Studierichting: Bedrijfskunde
Werkgroepnummer: Groep 11
Inleverdatum: 07-09-2014
Docentnaam: F. Folkvord
Let op: nummer en identificeer elke pagina van deze opdracht met je
werkgroepnummer en datum!
,Onderzoeks- en Interventiemethodologie A
Weektaak 3 Bedrijfskunde, Economie en Bedrijfseconomie
3AONDERZOEKSSTRATEGIEEN
KENNISVRAGEN
Vraag 1
In de syllabus en hoorcollege 4 zijn vijf typen onderzoek besproken: survey, experiment, casestudy,
systeem dynamica en group model building. Welke typen onderzoek zijn in te zetten bij
theoriegericht en welke bij praktijkgericht onderzoek?
Alle begrippen zijn zowel theoriegericht als praktijkgericht. Echter maakt het uit op welke manier
men deze onderzoeksmethodes gaat gebruiken. Bij bijvoorbeeld praktijkgericht onderzoek worden
deze methodes anders toegepast als bij theoriegericht onderzoek.
Vraag 2
In het survey en experiment worden vooral vragenlijsten gebruikt als dataverzamelingsmethode,
terwijl bij casestudy, systeemdynamica en group model building vooral open interview, observatie
en inhoudsanalyse worden gebruikt. Leg uit waarom dat verschil er is.
Bij systeemdynamica, case-study en model building zijn het aantal waarnemingseenheden klein, dit
is bij surveys groot en bij experimenten beperkt. Daarnaast worden er bij sd, gnb en cs veel
eigenschappen te bestuderen. De kenmerken van sd, cs en gnb wordt het onderwerp ook over een
langere periode bestudeerd.
Vraag 3
Elk type onderzoek heeft zijn sterke kant als het gaat om de externe of interne validiteit van de
resultaten. Geef voor elk type onderzoek of de sterke kant vooral de externe of interne validiteit is
(of beide) en waarom?
Survey: Externe validiteit, omdat bij een survey door middel van een steekproefprocedure de
resultaten veel beter te generaliseren zijn een grote populatie toe.
Voor zowel experiment/casestudy/ systeem dynamica/GMB geldt: interne validiteit, omdat er veelal
gebruik wordt gemaakt van weinig onderzoekseenheden en bovendien ook de steekproeven niet op
toeval zijn berust.
TOEPASSINGSVRAGEN
Vraag 4
We keren weer terug naar het filmpje uit het eerste hoorcollege over recidive. In hoorcollege 4 is
uitgelegd dat het experiment een onderzoeksstrategie is waarmee je causale invloeden kunt
vaststellen. Hoe kun je in deze situatie (straf en recidive) een experimentele onderzoeksopzet
gebruiken?
a) Geef je opzet weer in de notatie van een experiment en gebruik daarbij de experimentele
designs die in het hoorcollege aan de orde zijn geweest (zie presentatie). Onderbouw je
keuze.
T1t1 X T1t2
R T2t1 T2t2
V1t1 X V1t2
V2t1 V2t2
Werkgroepnummer 11, 22-09-2014 2
, In dit experiment wordt een groep recidive gebruikt en de kans op recidivisme berekend.
In dit onderzoek wordt door middel van randomisatie willekeurige crimineel
gekozen om een zo zuiver mogelijk experiment te laten plaatsvinden. X (de stimuli) is in dit geval
het toedienen van een straf. X = straf
Groep 1(taakstraf) krijgt een voormeting, daarna een stimuli (X), en een nameting.
Groep 2 (taakstraf) krijgt een voormeting, geen stimuli, en een nameting.
Hierdoor wordt door middel van een controle groep gekeken of het zonder het stimuli (X) het geval
zou zijn.
Groep 3 (vrijheidsstraf) krijgt een voormeting, een stimuli (X) , en een nameting.
Groep 4 (vrijheidsstraf) krijgt een voormeting, geen stimuli, en een nameting.
Hierdoor wordt door middel van een controle groep gekeken of het zonder het stimuli (X) het geval
zou zijn.
T1 is de experimentele en T2 is de controle groep. Zij kijken of een taakstraf daadwerkelijk voor
vermindering van recidivisten zorgt ( of X werkt). V1 is de experimentele en V2 is de controle groep.
Zij kijken of een vrijheidsstraf voor vermindering van recidivisten zorgt.
b) Welke maatregel(en) zou jij toepassen om de interne validiteit van deze experimentele
opzet te versterken? Onderbouw je keuze.
Dus men moet eerst de groep gelijk aan elkaar maken, en dan kan men ze pas meten en zodoende
dus aan elkaar gelijkstellen. Voorheen was er namelijk sprake van ongelijke onderzoeksgroepen
( andere straffen)
Vraag 5
Kun je het effect van type straf op de kans op recidive onderzoeken met een survey en met een
casestudy? Zo ja, hoe zou dat kunnen en zo nee, waarom niet?
Bij een survey wordt er op één moment gemeten, terwijl recidivisme over een langere periode
plaatsvindt. Gevangenen die eerst niet opnieuw de fout in gaan kunnen dat wel op een later tijdstip.
In het geval van een casestudy wordt er wel over een langere periode gemeten.
Vraag 6
Stel je de volgende situatie voor. Je wordt in de Refter door een Masterstudente gevraagd of je wilt
meewerken aan een onderzoek. Je zegt toe. De startvraag luidt: aan welke faculteit studeer je? Je
geeft, uiteraard, als antwoord “Faculteit der Managementwetenschappen”. De studente antwoordt
dat ze al voldoende studenten Managementwetenschappen heeft, bedankt je voor de medewerking
en gaat naar de volgende tafel. Is hier nu sprake van een aselecte of een niet aselecte steekproef?
Welke gevolgen hebben beide typen steekproeven voor de validiteit van de resultaten?
Een niet-aselecte steekproef, want zij selecteert mensen op basis van een eigenschap. In dit geval
heeft dat te maken met het aantal FM studenten. (validiteit) Dan is het niet representatief, want het
kan zo zijn dat men van alle studenten net een groot % fm studenten heeft, terwijl men iets wil
weten over alle studenten.
KRITISCHE REFLECTIEVRAGEN
Vraag 7
Een onderzoeker trekt vaak een steekproef en benadert vervolgens de respondenten om deel te
nemen aan het onderzoek. De situatie dat respondenten worden benaderd, maar niet (willen)
deelnemen aan een onderzoek, wordt non-response genoemd. Vorig jaar is er een onderzoek
gehouden onder eerstejaarsstudenten Managementwetenschappen om na te gaan welke factoren
een rol spelen bij de tevredenheid over het onderwijsprogramma dat zij volgen. Om allerlei redenen
hebben niet alle eerstejaarsstudenten Managementwetenschappen deelgenomen en daardoor is er
sprake van non-response. Beschrijf welke gevolgen non-response heeft/kan hebben op de
onderzoeksresultaten en of de gevolgen voor de vijf typen onderzoek hetzelfde zijn of juist
verschillen.
TYPE THE DOCUMENT TITLE 3
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Bedrijfskundegroep. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.25. You're not tied to anything after your purchase.