De interpretatiemethoden op een rij
De grammaticale interpretatiemethode
De wetshistorische interpretatiemethode
De rechtshistorische interpretatiemethode
De wetsystematische interpretatiemethode
De teleologische interpretatiemethode
De anticiperende interpretatiemethode
Hoofdstuk 1:
Wettenbundel: een verzameling van officiële teksten van regels die voor het onderwijs interessant en noodzakelijk
zijn.
Wetten in formele zin: wetten die tot stand zijn gebracht door de regering en de Staten-Generaal.
Opschrift: officiële naam van een regeling. Elke regeling heeft een unieke naam.
Citeertitel: officiële naam waarmee de betreffende wet wordt aangeduid.
Aanhef: de aanhef van een regeling is het stuk tekst dat voorafgaat aan de inhoudelijke regeling.
Considerans: komen als het ware de beweegredenen van de wetgever tot uiting.
Schakelbepaling: een wetsartikel dat bepalingen van toepassing verklaart buiten bijvoorbeeld de afdeling, titel
en/of wet waarin de betreffende bepalingen zijn opgenomen.
Hoofstuk 2:
Lid: zelfstandig stuk tekst binnen een artikel.
Sub: zijn niet opzichzelfstaande stukken tekst die meestal deel uitmaken van een opsomming.
Sublid: een onderverdeeld sub, wordt meestal aangeduid met een cijfer gevolgd door een bolletje.
Rechtsvoorwaarden: als voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden, treedt een bepaald gevolg in. De gevolgen
die daaruit voortvloeien noemen we rechtgevolgen. Ze kunnen niet zonder elkaar anders zouden ze geen nut
hebben.
Twee voorwaarden rechtsgevolgen:
Alternatieve rechtsvoorwaarden: het een of het ander. Er is een keuze mogelijk.
Cumulatieve rechtsvoorwaarden: samenvoegend, ophopend. De rechtsvoorwaarden moeten bij elkaar
worden opgeteld om het rechtsgevolg te laten intreden. Aan zowel de ene rechtsvoorwaarde als de
ander moet worden voldaan willen de gevolgen intreden.
Al wat hiervoor staat kun je als volgt noteren:
Rechtsvoorwaarden noteren we met de letters Rv
Rechtsgevolgen noteren we met de letters Rg
Wanneer er sprake is van een cumulatieve rechtsvoorwaarden nummeren we die met de cijfers 1,2,3,4
enz.
Wanneer er sprake is van een alternatieve rechtsvoorwaarden gebruiken we de letters a,b,c enz.
Juncto: betekend letterlijk ‘in verband met’. Het ene artikel moet in verband met een ander artikel worden gelezen.
Hoofdstuk 3:
Jurisprudentie: rechtsopvatting van de rechtelijke macht zoals die blijkt uit de genomen beslissingen.
Belang van rechtelijke uitspraken: een belangrijke bron waar recht gevonden kan worden.
Nederland kent 11 rechtbanken en die zijn onderverdeeld in vier sectoren: kanton, civiel, straf en bestuur. In de
sector kanton is het altijd een alleensprekende rechter. Bij de overige wordt er door een of drie rechters
rechtgesproken.
, Indien een partij het niet eens is met de beslissing van de rechtbank kan de partij in hoger beroep. De vier
gerechtshoven die we in Nederland kennen zijn onderverdeeld in drie sectoren: strafrecht, civiel recht en
belastingrecht.
De Hoge raad is ons hoogste rechtscollege en de enige in zijn soort. De Hoge Raad is gevestigd in Den Haag. Bij
dit rechtscollege worden zaken behandeld waartegen beroep in cassatie is ingesteld. De uitspraak wordt gedaan
door vijf rechters. Deze worden raadsheren genoemd.
In het civiele recht komen twee soorten rechters voor waar men een procedure in eerste instantie kan starten.
De rechter bij de sector kanton wordt de kantonrechter genoemd. Deze rechter is bevoegd om uitspraken te doen
in zaken waarbij vordering (de eis) het bedrag van 25000 niet overstrijkt. Naast deze vorderingen neemt de
kantonrechter ook kennis van alle zaken die te maken hebben met arbeidsovereenkomsten, collectieve
arbeidsovereenkomsten, huurovereenkomsten, huurkoop en pacht.
Dagvaarding: een officieel stuk waarin staat beschreven wat van de wederpartij wordt geëist en waarop deze eis
gestoeld is (gronden).
Gedaagde: wederpartij
Verzoekschrift: is net als een dagvaarding een processtuk, maar qua opzet anders van aard. Verzoekschriften
moeten veelal gebruikt worden in zaken die betrekking hebben op het personen en familierecht. Zo moet een
echtscheidingsprocedure worden aangevangen met een verzoekschrift.
Cassatiemiddelen: de gronden die aangevoerd worden tegen de beslissing van het hoger beroep.
Hoofdstuk 5: inleiding privaatrecht
Publiekrecht: het recht dat geldt tussen de overheid en de burger. De rechtsgebieden die hieronder vallen zijn
strafrecht, bestuursrecht en staatsrecht. Bij staatsrecht staat de organisatie van de overheid centraal. Belangrijke
regelingen tot betrekking tot de organisatie van de overheid zijn het Statuut en de Grondwet. Voor de lagere
overheden is de Gemeentewet een belangrijke regeling. Het bestuursrecht heeft een duidelijk link met
staatsrecht. Het is namelijk voortgekomen uit het staatsrecht en heeft als doel regels te geven voor organen van
de overheid en andere organen die met openbaar gezag zijn bekleed. In het strafrecht worden bepaalde
gedragingen strafbaar gesteld. De belangrijkste regelingen hierbij zijn het Wetboek van strafrecht en het Wetboek
van strafvordering.
Privaatrecht: beschrijft hoe natuurlijke personen en rechtspersonen met elkaar om moeten gaan. Natuurlijke
personen zijn de mensen en rechtspersonen zijn juridische constructies waarbij natuurlijke personen worden
ingezet om de doelstelling van het bedrijf te verwezenlijken. De meeste regels zijn terug te vinden in het BW en
voor de privaatrechtelijke procedure in het Wetboek van Rechtsvordering.
Rechtspersoonlijkheid: bestaat als men door middel van een juridische constructie aan het rechtsverkeer
deelneemt.
Om te achterhalen of een handeling valt onder het publiekrecht of het privaatrecht is het belangrijk om te kijken
naar de relatie tussen de overheid en de burger. Treedt de overheid op als burger/bedrijf of als
overheidsinstelling? Een voorbeeld: het kopen van computers door een ministerie voor zijn ambtenaren. Dit is
een privaatrechtelijke handeling omdat de overheid optreedt als burger/bedrijf.
Het privaatrecht kan op meerdere manieren worden ingedeeld. Een van die manieren is de onderverdeling in
personen- en vermogensrecht. Het verschil is dat vermogensrecht over op geld waardeerbare rechte en plichten
gaat en personenrecht over personen in kwestie zelf.
Het personenrecht is gericht op de persoon: de natuurlijke persoon en de rechtspersoon.
Personen- en familierecht: geeft regels ten aanzien van minderjarigheid, voor- en achternaam, afstamming en
gezag en huwelijk en geregistreerd partnerschap.
Rechtspersonenrecht: gaat over de regels betreffende de nv, bv, de stichting, de vereniging, de coöperatie en de
onderlinge waarborgmaatschappij.
Vermogensrecht: is gericht op het vermogen van de natuurlijke persoon en de rechtspersoon.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lotjebroekhuizen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.01. You're not tied to anything after your purchase.