Volledige aantekeningen van alle colleges van Corporate Governance & Corporate Litigation. Het vak was vanuit huis te volgen dus kon veel op pauze worden gezet om te zorgen dat alle college aantekeningen compleet zijn. Het bevat alle hoorcolleges uitgewerkt (dus niet: integratie en vragencolleges),...
Hi Willemijn,

Great that the notes can still help you this academic year! 

Good luck with your exam!

Greetings,
Lisa
Hoorcolleges
Hoorcollege 1 & 2
Te behandelen onderwerpen:
• Agency-problemen: historische voorbeelden, agency-theorie;
• Belang van de vennootschap: aandeelhoudersbelang of belangenpluralisme, maatschappelijke taakopdracht;
• Organen: onderlinge verhouding, taken & richtsnoer van handelen.
Xeikon was een vennootschap waarvan een gedeelte 29% in handen was van beursaandeelhouders. De overige 71% was in
handen van grootaandeelhouder Punch. De bestuurder van Punch was Dumarey. Dumarey en Cok zijn ook aandeelhouders
in Punch. In Xeikon waren Dumarey en Cok commissarissen. Punch was aandeelhouder in Accentis. Aandelen van Accentis
werd verkocht aan Xeikon, voor een te hoge prijs. Vervolgens werd een aantal jaren later het terug verkocht maar nu voor
een te lage prijs. De belangen van de minderheidsaandeelhouders die werden 2 maal hiervan dus de dupe. De OK heeft in
een enquêteprocedure een onderzoeker benoemd. Die heeft een onderzoek gelast en dat onderzoek loog er niet om. Hij
oordeelde dat er wanbeleid was binnen Xeikon. De OK oordeelde hetzelfde: ‘Met overdracht Accentis aan Xeikon diende
Punch slechts haar eigen belang. Xeikon had geen enkel strategisch belang en betaalde een te hoge prijs. Cok bemoeide zich
ondanks tegenstrijdig belang actief met het overnameproces. Xeikon had moeten waken over de belangen van haar
minderheidsaandeelhouders.’ Dit proces wordt ook wel tunneling genoemd, waarbij ondergronds vermogensbestanddelen
worden overgedragen naar de grootaandeelhouder(s). Er was wel een fout gemaakt in de OK waardoor in cassatie een
formeel gebrek bleek, de OK moest hierover opnieuw oordelen. Over de tweede transactie werd het cassatieberoep
verworpen. Dit is een voorbeeld van een probleem in de corporate governance.
De VOC is ontstaan uit een fusie van kleine vennootschappen. Dit uit economische redenen, namelijk de beperking van de
concurrentie zodat de prijzen lager zouden zijn. De fusie had ook een strategische reden, namelijk om Spanje en Portugal te
blokkeren, omdat ze de opbrengsten die ze uit Indië haalden gebruikten om oorlog te voeren. Doel van de fusie tot de VOC
was daarom ook te zorgen dat deze inkomstenbron werd weggenomen. De verschillende voorcompagnieën kwamen terug
in de kamers van de VOC. Daar waren bewindhebbers en 17 van hen werden afgevaardigd in de Heren XVII. Dat was
verantwoordelijk voor het algemene beleid. Als fusie bleek de VOC een groot succes, mensen hadden hoge
winstverwachtingen à beleggers stonden daarvoor in de rij. Er was dus heel veel geld beschikbaar. De participanten
(aandeelhouders) hadden in het geheel geen zeggenschap, dat wilden ze ook niet. Beleggers wilden het puur voor de winst.
De VOC werd opgericht voor 21 jaar en na 10 & 21 jaar zou er verantwoording worden afgelegd over het gevoerde beleid,
inkomsten en uitgaven. Dit zouden ook de momenten zijn waarop participanten konden uittreden, dan konden ze hun
aandelen terug verkopen aan de vennootschap. De overdraagbaarheid van participaties werd wel voorzien, maar er werd
niet voorzien hoe veel er in deze participaties gehandeld zou worden. Zelfs al voordat de VOC de zee op ging was er een grote
handel in de participaties. Via een natuurlijk proces kwam er een beurshandel op gang. De winst in het begin valt tegen. De
tussentijdse exit-mogelijkheid maakt dat de organisatie zelf langer in leven kon zijn, toen de bewindhebbers dat ontdekten,
gingen ze zich focussen op de lange termijn. Ze zijn daartoe een internationaal handelsnetwerk gaan opzetten in het oosten.
Dit kostte in de beginjaren heel veel geld. In de eerste 20 jaar vielen de winsten behoorlijk tegen. Vanaf het 18e jaar ging het
toenemen. De verantwoording was ook behoorlijk tegengevallen, na 10 jaar was er geen verantwoording afgelegd. De
bewindhebbers vroegen wel om verlenging van het octrooi. Het was ook niet mogelijk om van de exit-mogelijkheid gebruik
te maken, al kon dit (natuurlijk) wel gewoon via de beurs. De bewindhebbers zijn intussen heel rijk geworden, de beleggers
kwamen daarom in opstand. Ze verlangen een aandeelhoudersvergadering, zodat participanten inspraak hebben. Daarnaast
waren de bonussen van de bewindhebbers afhankelijk van de winst én afhankelijk van de uitrustingskosten voor de reizen.
Dus: hoe duurder de reizen waren, hoe hoger de bonus. Dit is een voorbeeld van hoe bestuurders die te weinig worden
gecontroleerd door de aandeelhouders, verleid kunnen worden om zichzelf te verrijken ten koste van de vennootschap en
daarmee ten koste van de aandeelhouders. Een problematiek die we vandaag de dag nog steeds (op iets andere wijze) kunnen
tegenkomen.
Ander voorbeeld uit Rotterdam. Dat is Lodewijk Pincoffs, hij was een betrokken bij de Rotterdamsche Bank. Hij had zelf de
Afrikaanse Handelvereniging opgericht. Vervolgens is de ontwikkeling van Feyenoord waarbij hij betrokken was. Hij ging een
private onderneming starten, de Rotterdamsche Handelvereniging die zich gaat toeleggen op de ontwikkeling van Feyenoord
tot haven. Wat bleek: de Afrikaanse vereniging leed al jarenlang verlies, hij had al die jaren van de Rotterdamsche het geld
gebruikt om de gaten in de Afrikaanse vereniging te dichten en had zichzelf ook goed toebedeeld. De verliezen stapelden zich
op, toen ontstond er toch wantrouwen. Hij nam toch de benen naar de Verenigde Staten om te ontkomen aan de schulden.
Dit is dus een ander probleem: door gebrek aan verantwoording, wordt opnieuw geld weggesluisd door een
aandeelhouder/bestuurder naar een andere vennootschap.
Vandaag de dag wordt er met regelmatig gedebatteerd of het aandeelhoudersbelang te veel voorop staat of niet of dat er
toch meer ruimte moet zijn voor een ruimere belangenafweging door bestuurders. In de Anglo-Amerikaanse traditie en
waarin de rechtseconomische benadering de boventoon voert, daar heeft nog steeds het primaat van het
aandeelhoudersbelang grote aanhang. Even terug naar Nederland; ook hier heeft het aandeelhoudersbelang heel lang de
boventoon gevoerd, maar op een andere manier. Volgens de oude opvatting (tot 1960) wordt de NV gezien als een contract
2
, Corporate Governance & Corporate Litigation
tussen aandeelhouders (dus als een gekwalificeerde maatschap). De aandeelhouders waren in deze opvatting soeverein, zij
hebben de hoogste macht. De aandeelhouders stellen dan bestuurders aan om namens de aandeelhouders het gezamenlijk
vergaarde geld aan te wenden om daar een onderneming van te voeren. De aandeelhouders delegeren hun taken dus aan
‘lasthebbers’ (bestuurders). Hierbij waren de bestuurders dus ondergeschikt aan de aandeelhouders en was de bevoegdheid
van de bestuurders dus een ‘afgeleide’ van de aandeelhouders. Het is heel logisch om binnen deze opvatting de belangen
van aandeelhouders voorop te zetten.
In de tweede helft van de jaren 60 is de opvatting gekanteld. Dit kwam doordat de ondernemingen enorm aan het groeien
waren. Door de groeiende ondernemingen veranderden ook de taken en verantwoordelijkheden van de bestuurders; ze
kregen oog voor ‘arbeidsbelangen’. Daarnaast groeit het aantal aandeelhouders, waardoor het moeilijker wordt voor de
aandeelhouders om invloed uit te oefenen op het bestuur, omdat zij een kennisachterstand krijgen, ze elkaar niet kennen en
zij minder betrokken zijn waardoor de opkomst op de AV daalt. Er moesten daarom ook beschermingsmaatregelen komen
tegen een toevallige meerderheid. De bestuurders werden dus machtiger en de aandeelhouders verliezen invloed. De
oriëntatie van de bestuurders verandert hierbij ook meer van het belang van de aandeelhouders, naar het belang van de
vennootschap en andere stakeholders.
Maeijer en van der Grinten hebben hierop de grootste invloed gehad vanuit de literatuur. Maeijer zei over het
vennootschappelijke belang: ‘Het vennootschappelijk belang is het belang dat de vennootschap heeft bij haar eigen gezonde
bestaan, uitgroei en voortbestaan met het oog op het te bereiken doel. Waaronder het belang van de (continuïteit van de)
aan de vennootschap verbonden onderneming.’ Hij is het dus meer gaan bekijken vanuit het belang van de zelfstandige
rechtspersoon.
Van der Grinten zegt: ‘Vennootschappelijk belang is de resultante van afweging van belangen van allen die bij de
vennootschappelijke werkzaamheid zijn betrokken. Hoe deze afweging dient te geschieden, welk gewicht eventueel
contrasterende belangen in de schaal behoren te leggen, hangt af van de concrete situatie.’ Dit wordt de resultanteleer
genoemd. Vanuit Anglo-Amerikaans perspectief is dit bekritiseerd: ‘A manager told to serve two masters has been freed of
bot hand is answerable to neither.’ Als je alle mogelijke belangen in aanmerking moet nemen, aan wie ben je dan
verantwoording verschuldigd. Volgens hen is het gevolg van dit belangenpluralisme dus dat het de facto ertoe leidt dat de
bestuurders oppermachtig zijn.
De onderneming is het sociaal maatschappelijk verschijnsel van een aantal mensen die deelnemen aan het economisch
verkeer om daaruit winst te behalen. De vennootschap is een rechtsvorm die geschikt is om een onderneming in te voeren.
In de Cancun-zaak (r.o. 3.1) formuleert de Hoge Raad de huidige Nederlandse leer. Cancun Holding II BV was een Nederlandse
vennootschap die was een joint venture opzetten om een hotel in Mexico te gaan bouwen. Dat deden ze aanvankelijk in een
50/50 verhouding. Inversiones en Cancun Holding I hadden dus beide 50% in Cancun Holding II en Cancun Holding II was
vervolgens houder van Efesyde. Er werd nog een derde partij, Invernostra bij betrokken. Inversiones en Cancun Holding I
hadden toen beide 46,5% en Invernostra 7% in Cancun Holding II. Alle vennootschappen hadden een bestuurder in Holding
II. In de aandeelhoudersovereenkomst werd de gelijkwaardige positie van Inversiones en Cancun Holding I besproken. Het
hotel wordt gebouwd, maar Inversiones heeft als leverancier ook bouwwerkzaamheden verplicht in het hotel en heeft dus
een vordering op Efesyde i.v.m. installatiewerkzaamheden van USD 14,5 mln. Vervolgens moet er een nieuwe financiering
komen van de bank. De bank zegt: de balans moet worden opgeschoond, dus de schuld moet van de balans af. Efesyde geeft
dan aandelen uit aan Inversiones en die aandelen moeten worden volgestort en dat gebeurt door de schuld daarmee te
verrekenen. Dat heet dan een death-for-equity-swap. De schuld wordt omgezet in aandelenkapitaal. Daarmee ontstaat een
direct 78% belang van Inversiones in Efesyde. Cancun Holding II (dus Inversiones, Invernostra en Cancun Holding I) heeft de
overige 22%. De bedoeling was dat dit na financiering weer zou worden teruggedraaid. Er wordt dus ook niet veel over
opgeschreven, want het was echt maar bedoeld voor heel tijdelijk. De bank verleent geen banklening. Inversiones zegt
vervolgens: dit 78% belang bevalt eigenlijk wel goed, dus we gaan het niet terugdraaien. Inversiones had toen dus echt een
groot belang (bijna 90% bij elkaar). Dit wordt in de beschikking van de Hoge Raad de 1e verwatering genoemd.
Vervolgens gebeurt er een tweede stap: Invernostra verkoopt haar aandelen aan Inversiones. Dit gebeurt zo dat Cancun
Holding I daarvan niet op de hoogte wordt gesteld. De bestuurders (dus ook de bestuurder die was ingesteld vanuit Cancun
Holding I) waren hiervan op de hoogte maar had dit niet door gecommuniceerd. De overeenkomst was aangegaan op grond
van gelijkwaardigheid. Dit was de 2e verwatering. Vervolgens vindt de 3e verwatering plaats doordat Efesyde aandelen
uitgeeft aan Inversiones, waardoor Inversiones rechtstreeks 99,87% krijgt en Cancun Holding II nog maar 0,13% heeft in
Efesyde. Daarnaast worden de boekingsgelden omgeleid; deze komen nu (fiscaal nadelig) binnen via Efesyde. Met andere
woorden: die installatiewerkzaamheden van Inversiones was eigenlijk het begin van het toenemen van de zeggenschap en
macht van Inversiones in Efesyde. Cancun Holding I gaat vervolgens naar de OK en die begint een enquêteprocedure.
De OK zegt: deze gang van zaken waarbij Cancun Holding I op een zijspoor wordt gezet en niet wordt geïnformeerd, dat moet
als wanbeleid worden aangemerkt. De OK moet zich vervolgens afvragen wie er dan verantwoordelijk is voor dat wanbeleid.
De OK zegt: alle bestuurders. Inversiones en de bestuurders gaan in cassatie. De Hoge Raad grijpt deze gelegenheid aan om
op papier te zetten hoe de taakopdracht van bestuurders moet worden begrepen. De Hoge Raad begint ermee te overwegen
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lisaquant. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.