Welvaartsverschillen tussen landen kun je op verschillende manieren meten:
1. Bruto binnenlands product per hoofd. Berekening: de waarde van goederen en
diensten die in één jaar geproduceerd worden door alle personen en bedrijven in dat
land delen door het aantal inwoners.
2. Samenstelling beroepsbevolking. De algemene regel is, hoe hoger het
ontwikkelingspeil, hoe minder mensen werken in de landbouw en meer in de formele
dienstensector.
Welzijn meten: VN-ontwikkelingsindex (welzijnsindex) : naast inkomen let je op
alfabetiseringsgraad en de levensverwachting.
Problemen meten welvaart:
1. De dollar is niet overal evenveel waard. Oplossing= koopkracht: de prijs van een
gevulde boodschappenmand is voor elk land omgerekend naar de dollar.
2. De inkomsten uit de informele sector, ruilhandel en zelfvoorziening in de landbouw
telt niet mee in de statistiek.
3. BBP laat geen sociale verschillen zien.
4. BBP laat geen regionale verschillen zien.
§1.2: Patronen: bevolkingsspreiding
Het gemiddelde aantal inwoners per km2 noem je bevolkingsdichtheid. Dit verschilt per
gebied. De grootste bevolkingsconcentraties liggen aan de randen van continenten, in
kustvlaktes, langs rivieren en in vruchtbare gebieden.
De verklaring van de bevolkingsspreiding heeft verschillende factoren:
1. De natuurlijke mogelijkheden (klimaat, vruchtbare bodem, beschikbaarheid water en
niet te bergachtig. Deze factoren zorgen voor een dichtbevolkt gebied).
2. De ligging ( gebieden die gunstig liggen t.o.v. economische kerngebieden of daarmee
verbonden zijn, zijn dichter bevolkt dan perifeer gelegen ontoegankelijke streken).
3. Het koloniale verleden.
Er is een sterke migratiestroom van het arme zuiden naar het rijke noorden. Europa en de
V.S zijn populaire vestigingsgebieden voor migranten.
Verschillende migranten:
1. Economische migranten (voor geld)
2. Vluchtelingen ( onderdrukking of oorlogsgeweld. Ook wel politieke migrant).
3. Ecologische migrant ( natuur-en/of milieurampen).
Er is ook een grote grote groep migranten die binnen continenten trekt. Veruit de meeste
migranten zijn echter in hun eigen land, bijvoorbeeld van het platteland naar de stad.
, §1.3: patronen: de culturele wereldkaar
Cultuurelementen waaraan je een cultuur herkent:
1. Verstand ( bijvoorbeeld taal, godsdienst).
2. Manier van samenleven ( bijvoorbeeld wetten, familiebanden, opvoeding, positie
vrouw).
3. Materiële kenmerken ( bijvoorbeeld inrichting van het land, bouwstijl, kleding).
In een cultuurgebied komen één of meerdere culturen die sterk op elkaar lijken voor.
De spreiding van een cultuurelement uit een kerngebied noem je diffusie. Tegenwoordig
gebeurt dit vooral door de media, internationale handel, migratie en toerisme.
Godsdienst in één van de belangrijkste cultuurelementen. Godsdienst verspreid zich door:
1. Verovering
2. Kolonialisme
3. Handel
§1.4: samenhang: ontwikkeling en economie
Landen in de wereld zijn te verdelen in drie hoofdgroepen:
1. Centrum ( rijke, vooral westerse landen).
2. Semiperiferie (landen die de afgelopen twintig jaar flink zijn gegroeid).
3. Periferie ( de armste landen).
Oorzaken waarom de welvaart in de wereld slecht is verdeeld:
1. Interne oorzaken (de reden ligt in het land zelf), bijvoorbeeld natuurlijke oorzaken
(droog, onvruchtbaar, geen verbinding met zee, gebrek aan natuurlijke
hulpbronnen) of menselijke oorzaken (slecht bestuur, corruptie, oorlogen.
2. Externe oorzaken, vaak door de relatie arm land en rijk land(rijke land is dominant).
Als gevolg hiervan ontstaat tussen centrum en periferie een ongelijk uitwisseling van:
1. Goederen (bijvoorbeeld grondstoffen uit periferie en kapitaalgoederen uit centrum)
2. Arbeid ( ongeschoolde migranten uit de periferie en hogeropgeleide uit het centrum)
3. Kapitaal ( bijvoorbeeld investeringen, leningen van centrum en schulden uit periferie)
In feite bepaalt het centrum de ontwikkeling in de periferie.
De rolverdeling in het wereldsysteem:
1. Centrumlanden ( het “noorden”) : producenten van hoogwaardige industrie.
2. Het “zuiden” is opgesplitst in drie groepen:
1. Opkomende landen( bijvoorbeeld China,Brazilië, Turkije). Tussen 2002 en 2014
werden deze landen de motor van de wereldeconomie. Vanaf 2014 remt de groei.
2. Middengroep (Bijvoorbeeld India, Vietnam, Nigeria). Het bbp steeg snel in deze
landen na 2010.
3. Achterblijvers (de allerarmste, vooral ten zuiden van Sahara). Hun exportpakket
bestaat vooral uit grondstoffen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller isadoradooijes11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.