Dit is een samenvatting voor het tentamen van Financial Accounting. Dit vak wordt gegeven in het 3e jaar van de opleiding bedrijfseconomie. Deze samenvatting vat de stof samen uit de gegeven colleges en de theorie uit het boek jaarverslaggeving. Ook worden alle relevante wetten genoemd en deze zijn...
Tentamen Dit moet je kunnen en kan op tentamen komen:
- Verschillende waarderingsmethode kennen en toepassen.
- Effecten bepalen of ze vast of vlottend zijn (tot 1 jaar is vlottend daarna is vaste
activa)
- Geamortiseerde kostprijs berekenen
- Waarde mutaties opnemen en boeken
- Ook kunnen onderbouwen aan de hand van wetsartikelen
- Stelselwijziging moet je wel kennen en kunnen hst 10
- Je hoeft de regels van de RJ en de IASB niet te verwijzen met nummers en
wetsartikel, alleen de artikelen uit de wettenbundel.
- Makkelijke consolidatie maken (zie lesbrief consolidatie)
- Tentamen: Je kunt de vennootschapsbelasting verwerken in de vennootschappelijke
jaarrekening middels het maken van boekingen.
Inleiding en Historische kosten
Toepassing van historische kosten op de vaste activa
Het historische kostenstelsel waardeert duurzame productiemiddelen (activa die meer dan
één productieproces meegaan) tegen de oorspronkelijk betaalde prijs verminderd met
afschrijvingen. Stijgingen van actuele inkoopprijzen worden niet in mindering op de winst
gebracht. Het resultaat wordt nominalistisch (nominale waarde van het eigen vermogen
wordt gehandhaafd) berekend.
Nominalistisch systeem: als de voorraadresultaten in de winst zitten.
Schijnwinsten: voorraadresultaten die uitgesloten worden omdat ze nodig zijn om de
vervanging te financieren, omdat de spullen duurder geworden zijn.
Historische kosten en actuele waarde
Welke?
- Historische kosten is de meest gebruikte
Is dit ook de meest accurate?
- Nee kies hier voor actuele waarde want het vermogen is hier accurater.
- Kan ook dat de regelgeving dit voorschrijft.
Aandelen worden op basis van actuele waarde gewaardeerd.
Toepassing van historische kosten op de voorraden
Fiscaal wordt toepassing van historische kosten voorgeschreven (fifo, lifo en gemiddelde
inkooprijzen zijn daarmee toegestaan) en ook het ijzerenvoorraadstelsel mag worden
toegepast op goederen die 'soortgelijk of althans soortverwant' zijn.
1. Fifo
2. Gemiddelde inkoopprijs
3. Lifo
Het ‘Ijzerenvoorraadstelsel’ is een kunstgreep om ‘schijnwinsten’ buiten het resultaat te
houden.
,Kapstokartikel 362
Artikel 362 lid 1: De jaarrekening geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als
aanvaardbaar worden beschouwd een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan
worden gevormd omtrent het vermogen en het resultaat, alsmede voor zover de aard van de
jaarrekening dat toelaat omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de rechtspersoon.
Fifo-methode
De als eerst ingekocht goederen worden ook weer als eerste verkocht.
à Nominalistische winstbepaling.
- Schijnwinst: Deze voorraadresultaten zijn echter aan de onderneming gebonden om
vervanging van productiemiddelen mogelijk te maken, het gaat om schijnwinsten.
Een andere aanname over het verloop van de voorraad kan voorraadresultaten in de
winst verkleinen.
Gemiddelde inkoopprijs
- De gemiddelde-inkoopprijsmethode neemt de gewogen gemiddelde inkoopprijs van
de voorraad als basis voor waardering en winstbepaling.
- De oprijs wordt na iedere inkoop aangepast
- Omdat de prijzen in de tijd zijn gestegen, komt de kostprijs van de verkopen hoger en
daarmee de winst lager uit.
- Van het gerealiseerde voorraadresultaat is een deel uit de winst geëlimineerd: de
winstberekening is overwegend à nominalistisch.
Lifo-methode
De laatst ingekochte goederen worden het eerst verkocht.
Individueel-lifo
- Per transactie bekijken welke voorraad op het moment van verkoop het meest
recent is ingekocht; deze voorraad wordt dan geacht te zijn verkocht.
- Kan een substantialistische werking hebben, afhankelijk van de timing van de in- en
verkopen, maar alleen voor voorraden en niet voor duurzame productiemiddelen
à Partieel substantialisme.
Collectief-lifo
- Er wordt aangenomen dat de laatst in een periode ingekochte voorraden in die
periode zijn verkocht, ongeacht de volgorde van in- en verkopen.
- Bedoeld als periodewinstbepalingssysteem: de kostprijs wordt dan in totaliteit voor
een bepaalde periode bepaald door deze af te leiden uit het verband tussen
beginvoorraad, inkopen en eindvoorraad.
- Als de eindvoorraad groter is dan de beginvoorraad, ontstaan er lifo-schijven,
bestaande uit de beginvoorraad en oudste inkopen van de desbetreffende periode.
- De substantialistische werking is het sterkst wanneer de eindvoorraad steeds gelijk is
aan de beginvoorraad.
- Collectief-lifo heeft ook alleen betrekking op voorraden en niet op duurzame
productiemiddelen: het is ook partieel substantialistisch.
,Individueel lifoà gaat het per transactie (per verkoop)
Collectieve lifoà hier gaat het per periode. Bepaal de winst over de hele periode.
(Niet over afzonderlijke transacties).
Het ijzeren voorraadstelsel
De ijzeren voorraad is noodzakelijk om de normale bedrijfsactiviteiten uit te kunnen
oefenen. Voor die voorraad worden de voorraadresultaten geëlimineerd door ze voor een
vaste prijs (Historische kostprijs) in de balans op te nemen.
- Dit stelsel is partieel substantialistisch: omdat her ijzeren voorraadstelsel alleen
wordt toegepast op voorraden.
Substantialisme
Opvatting dat er pas sprake is van winst voor zover het eigen vermogen per het einde van de
periode groter is dan het bedrag dat benodigd is om de onderneming weer over de
hoeveelheid activa te kunnen laten beschikken die aan het begin van de periode aanwezig
was.
Partieel substantialisme
Lifo: dit betekent dat de substantialistische werking alleen betrekking heeft op voorraden en
niet op duurzame productiemiddelen.
Surplus
We spreken van surplus, wanneer de werkelijke voorraad groter is dan de ijzeren voorraad.
Manco
We spreken van manco, wanneer de werkelijke voorraad kleiner is dan de ijzeren voorraad.
Dan moet er een afwaardering plaatsvinden. (Manco x actuele inkoopprijs).
- De voorraadwaardering kan negatief worden als de afwaardering van het mancodeel
de ijzeren voorraadwaarde overschrijdt.
- De kostprijs wordt in totaliteit gewaardeerd, de kostprijs verkopen moet daarom
berekend worden uit het verband tussen beginvoorraad, inkopen en eindvoorraad.
Vermogensbepaling
De jaarrekening dient niet alleen een getrouw beeld van het resultaat te geven, maar ook
van het (eigen) vermogen. De waarde van het vermogen is afhankelijk van de waardering
van de activa en de passiva.
In tijden van prijsstijging schuilen er bij toepassing van historische kosten stille reserves in de
materiële activa: ze staan in de balans voor een lager bedrag dan de op dat moment
geldende inkoopprijs.
, Stille reserves
In tijden van prijsstijging kan het bij toepassing van het historische kostenstelsel voorkomen
dat materiële activa voor een lager bedrag op de balans staat dan de op dat moment
geldende inkoopprijs. Er ontstaan dan zogenaamde stille reserves.
Van stille reserves is vaker sprake van als je de historische kostprijs hanteert dan wanneer je
de actuele waarde hanteert. Een stille reserve is het verschil tussen de boekwaarde op de
balans en de werkelijke prijs van het middel. Eigenlijk is je eigenvermogen dus meer waard,
maar doordat je het voor een lager bedrag op de balans noteert dan de werkelijke waarde is
je eigen vermogen lager.
Actuele waarde: als je dit hanteert is je eigenvermogen werkelijk en zijn er weinig stille
reserves. Als je het eigenvermogen laat staan en er niet aankomt. Kun je hiermee de
vervanging financieren van de nieuwe activa. à Substantialistisch à omdat je het in stand
houdt.
Regelgeving Actuele waardestelsel (Titel 9)
• 2: 384.1
• 2: 390.1 en 3
• Via 2: 384.4 naar BAW
Prijsdaling
Minimumwaarderingsregel
- Bij dalende prijzen kan het historische kostenstelsel niet op eenzelfde manier als bij
prijsstijgingen worden toegepast vanwege de minimumwaarderingsregel.
- De balanswaardering op basis van historische kosten moet naar beneden toe worden
bijgesteld als de verwachte opbrengstwaarde lager is.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller financecontrol. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.79. You're not tied to anything after your purchase.