In deze samenvatting vind je alle belangrijke stof je die je nodig hebt voor het tentamen. De samenvatting is gemaakt aan de hand van de powerpoints en het boek ''varkenssignalen''.
Drachtig worden en drachtige zeugen (inseminatiestal & dragende zeugen)
Hoofdstuk 1 Van kraam naar inseminatiestal
Aan het einde van de kraamperiode speen je de biggen en verplaats je de zeug naar de
inseminatiestal. De biggen gaan naar de biggenstal, maar soms blijven ze in het kraamhok. Dit heet
dan het kraamopfokhok. Tijdens de kraamperiode beoordeel je of een zeug nog geschikt is voor het
grootbrengen van een volgende toom biggen.
Factoren die hierin meespelen zijn:
- Het verloop van het werpen
- Aantal en kwaliteit van de grootgebrachte biggen
- Conditie van de zeug
1.1 Selecteren van zeugen
In de kraamstal wordt er vanaf het werpen tot het spenen van de biggen een selectie gemaakt van de
zeugen om vast te stellen welke zeug geschikt is om aan te houden. Op deze manier houd je de
kwaliteit van de veestapel hoog. Iedere ronde vervang je ruim 18% van het aantal kraamzeugen.
Van een zeug verwacht je een grote worp (14 tot 16 biggen) en uniforme, levende biggen.
3 tot 5 dagen na het spenen wordt de zeug
berig en op dag 5 à 6 kan de zeug worden
geïnsemineerd. De periode heet interval
spenen-insemineren. Bij hooguit 10% van
de zeugen mag de interval boven de 9
dagen uitkomen. Wanneer de zeug niet
draagt, wordt zij na 19-20 dagen opnieuw
berig en kan zij op dag 21 opnieuw worden
geïnsemineerd. De tijd tussen de eerste en
tweede keer insemineren noem je
verliesdagen. Iedere verliesdag kost
€2,50/zeug. En het totaal aantal
herdekkingen mag daarom max. 10% zijn.
Goede klauwen en beenwerk zijn een
belangrijk selectiecriterium. De kraamperiode is een goed moment om de klauwen te beoordelen,
omdat:
- De zeugen een groot gedeelte van de dag liggen
- Je goed zicht hebt op de klauwen
Een afwijkende stand van de klauwen leidt tot vergroeiingen en daarmee tot klauwproblemen. De
kwaliteit van het beenwerk van de zeug wordt beïnvloed door:
- Ras
- Huisvesting
- Voeding
- Omgang met de dieren
,Anatomie van de klauw 1. De bijklauw
De bijklauw is een niet tot klauw ontwikkelde teen. Deze heeft
geen functie bij het voortbewegen van de zeug.
1 2. Balgebied
2 Het balgebied is het gebied dat de zeug, met name aan de
3 kant van de buitenklauw, het meest belast bij het
4 5 1 voortbewegen.
3. Kroonrand
De kroonrand is het onderste stukje huid vlak boven de klauw.
Bacteriën veroorzaken een ontsteking door binnen te dringen
via kleine wondjes in de huid of scheuren in de hoornwand.
Oorzaken van klauw- en 4. Wandhoorn
pootproblemen: De wandhoorn is de beschermlaag tegen het indringen van
schadelijke bacteriën in de klauwen.
- Roosterspleten die te breed
5. Binnen- en buitenklauw
zijn of beschadigd
De klauwen zijn de schoenen van de zeug. Ze dragen niet het
- Uitstekende bouten waar de
grootste gewicht van de zeug, maar bieden bescherming
zeugen op gaan staan
tegen invloeden van buitenaf, zoals bacteriën of scherpe
- Vuile vloeren waardoor zeugen
voorwerpen.
uitglijden, klauwen nat blijven
en ziektekiemen meer kans
krijgen
- Voeding: tekort aan biotine,
zink of algehele ondervoeding
Gevolgen kreupele zeugen
- Kleinere tomen
- Mummies
- Doodliggen van de biggen in het kraamhok, omdat de zeugen minder makkelijk staan
- Melkproductie valt tegen door lagere voeropname, waardoor de biggen minder goed groeien
- Prestaties volgende worp blijven achter
Vooral jonge zeugen worden vanwege klauwproblemen afgevoerd, terwijl de investering in de zeug
nog niet is terugverdient. Jonge zeugen raken vaker betrokken bij rangordegevechten en de klauwen
worden extra belast wat kan leiden tot schade. Een zeug met klauwproblemen moet in een apart
hok herstellen.
Osteochondrose: aantasting van het kraakbeen
Een zeug moet veel functionele spenen hebben. Dit zijn spenen die ook werkelijk melk produceren.
Het doel is immers om zoveel mogelijk biggen bij de eigen zeug groot te brengen. Een opfokzeug
moet minimaal 14, maar het liefst 15 of 16, functionele spenen hebben. De spenen voor de navel
produceren het beste. De uierkwaliteit van de zeug zal, naarmate zij ouder wordt, afnemen.
Melk is de belangrijkste voedingsbron voor biggen in de eerste levensweken. Genetische
eigenschappen van de zeug hebben invloed op de verschillen in de melkproductie.
Zaken die de melkproductie negatief kunnen beïnvloeden zijn:
- Te weinig voer
- Ziekte door uierontsteking
, - Hitte
Ook het zooggedrag speelt een rol bij de melkproductie. Hoe vaker de biggen drinken, hoe hoger de
melkproductie. Bij een eersteworpszeug leg je alle spenen vol, desnoods met biggen van een andere
zeug. Anders zal een niet-gebruikte speen bij de tweede worp minder melk produceren.
Het vervangingspercentage ligt jaarlijks op 40%-45%, wat betekent dat er bij iedere worp ongeveer
18% van de zeugen moet worden vervangen. Je voert een zeug af als je op basis van haar
individuele gegevens kunt verwachten dat haar productie lager ligt dan die van een vervangende
fokzeug.
Kengetallen
Kengetal Mogelijke streefwaarde
Aantal levende biggen per worp Minimaal 14-15 bij jonge dieren, 15-16 bij oude
Percentage uitval tot spenen 12% of minder
Aantal doodgeboren biggen per worp Maximaal 8%-9% van totaal geboren biggen
Leeftijd uitval tot spenen Na 3 dagen mag er niet veel uitval meer zijn
Gespeend per worp Streven naar 13 of 14
Levend geboren biggen per zeug per jaar 32 tot 35
Gespeende biggen per zeug per jaar 30 tot 33
Grootgebrachte biggen per zeug per jaar 29 tot 32
, Hoofdstuk 2 De inseminatiestal
Het aantal plaatsen in de inseminatiestal hangt samen met:
- Aantal zeugen op het bedrijf
- Drachtpercentage
- Productiesysteem (week- of meerwekensysteem)
Bij een weeksysteem speen je iedere week biggen en zijn er iedere week zeugen die werpen en die
je insemineert. Het lukt niet om alle zeugen binnen een week te verplaatsen en te insemineren.
Bij een meerwekensysteem is de groep al naar de drachtstal verplaatst als er een nieuwe groep
aankomt.
Een goed drachtpercentage – het aantal zeugen dat drachtig is na de eerste inseminatie – is 90%.
Berekening:
Aantal zeugen per weekgroep:
drachtpercentage + 5% reserve = aantal plaatsen per week. Aantal plaatsen per week x 2 = aantal
plaatsen in de inseminatiestal.
De afdelingen in de inseminatiestal reinig en ontsmet je na iedere ronde. Hiermee verklein je de kans
dat guste dieren ziektes oplopen. Tijdens de berigheid is de weerstand van de guste zeugen minder
en bij onzorgvuldig insemineren kunnen ziektekiemen in de baarmoeder komen.
Het beste is om in de inseminatiestal twee voercircuits te installeren, zo kunnen de nog groeiende
gelten ander voer eten dan de oudere zeugen.
Water is voor de zeugen erg belangrijk. Wanneer de zeug te weinig drinkt, zal zij ook minder eten. De
vruchtbaarheid wordt slechter en de kans op urineweginfecties nemen toe. Per minuut moet er 1,0 –
1,5 liter water uit de nippel komen.
In de inseminatiestal mag een zeug tot 4 dagen na inseminatie in een voerligbox blijven en daarna
moet ze tot een week voor werpen in de groep worden gehuisvest.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller jorikevandoorn. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.27. You're not tied to anything after your purchase.