Pedagogische Systemen In De Kindertijd En Adolescentie (201700102)
Summary
Samenvatting begrippenlijst alle begrippen pska
19 views 1 purchase
Course
Pedagogische Systemen In De Kindertijd En Adolescentie (201700102)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Social Development
in dit document vind je alle begrippen die je moet weten voor het tentamen pska. Dit zijn de begrippen van de hoorcolleges, Clarke, Berns en de artikelen
Alle hoofdstukken voor pska + berns + artikelen
November 11, 2021
20
2020/2021
Summary
Subjects
socialisatie
gehechtheid
gender
emotie
ouders
angst
depressie
peers
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
More summaries for
Test Item File- Practice Test - Social Development,Clarke-Stewart,2e
Ace Your Exams with the [Social Development,Clarke-Stewart,2e] 2023-2024 Test Bank
Social Development, Clarke-Stewart - Exam Preparation Test Bank (Downloadable Doc)
All for this textbook (7)
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Pedagogische Wetenschappen
Pedagogische Systemen In De Kindertijd En Adolescentie (201700102)
All documents for this subject (45)
Seller
Follow
lisechantalalma
Reviews received
Content preview
Begrippenlijst tentamen
Week 1: socialisatie
- Socialisatie: een proces over tijd waarbij kinderen kennis, vaardigheden en gedragingen
verkrijgen/aanleren en overtuigingen, waarden en normen eigen maken die eigen zijn aan een
bepaalde cultuur/samenleving, waardoor ze in staat zijn te participeren in de samenleving
- Psychodynamische benadering: werden driften als gedrag gezien, het was een uiting van instinctieve
agressieve of seksuele impulsen. De oorsprong hiervan kwam volgens Freud door de sterke intrinsieke
energie die nog niet gecontroleerd kon worden en hierdoor zou er een conflict met de omgeving
ontstaan. Hiervoor is externe controle van ouders nodig om een zelfbewustzijn te ontwikkelen (=
superego)
- Id: primitieve driften (ongeorganiseerde aangeboren deel van de persoonlijkheid) opzoek naar
genot
- Ego: rationele gedeelte, reguleert impulsen en gedrag (buffer tussen id en de echte wereld)
- Superego: geweten (waardoor je instaat bent te bedenken wat goed en slecht is)
- Ego-controle: je inhibeert impulsen
- Ego-resiliency: de mate van impulscontrole (meer dynamisch, past ego-controle aan, aan de eisen van
de omgeving en is flexibel in sommige situaties mag je je laten gaan en anderen niet
- Effortful control: zelfregulering: aandacht verdelen, aandacht focussen, inhibitie/beheersing,
waarnemend/sensitief bij hoge mate van effortful control, lage mate plezier doordat je bezig bent met
wat van je wordt verwacht
- Behavioristische benadering: Watson, nadruk op conditionering (klassieke en operatente)
- Klassieke conditioneren: versterken van associaties: stimulus respons leren door associaties
- Operante conditionering: aanleren en afleren van gedrag door straffen en bekrachtiging
- Coercion theory/coercion cycle: neerwaartse spiraal door combinatie van een kind met een moeilijk
temperament of sterke wil en inconsequente ouders. Inconsequent ouderschap agressief gedrag
- Sociaal cognitieve leertheorie: leren door observeren/imiteren
- Hechtingstheorie: Het kind heeft de aangeboren neiging om bij de ouder bescherming te zoeken in
geval van stress, gevaar of ziekte/ gebruikt de ouder om de omgeving te exploreren. Ouders ingaan op
de behoefte aan beschermingssteun.
- Theorie: door de mens geconstrueerd beeld van de werkelijkheid, een ‘denksel’. Anders dan de
waarneembare werkelijkheid (empirie), maar poging tot deze begrijpelijk en inzichtelijk te maken.
- Ondersteuning/warmte: beschermende, verzorgende omgeving creëren en voorzien in affectieve
behoeften van het kind
- Controle: overdracht van kennis, waarden en normen, bieden van structuur
- Moderator effect: Een moderator is een variabele die invloed heeft op de sterkte van de relatie tussen
de voorspeller en de criteriumvariabele (x zorgt voor y, maar z kan dit vergroten of verkleinen)
- Mediatie effect: Een mediator variabele verklaart de relatie tussen de onafhankelijke (voorspeller) en
de afhankelijke (criterium) variabele. Het verklaart hoe of waarom er een relatie is tussen twee
variabelen.
- Additief effect: de factoren hebben geen effect op elkaar, lopen parallel aan elkaar maar hebben
beide een effect. Een combi van 2 factoren heeft minder of minder effect dan afzonderlijke factoren.
Ze veroorzaken samen effecten in hetzelfde orgaan op zulke manieren dat ze elkaar versterken
- Diathesis-stress model/dual-riskmodel/kwetsbaarheidsmodel: je hebt een grote groep individuen die
veerkrachtig zijn, die scoren stabiel op uitkomsten. Er zijn individuen die kwetsbaarheid met zich
meedragen, wanneer er negatieve factoren in de omgeving zijn is er een negatieve uitkomst (kinderen
zijn dus alleen sensitief voor negatieve ervaringen)
,- Differential susceptibility model: kinderen zijn niet alleen sensitief zijn voor negatieve ervaringen,
maar ook voor positieve ervaringen. Kinderen variëren in hun kwetsbaarheid voor ervaringen (zowel
positief als negatief)
- Autoritaire opvoedstijl: emotioneel afkerig en hoge mate van controle (kind vaak conflicted en snel
geïrriteerd, ouders vaak minder aangename persoonlijkheidskenmerken/lager opgeleid)
- Permissieve opvoedstijl: emotioneel positief (wel responsief) en laag in controle (kind vaak impulsief
en agressief)
- Autoritatieve opvoedstijl: emotioneel positief (wel responsief) en in de juiste mate controle (kind
vaak energiek en vriendelijk, ouders vaak goed huwelijk)
- Verwaarlozend/niet betrokken: emotioneel negatief (onvoldoende responsief) en laag in controle
(kind vaak impulsief, agressief en delinquent, ouders vaak slechte mentale gezondheid of neurotisch)
- Scientific democracy: Dit is een manier van opvoeden waarbij het begrip democratie wordt gebruikt.
De ouders maken zich emotioneel los van het kind, zijn afstandelijk
- Warm democracy: vorm van opvoeden waarbij het begrip democratie wordt gebruikt. Ouder blijft
emotioneel betrokken bij het kind (warmte werkt beter)
- Neurotic parents: ouders die depressief, obsessief, angstig zijn
- Collective efficacy: gedeelde opvattingen van de mensen in hun collectieve kracht om
doelen/gewenste resultaten te bereiken
- Stage-evironment fit: omgeving sluit aan op de fase waarin het kind zich bevindt
- Samenwerkend leren: kleine groepjes leerlingen die samenwerken
- Open klas: leraren kunnen voor de klas staan en lesgeven of leerlingen in kleine groepjes laten
samenwerken. Het idee is dat leerlingen betrokken moeten zijn bij eigen leerproces en daarin actief
deelnemen.
- Peertutoring: wanneer een wat oudere, meer ervaren student een jonger en/of minder capabele
student begeleid. Kan voor zowel academische- als sociale vooruitgang zorgen
- Pygmalion effect: doordat de leraar vooraf al een hogere verwachting van een aantal leerlingen, zal de
leraar hen ook beter stimuleren de kinderen presteren hierom daadwerkelijk beter
- Self-fulfilling prophecy: de kinderen verwachten dat ze slecht gaan presteren, doen dit daarom ook
- Residentiele segregatie: etnische groepen gaan bij elkaar in de wijk wonen, waardoor de verschillende
groepen weinig contact hebben met elkaar
- Latchkey kinderen: kinderen die de sleutel krijgen van het huis en zichzelf na school moeten vermaken
omdat de ouders werken
- Ecologie: de wetenschap van relaties tussen organismen en hun omgeving
- Mensen ecologie: bevat de biologische, psychologische, sociale en culturele context waarin een
ontwikkelend persoon interacteert en het consequente proces dat zich ontwikkelt over tijd
- Adaptie: de wijziging van een organisme of zijn gedrag om beter te passen in de huidige omgeving. Als
mensen zich ontwikkelen, adapteren zij voortdurend op verandering op een persoonlijk, sociaal en
gemeenschapslevel
- Demografie: statistische kenmerken van de mensheid, zoals leeftijd/inkomen/ras
- Socialisatie: het proces waarin individuen de kennis, vaardigheden en karaktereigenschappen
verwerven die hun in staat stellen te participeren als effectieve leden van de groep en gemeenschap
- Internaliseren: het proces waarbij extern gecontroleerd gedrag verandert in intern/zelf gereguleerd
gedrag (eigen maken)
, - Genotype: de totale compositie van ingebedde instructies gecodeerd in de genen op het moment van
conceptie
- Passief/leidende interactie: kinderen hebben aanleg voor de omgeving die hun ouders hun
aanbieden, kinderen zijn al “prewired” door middel van genotype om te passen in hun omgeving
- Evocatieve/suggestieve interactie: het genotype van het individu lokt of roept specifieke acties op van
de omgeving waarin hij interacteert
- Actieve interactie: het genotype van het individu zal ervoor zorgen dat een persoon gemotiveerd
wordt omgevingen te ontdekken en uit te zoeken welke het meest overeenkomt met zijn genetische
“prewiring”
- Temperament: de aangeboren kenmerken die de gevoeligheid/sensitiviteit van een persoon en het
reactievermogen op patronen van sociale interacties bepalen
- Rijping/maturation: ontwikkelingsveranderingen geassocieerd met het biologische proces van ouder
worden
- Intentionele socialisatie: gedaan met opzet (bv. kinderen moeten speelgoed delen). De ouders
hebben bepaalde waarden die zij constant overbrengen op het kind en deze ondersteunen ze met
goedkeuring voor naleving en negatieve gevolgen voor niet-naleving.
- Niet-intentionele socialisatie: het product van betrokkenheid bij menselijke interactie of observatie
van interactie (bv. kind onderbreekt ouder en ouder zegt: niet onderbreken, we praten)
- Ontwikkelings-geschikt curriculum: bevat het begrijpen van kinderen hun normale groeipatronen en
individuele verschillen en stelt kinderen daarnaast bloot aan actieve, hands-on, leeftijdsgeschikte
betekenisvolle ervaringen
- Theorie: georganiseerde set van statements die observaties uitleggen, verschillende feiten of
gebeurtenissen integreren en toekomstige uitkomsten voorspellen
- Bio-ecologie: de rol die organismen spelen in het vormen van hun omgeving over de tijd, gefocust op
menselijke organismen – hun biologische, sociale en psychologische kenmerken
- Microsysteem: activiteiten en relaties met belangrijke anderen, ervaren door een ontwikkelend
persoon in een eigen kleine setting, zoals familie/school/vriendengroep/gemeenschap
- Mesosysteem: tussensysteem. Bestaat uit linken en relaties tussen twee of meer van een persoon zijn
microsystemen (bv. familie en de school)
- Exosysteem: de settingen waarin kinderen geen actieve deelnemers zijn, maar die hun beïnvloeden in
een van hun microsystemen
- Prosociaal gedrag: gedrag dat voordelen geeft aan andere mensen, zoals altruïsme, delen en
samenwerken
- Competentie: patroon van effectieve aanpassingen aan iemands omgeving. Hierbij hoort gedrag dat
sociaal verantwoordelijk, onafhankelijk, vriendelijk, samenwerkend, dominant en prestatiegericht is
- Leerstijl: een consistent patroon van gedrag en prestatie waarmee een individu onderwijskundige
ervaringen aanpakt. De leerstijl bepaald welke omgeving optimaal is voor de ontwikkelin.
- Perceptie: een biologisch construct dat gaat over de interpretatie van stimuli van de hersenen
- Autoritaire leiderschapsstijl: leraar bepaalt alles
- Democratisch: wisselwerking tussen leerkracht en kinderen, beide hebben inbreng
- Laissez-faire: kinderen mogen doen wat ze willen, permissief
- Directe instructie: duidelijke rol van leerkracht, stuurt de klas richting specifieke doelen (dit stimuleert
prestatie
- Indirecte instructie: meer nadruk op discussie, student ideeën en ontdekkend leren
- Zone of proximal development (ZPD): de ruimte tussen wat een leerling zelfstandig kan doen en wat
hij/zij kan doen met de eelname van een beter ontwikkelde andere
- With-it-ness gedrag: reageert op incidenten voor ze groot worden, reageren niet overdreven en
spreken direct het juiste individu aan
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisechantalalma. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.34. You're not tied to anything after your purchase.