht en middelen van output legitimiteit.
a. PMAs kun je niet op stemmen oid. Legitmiteit komt voort uit dat het het
beste is voor the public interest (=output legitimiteit). Komt voort uit
haat voor communisme.
Tegenargumenten statisten:
1. Overdrijven van privatisering
a. Was al lang zo
b. En neemt slechte delen van publiek weg. Dus vergroot autoriteit van de
staat.
c. PMAs kunnen geen regels maken, alleen dingen uitvoeren. Drie
instumenten bewaken staatscontrole
i. Reguleren van de markt
ii. Markt creatie
iii. PMAs nemen alleen taken op zich waarvan de staat risico
wegneemt
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller FL0999. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.39. You're not tied to anything after your purchase.