Het boek is samengesteld door: docenten Toegepaste Psychologie Fontys Hogescholen HRM en Psychologie. De volgende onderwerpen worden besproken: Babytijd, Peuter en kleuter, Schoolgaand kind, Adolescentie, Jongvolwassenheid, Middelbare leeftijd en Ouderdom.
Tentamen behaald met een 8,3
samengesteld door docenten toegepaste psychologie fontys hogescholen hrm en psychologie
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Fontys Hogeschool (Fontys)
Toegepaste Psychologie
Ontwikkelings Psychologie
All documents for this subject (1)
Seller
Follow
Britt457253
Reviews received
Content preview
Ontwikkelingspsychologie
Week 1: Babytijd – van geboorte tot 3 jaar
Week 2: Peuter en kleuter fase – van 3 tot 6 jaar
Week 3: Schoolgaand kind – van 6 tot 12 jaar
Week 4: Adolescentie – van 12 tot 20 jaar
Week 5: Jongvolwassenheid
Week 6: Middelbare leeftijd
Week 7: Ouderdom
Centrale vraagstukken
Continue verandering vs discontinue verandering.
o Continue ontwikkeling gaat om een geleidelijke ontwikkeling waarbij ontwikkelingen uit
een bepaald niveau voortvloeien uit dat van vorigen niveau, zoals lengte.
o Discontinue ontwikkeling gaat over de ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaats
vindt, waarbij elk stadia een ander gedrag op levert dan een eerder stadia. Denk
bijvoorbeeld aan lachen, lopen, de fijne en de grove motoriek.
Kritieke periode vs gevoelige periode.
o Kritieke periodes zijn een specifieke tijd in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste gevolgen heeft. Dit kan bijvoorbeeld een afwezige vader of moeder
zijn geweest.
o Gevoelige periode dat zijn afgebakende periodes meestal vroeg in het leven van iemand,
waarin dat persoon extra gevoelig is voor omgevingsinvloeden. Deze hebben dan betrekking
op een bepaald facet van de ontwikkeling. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de taalontwikkeling
in de eerste 6 jaar, je kunt hier heel goed het verschil in zien of het lezen erg gemotiveerd
wordt door de ouders of juist niet.
Nature vs Nurture.
o Nature zijn de kenmerken die we van de omgeving meekrijgen.
o Nurture zijn de kenmerken die we bij onze geboorte mee hebben gekregen.
Levensloop model vs focus op specifieke periode.
o Het deel vanaf de prenatale ontwikkeling en adolescentie worden benaderd vanuit het idee
welke ontwikkeling maakt ieder mens mee in deze fase. Vanaf jongvolwassene tot oudere
wordt er meer gekeken naar het levensloop model, dus welke thema’s kan een mens tegen
komen in deze fase en hoe hangt je later ontwikkeling samen met je vroegere ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling volgens Jean Piaget van de babytijd t/m
volwassenheid
Steun en kritiek over Piaget
Piaget kreeg flink wat kritiek. Zo werdt zijn idee verworpen dat cognitieve ontwikkeling de basis heeft van
motorische activiteiten. Dit omdat is gebleken dat kinderen met een fysiek handicap zich op dezelfde
manier ontwikkelen dan kinderen zonder fysieke handicap. Andere ontwikkelingspsychologen hebben
kritisch naar de theorie van Piaget gekeken en hebben hier ook kritisch meningen over:
Sommige vragen af of de cognitieve groei ook echt in sprongen gaat zoals Piaget beschrijft of dat
het juist meer geleidelijk verloopt.
De theorie van Piaget geeft ook geen verklaring over de invloed van verschillende culturen en
verschillen binnen individuen.
Sommige psychologen vinden dat Piaget onderschat wat sommige kinderen al op een bepaalde
leeftijd kunnen.
Piaget geeft ook geen verklaring op de verschillende soorten intelligentie, terwijl veel onderzoekers
vast hebben gesteld dat dit er wel is.
, Ook blijkt dat formele denk operaties niet de meest geaffecteerde vorm van denken zijn, het
denken blijft zich ontwikkelen ook na de adolescentie tot in de vroegen volwassenheid.
Jean Piaget (1896-1980) verdeelde de cognitieve ontwikkeling in vier verschillende fases:
1. Sensomotorische stadium: het eerste stadium in Piagets theorie, waarin het kind sterk afhankelijk
is van zijn aangeboren motorische reactie op stimuli. In deze fase leert een baby vooral door dingen
te doen en door dingen te ervaren. Deze fase loopt ongeveer tot het 2de levensjaar.
o Een baby leert door dingen aan te raken, te voelen en door pakken.
2. Preoperationele fase: in deze fase begint pas echt het denken en leren ze logisch te redeneren.
Deze fase loopt ongeveer tot het 7de levensjaar.
3. Concreet operationele fase: in deze fase ontwikkelt het kind om concreet te kunnen denken en het
redeneren ontwikkelt zich dan nog verder.
o In deze fase leert een kind bijvoorbeeld rekenen.
4. Formeel operationele fase: in deze fase begint het abstract te kunnen gaan denken. Deze fase
begint in de adolescente tot volwassenheid.
Sensomotorische stadium
Baby’s maken vanaf de geboorte al een enorme cognitieve groei. Jean Piaget heeft veel onderzoek gedaan
naar de cognitieve ontwikkeling van baby’s en kinderen. Een van de belangrijkste uitgangspunten van zijn
theorie is dat het denken van de mens gebeurt aan de hand van schema’s.
Schema’s zijn bepaalde mentale structuren waardoor wij de wereld zien.
o Zo kan een baby een schema hebben van de moeder of een schema van hoe je moet eten.
Baby’s zijn nog erg flexibel in het aanpassen van deze schema’s. Het aanpassen van een schema wordt
adaptatie genoemd. Adaptatie kent twee verschillende vormen:
Assimilatie: is wanneer er iets nieuws plaats vindt binnen het gene dat wij al weten.
o Voorbeeld: een kind heeft geleerd dat een hond een dier is, als hij ontdekt dat ook katten
dieren zijn, wordt "kat" ondergebracht in het schema "dier". Kat wordt dus geassimileerd in
het schema dier.
Accommodatie: is het uitbreiden van een bestaand schema.
o Voorbeeld: een kind heeft een schema van mijn vier potig dier is een hond. Uiteindelijk
komt hij een kat tegen met vier poten en wordt verteld dat dit geen hond is maar juist een
kat. Het kind realiseert dan dat niet alle dieren met vier poten een hond zijn.
Door nieuwe informatie te assimileren met een bepaald schema of een bestaand schema aan te passen
aan nieuwe informatie, dus te accommoderen. Gaat een baby de wereld om zich heen steeds beter
begrijpen.
Circulaire reactie: een activiteit die de ontwikkeling van cognitieve schema’s mogelijk maakt dankzij
de herhaling van een willekeurige motorische handeling.
Piaget verdeelde de sensomotorische fase op in 6 verschillende substadia:
Substadium 1: in de eerste maand van het leven wordt de cognitie vooral bepaald door een aantal
eenvoudig aangeboren reflexen. Zoals het grijpreflex en het zuigreflex.
Substadium 2: ongeveer na 1 maand tot 4 maanden zit het kind in het 2de stadia. Dit is het stadium
van de eerste gewoonten en primaire circulaire reacties. Dit zijn activiteiten die een baby blijft
doen, omdat het bijvoorbeeld fysiek prettig voor hem/haar is. Denk hierbij aan een baby met een
zacht knuffeltje die hij/zij blijft aanraken, omdat het lekker zacht aanvoelt. Dit herhalen van
activiteiten zorgt ervoor dat er bepaalde schema’s worden aangemaakt.
Substadium 3: ongeveer na 4 maanden tot 8 maanden zit het kind in het 3de stadia. Dit is het
stadium van de secundaire circulaire reacties. Hierbij gaat een kind zich meer naar de buitenwereld
richten. In deze fase wordt er meer ingespeeld op de omgeving om de baby heen en zien ze ook in
dat ze een oorzaak kunnen zijn van iets dat in hun omgeving gebeurt. Ze gaan meer hun stem
gebruiken, omdat ze zien dat de vader/moeder hier op reageert.
, Substadium 4: ongeveer na 8 maanden tot 12 maanden zit het kind in het 4de stadia. Dit is het
stadium van de coördinatie van secundaire circulaire reacties. In dit stadium leert een baby
gebeurtenissen op hun gecoördineerde manier uitlokken. Dit wordt ook wel intentioneel gedrag
genoemd. Een baby heeft namelijk een bepaalde intentie en wil iets bereiken met zijn/haar
handelingen. In deze fase kan een baby iets weg duwen om iets te pakken wat daar achter ligt. In
dit stadium ontwikkelt zich ook het besef van object permanentie. Dit wil zeggen dat een baby gaat
beseffen dat iets wat niet meer zichtbaar is niet ophoud te bestaan. Intentioneel gedrag: gedrag
waarbij verschillende schema’s gecombineerd en geordineerd worden tot een enkele actie om een
probleem op te lossen.
Substadium 5: ongeveer na 12 maanden tot 18 maanden zit het kind in het 5de stadia. In dit stadium
ontwikkelt zich de tertiaire circulaire reacties. Een kind wordt dan nieuwsgieriger en gaat op
verschillende manier kijken naar welke gevolgen zijn daden hebben. Dit doet het kind uit interesse.
Een kind kan hierdoor hard of zacht met een bal gaan gooien en kan kijken wat er vervolgens
gebeurt.
Substadium 6: ongeveer na 18 maanden tot 24 maanden zit het kind in stadia 6. In dit stadium
ontwikkelt zich het begin van het denken. In deze fase kunnen kinderen een mentale representatie
van iets of iemand maken, waardoor ze opzoek kunnen gaan naar iets dat niet in beeld is
bijvoorbeeld een speeltje. Ook kunnen ze doen alsof ze iets aan het doen zijn zoals drinken of
drinken in schenken met speelgoed. Mentale representatie: een innerlijke voorstelling van een
gebeurtenis of object.
Preoperationele fase
Deze fase loopt van 2de tot het 7de jaar. In deze fase leren kinderen.
Symboolgebruik: Dit wil zeggen dat een kinder iets niet meer letterlijk hoeft te zien om ermee te
kunnen spelen.
Cognitieve operaties: dit zijn de georganiseerde, formele, logische mentale processen. Een kind in
deze fase heeft hier alleen nog niet genoeg controle over. Het kind kan dan bijvoorbeeld zijn
fantasieën soms letterlijk voor werkelijkheid nemen.
PECS is een veelgebruikt systeem om kinderen te ondersteunen bij het begrijpen van symbolen. Hierbij
worden plaatjes van objecten getoond met daaronder het bijbehorende woord. In deze fase zijn kinderen
ook geneigd om te centreren.
Centratie: het onvermogen van jonge kinderen om zich op meer dan 1 aspect van een stimulus te
concentreren, ook wel het focussen op 1 bepaalde toestand en niet het proces.
Door centratie maken kinderen nog veel fouten in conservatie opdrachten.
Conservatie: het inzicht dat als er iets verandert aan het uiterlijk vertoon van een object, dat nog
niet hoeft te betekenen dat het object op alle andere fronten ook verandert. Kinderen focussen
zichzelf op een aspect van het geheel.
o Voorbeeld: Er zijn 3 glazen, glas A en B zijn even groot en hebben dezelfde hoeveelheid
water en glas C is een hoger glas waar niks in zit. Het water uit glas B wordt overgegoten in
glas C. Wanneer er wordt gevraagd, zit er even veel water in glas C als in glas A of zit er
meer water in glas. Op het moment dat een kind aangeeft dat er meer water zit in glas C,
omdat het water hoger staat zal het kind nog moeite hebben met conservatie.
De meeste kinderen kunnen dit pas rond 6 of 7 jaar, op deze leeftijd hebben ze inzicht in conservatie.
Hierdoor snappen ze dat wanneer 1 aspect van de situatie verandert, dat dit niet gelijk betekend dat alles
dan verandert. Dat kinderen dit pas rond een bepaalde leeftijd snappen komt, doordat ze mentaal dingen
leren terug te draaien.
Reversibiliteit: het terug kunnen draaien van een bepaalde situatie.
Transformatie: het besef dat er iets gebeurt, waardoor een object van de ene naar de andere
toestand gaat. Het kind heeft het besef dat er een transformatie plaats vindt.
o Voorbeeld: Kinderen kunnen dan het overgieten van de glazen terug draaien. Dus wanneer
ze het water van glas C weer terug zouden gieten in glas B. Ze kunnen dan zien dat er dan
nog steeds even veel water in zit.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Britt457253. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.