100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Weektaak 2 OIMA $3.23   Add to cart

Other

Weektaak 2 OIMA

 631 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Weektaak 2 OIMA

Preview 3 out of 7  pages

  • March 5, 2015
  • 7
  • 2014/2015
  • Other
  • Unknown
avatar-seller
Radboud Universiteit Nijmegen
Faculteit der Managementwetenschappen (alle opleidingen)



Onderzoeks- en interventiemethodologie A
2014-2015

Opdracht nummer: Weektaak 2
Namen studenten, studentnummers, handtekening

(1) Eva Thus, 4451961
(2) Gijs Elings, 4499387
(3) Loek Cox, 4383516


Studierichting: Bedrijfskunde
Werkgroepnummer: Groep 11
Inleverdatum: 07-09-2014
Docentnaam: F. Folkvord


Let op: nummer en identificeer elke pagina van deze opdracht met je
werkgroepnummer en datum!




Onderzoeks- en Interventiemethodologie A

,Weektaak 2 Bedrijfskunde, Economie en Bedrijfseconomie



WETENSCHAPSTHEORETISCHE BEGRIPPEN

KENNISVRAGEN
Vraag 1
In het derde hoorcollege heb je kennis gemaakt met drie opeenvolgende
wetenschapsfilosofische stromingen: Logisch Positivisme, Kritisch Rationalisme en
Pragmatisme. Hier volgen drie uitspraken van bekende aanhangers van deze stromingen.:

Ludwig Wittgenstein: ‘Einen Satz verstehen heiβt wissen was der Fall ist wenn er wahr ist’
Karl Popper: ‘We cannot ascend the ladder of science’
Thomas Kuhn: “Proponents of competing paradigms practice their trades in different worlds.”

Leg uit wat de aanhangers van deze stromingen bedoelden met deze uitspraken. Op welke
manier wilde ieder zich hiermee onderscheiden van de vorige wetenschapsfilosofische
opvattingen?

Ludgen Wittgenstein bedoelde met de eerste uitspraak dat een zin pas begrijpelijk is, als deze
de waarheid bevat. Hij volgt een analytische filosofie en de kern is dat alleen empirische
waarheid bestaat. Een zin is dus alleen waar als bewezen is, dat de zin waarheid bevat. (Als
de inhoud van de zin op een empirische manier bewezen is).

Karl Popper bedoeld met de uitspraak ‘We cannot ascend the ladder of science’ dat ‘’ we
kunnen niet stijgen op de ladder van wetenschap’’. Wetenschappelijke vooruitgang is mogelijk
maar we bereiken het eindpunt niet.
Popper’s kritiek luidt als volgt: Het verificatieprincipe verondersteld een inductieve werkwijze.
Via inductie kan de definitieve waarheid van een uitspraak nooit worden vastgesteld.
Popper was groot voorstander van inductie en falsificatie (indien een hypothese gefalsificeerd
is weten we zeker dat die niet klopt).

Kuhn: ‘’ De voorstanders van verschillende paradigma’s oefenen hun vak in verschillende
paradigma’s.
Kuhn was voorstander van toetsing door middel van competitie paradigma’s en theorieën.
Kuhn zag wetenschappelijke vooruitgang via revoluties en paradigma wisseling, die niet lineair
verlopen.
Kennis verwering vond plaats via inductie en abductie. Hierdoor werden theorieën verder
uitgebouwd en verfijnd.

Vraag 2
Vennix onderscheidt in hoofdstuk 3 verschillende criteria voor wetenschappelijkheid. Welke
criteria zijn dit? Welke worden gezien als het meest belangrijk? Over welke criteria bestaat
discussie? Motiveer je antwoorden.

De criteria die Vennix in hoofdstuk 3 onderscheidt voor wetenschappelijkheid zijn ten eerste
openbaarheid, ten tweede herhaalbaarheid en controleerbaarheid en ten derde
replicatieonderzoek. De criteria die gezien wordt als het meest belangrijk zijn
controleerbaarheid en herhaalbaarheid, dit omdat als een onderzoek controleerbaar en
herhaalbaar is, kan het bekritiseerd worden. Er bestaat discussie over het strikt hanteren van
een definitie in een onderzoeksproces. Men is van mening dat naast het bewijzen van iets,
bijvoorbeeld een fenomeen, men ook moet bijdragen aan de theorie die op het fenomeen van
toepassing is.


2

, TOEPASSINGSVRAGEN
Vraag 3
In hoorcollege 3 is aan de hand van het onderzoek naar fenomeen Groupthink de betekenis
uitgelegd van verschillende wetenschapstheoretische begrippen; theorie, hypothese,
wetmatigheid, regelmatigheid (of patroon), mechanisme (of model). Ook is stilgestaan bij de
vraag in hoeverre Janis daadwerkelijk een theorie heeft geformuleerd over
groepsbesluitvorming.

Dit sluit aan bij een bredere discussie over of, en in hoeverre, het mogelijk is om in de sociale
wetenschappen tot volwaardige theorieën te komen. In deze discussie wordt vaak gerefereerd
aan de zogenoemde ‘Democratic Peace Theory’. De kern van deze theorie is gegeven in de
volgende stelling:

‘Democratieën (landen die een democratische regeringsvorm hebben) voeren vrijwel geen
oorlog met elkaar’.

Leg aan de hand van deze stelling de betekenis uit van de begrippen: theorie, hypothese,
wetmatigheid, regelmatigheid en mechanisme. Hebben we hier volgens jou te maken met een
theorie?1

Theorie: een wetmatigheid waarvan wordt verwacht dat deze op meerdere gevallen
toepasbaar is binnen hetzelfde werkveld. Dus in dit geval stelt deze zin een theorie voor, want
men gaat ervanuit dat dit op toepassing is op alle democratieën.

Hypothese: de verwachting dat democratieën geen oorlog met elkaar voeren.

Wetmatigheid: Een goed ingericht besluitvormingsproces leidt minder snel tot oorlog.

Regelmatigheid: In een democratie loopt veel volgens vaste regels en procedures, waardoor
democratien minder gevoelig zijn voor verandering en/of oorlog.

Mechanisme: Doordat een land democratisch is, zal het minder snel in conflict komen met
andere landen.

Vraag 4
In het boek zijn verschillende typen begrippen onderscheiden: individuele tegenover
universele begrippen; empirische tegenover niet-empirische begrippen. Maak van beide
onderscheidingen een tweedimensionale typologie en plaats de volgende begrippen in de
cellen:
1. organisatiecultuur;
2. manager;
3. bureaucratie.

Geef voor elke indeling aan waarom je hier voor hebt gekozen.

Empirisch Niet-empirisch
Individueel Manager,
Empirisch, omdat je kunt
waarnemen of iemand een
manager of leidinggevende is
(er is een bepaalde houding
tussen managers en
werknemers)
Universeel Bureaucratie Organisatiecultuur.

1 Voor meer informatie, zie de wikipedia pagina:
http://en.wikipedia.org/wiki/Democratic_peace_theory
3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Bedrijfskundegroep. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66579 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.23
  • (0)
  Add to cart